Uitspraak 202200159/1/R4


Volledige tekst

202200159/1/R4.
Datum uitspraak: 31 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant], wonend te Nieuwegein,

en

1.       de raad van de gemeente Nieuwegein,

2.       het college van burgemeester en wethouders van Nieuwegein,

verweerders

Procesverloop

Bij besluit van 14 oktober 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Doorslagzone" vastgesteld.

Bij besluit van 29 november 2021 heeft het college een omgevingsvergunning verleend voor het bouwen van vier woningblokken met commerciële ruimte en stallingsgarage.

Tegen deze besluiten heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[bedrijf] heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 augustus 2022, waar [appellant] en de raad en het college, vertegenwoordigd door ing. N. Geurts en mr. R.T. van Schaik, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [bedrijf], vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. T. Groot, advocaat te Amsterdam, en D. van Beusekom deskundige, en NEOO Ontwikkeling B.V., vertegenwoordigd door ing. A.F. Seckel, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan "Doorslagzone" en de omgevingsvergunning maken woningbouwplannen mogelijk in het gebied voor het Stadhuis en theater De KOM aan het Doorslag-kanaal in Nieuwegein. In totaal komen hier 452 woningen in vier duurzame gebouwen, waaronder koopwoningen en vrije sector-, midden- en sociale huurwoningen voor starters en senioren.

Het beroep van [appellant] is in de kern gericht tegen het bestemmingplan omdat hij wil dat de percelen waarop de woningbouw is voorzien onbebouwd blijven.

Toetsingskader

2.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Bespreking van de beroepsgronden

Behoefte aan de woningen

3.       [appellant] betoogt onder verwijzing naar een tabel waarin de bevolkingsopbouw van de gemeente Nieuwegein is weergegeven dat er binnen de gemeente Nieuwegein geen behoefte bestaat aan de woningen waarin het bestemmingsplan voorziet. Ter zitting heeft hij zijn betoog nader gespecificeerd en toegelicht dat hij niet betwist dat er op dit moment behoefte bestaat aan de woningen, maar dat hij vreest dat de bebouwing in de toekomst, vanwege de bevolkingsopbouw, leeg komt te staan.

3.1.    De raad heeft toegelicht dat uit verschillende documenten blijkt dat er regionaal sprake is van een grote behoefte aan woningen, waaraan met dit plan gedeeltelijke invulling wordt gegeven. Woningbouw in City, de binnenstad van Nieuwegein, draagt niet alleen bij aan de lokale woningvraag, maar levert ook een bijdrage aan de regionale woningbouwbehoefte, aldus de raad. Hij wijst in dat kader op de Contour Integraal Ruimtelijk Perspectief van 31 maart 2020, waarmee de gemeenteraden van 16 Utrechtse gemeenten hebben ingestemd en waarin een behoefte van 104.000 woningen tot 2040 is vastgesteld. Het bestemmingsplan levert een bijdrage aan deze regionale woningbouwopgave.

3.2.    De Afdeling is van oordeel dat er gelet op de aan het plan ten grondslag gelegde documenten en de door raad gegeven toelichting geen grond bestaat voor het oordeel dat er, ook gelet op de toekomst, geen behoefte bestaat aan de woningen waarin het bestemmingsplan voorziet. Ter zitting is in dit verband door [bedrijf] toegelicht dat de woningen waarin het bestemmingsplan voorziet grotendeels zijn verkocht en verhuurd.

Het betoog slaagt niet.

Leefbaarheid

4.       [appellant] betoogt dat het bestemmingsplan niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, omdat er onvoldoende rekening is gehouden met de leefbaarheid van de binnenstad. Door het volbouwen van dit gebied met hoogbouw gaat het weidse uitzicht vanaf het Stadsbalkon verloren, aldus [appellant]. Volgens hem zal hoogbouw het karakter van de binnenstad flink aantasten en de voorziene nieuwbouw zal ten koste gaan van groen. Hij wijst erop dat er bij hevige regen wateroverlast kan ontstaan. De beoogde bouwdichtheid laat volgens [appellant] onvoldoende ruimte voor evenementen, zoals een kermis.

4.1.    De raad heeft toegelicht dat de binnenstad van Nieuwegein zich kenmerkt door een intensieve menging van binnenstedelijke functies, waaronder wonen. Het woon- en leefklimaat wordt in de bestaande situatie al beïnvloed door een hoogstedelijk karakter. Toen [appellant] zijn appartement in 2014 als onderdeel van een nieuwbouwproject kocht, voorzag het destijds geldende bestemmingsplan "Binnenstad 2007" ook al in hoogbouw op het perceel, waarop het plan betrekking heeft. Ten opzichte van het vorige bestemmingsplan zal het totale bouwvolume worden afgeschaald, wat het woon- en leefklimaat ten goede zal komen, aldus de raad. Verder heeft de raad toegelicht dat het plan voorziet in een ruime doorzicht van het Stadsbalkon naar het water van de Doorslag. Daarnaast wordt er in het noordelijke deel van de Doorslagzone een groene plek tussen de woongebouwen gerealiseerd. De openbare ruimte rondom het plan is nadrukkelijk betrokken in de plannen en zodanig ontworpen dat ten aanzien van het beperken van wateroverlast en hittestress, vergroening en vergroting van de biodiversiteit is ingepast, aldus de raad. Het plan voorziet onder andere in een openbaar toegankelijke binnentuin. Het voorliggend plan wordt volgens de raad dan ook stedenbouwkundig acceptabel geacht voor een stedelijk centrum en een duidelijke verbetering ten opzichte van de stedenbouwkundige mogelijkheden uit de geldende regeling. Over de kermis heeft de raad toegelicht dat reeds in 2020 is besloten vanaf 2021 geen kermis meer te houden in Nieuwegein.

4.2.    Gelet op de aan het plan ten grondslag gelegde documenten en de door de raad gegeven toelichting, ziet de Afdeling in het betoog van [appellant] geen grond voor het oordeel dat het bestemmingsplan niet in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, meer in het bijzonder met de leefbaarheid van de binnenstad. De Afdeling acht in dit verband ook van belang dat het hier gaat om binnenstedelijk gebied en dat in de omgeving van het plangebied al hoge gebouwen voorkomen.

Het betoog slaagt niet.

Bezonning

5.       [appellant] betoogt verder dat hij vreest dat de bouw van de woontorens waarin het bestemmingsplan voorziet zou kunnen leiden tot een vermindering van zonlicht in zijn woning in de maand december. Ter zitting heeft hij nader gesteld dat hij niet kan overzien of de realisering van de bouwplannen daadwerkelijk tot vermindering van zonlicht zal leiden. Hij kan dat niet afleiden uit de bezonningsstudie die deel uitmaakt van de plantoelichting.

5.1.    De Afdeling overweegt dat voor de bezonning van woningen geen wettelijke normen bestaan. Dat neemt niet weg dat in het kader van de vaststelling van een bestemmingsplan een afweging dient plaats te vinden van alle bij het gebruik van de gronden betrokken belangen. De "Bezonningsstudie Doorslagzone" is als bijlage 11 bij de plantoelichting gevoegd. In de bezonningsstudie is de lichte TNO-norm toegepast. Aan deze norm wordt voldaan als er gedurende twee uren per etmaal bezonning mogelijk is in de periode van 19 februari tot en met 21 oktober. Daarbij is het geen vereiste dat de bezonning aansluitend plaatsvindt. Uit de bezonningsstudie volgt dat aan de lichte TNO-norm wordt voldaan. Gelet op de binnenstedelijke omgeving waarin het appartement van [appellant] is gelegen, heeft de raad voor de beoordeling van de gevolgen van de bezonning op het appartement van [appellant] kunnen aansluiten bij de lichte TNO-norm. Omdat de lichte TNO-norm geen betrekking heeft op de maand december, heeft de raad mogen afzien van een onderzoek naar de bezonning in die maand. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich gelet op het voorgaande op het standpunt mogen stellen dat een vermindering van zonlicht voor [appellant] niet onevenredig is.

Het betoog slaagt niet.

Fietsbrug en de NVM locatie

6.       [appellant] betoogt verder dat de noodzaak van een fietsbrug ten noorden of ten zuiden van het viaduct van de Zuidstedeweg discutabel is. Verder vreest hij voor een aantasting van zijn uitzicht en een verlies van zonlicht door de bebouwing die is voorzien op de Noordstedeweg op de locatie van het NVM-gebouw.

6.1.    De fietsbrug en de voorziene bebouwing op de NVM-locatie maken, zoals de raad ter zitting heeft bevestigd, geen deel uit van het bestemmingsplan "Doorslagzone". Een inhoudelijke bespreking van wat door [appellant] in dat verband is aangevoerd is daarom in deze procedure niet aan de orde.

Relativiteitsvereiste

7.       [appellant] betoogt dat het bestemmingsplan in strijd met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld, omdat hij vreest dat het woon- en leefklimaat van de toekomstige bewoners van de appartementen waarin het bestemmingsplan voorziet niet goed zal zijn en dat het woon-en leefklimaat van de bewoners van de wijk Zavelwal zal worden aangetast. Hij wijst in dat verband onder andere op het verlies van uitzicht, geluidsoverlast, lichtvervuiling, verlies van zonlicht en het tekort aan parkeerplaatsen waarin het bestemmingsplan voor met name toekomstige huurders voorziet.

7.1.    Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.

7.2.    [appellant] heeft ter zitting bevestigd dat hij voor de belangen van andere omwonenden opkomt als het gaat om het mogelijke tekort aan parkeerplaatsen, omdat hij zelf over een parkeerplaats beschikt.

[appellant] beroept zich ook voor het overige op aspecten van de norm van een goede ruimtelijke ordening, als neergelegd in artikel 3.1 van de Wet ruimtelijke ordening, die in dit geval niet zien op bescherming van zijn eigen belangen, maar op de belangen van andere (toekomstige) bewoners van Nieuwegein. Nu het in artikel 8:69a van de Awb neergelegde relativiteitsvereiste in de weg staat aan vernietiging van de bestreden besluiten om deze reden, zal de Afdeling deze beroepsgronden van [appellant] buiten beschouwing laten.

Herhaling inhoud zienswijze

8.       [appellant] heeft zich in het beroepschrift voor het overige beperkt tot het herhalen van de inhoud van de zienswijze. In de overwegingen van het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze. [appellant] heeft in het beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie

9.       Het beroep is ongegrond.

10.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W.D. Kamphorst-Timmer, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Kamphorst-Timmer
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2022

776