Uitspraak 202203884/2/R4


Volledige tekst

202203884/2/R4.
Datum uitspraak: 25 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:

de Stichting Gebouw 055, gevestigd te Apeldoorn,

verzoekster,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland van 27 juni 2022 in zaak nr. 22/2531 en 22/2363 in het geding tussen:

de stichting

en

het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn.

Procesverloop

Bij besluit van 3 november 2021 heeft het college de stichting een last onder dwangsom opgelegd.

Bij besluit van 14 april 2022 heeft college het door de stichting daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 27 juni 2022 heeft de rechtbank het door de stichting daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 14 april 2022 vernietigd, het besluit van 3 november 2021 herroepen voor zover daarbij de hoogte van de dwangsom is vastgesteld op € 25.000,00 per overtreding met een maximum van € 150.000,00, de hoogte van de dwangsom vastgesteld op een bedrag van € 10.000,00 ineens per geconstateerde overtreding met een maximum van € 100.000,00 en bepaald dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde gedeelte van het besluit van 14 april 2022. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de stichting hoger beroep ingesteld.

Tevens heeft de stichting de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 18 augustus 2022, waar de stichting, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, rechtsbijstandsverlener te Almelo, en P. van der Weerd en het college, vertegenwoordigd door D. van Til en R. Klop, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Op 6 juni 2014 is een omgevingsvergunning aangevraagd voor het bouwen van een kerkelijk centrum De Basis op het perceel Condorweg 1 te Apeldoorn. Op 26 september 2014 is de aangevraagde omgevingsvergunning verleend. Tijdens de bezwaarprocedure gericht tegen deze omgevingsvergunning is geconstateerd dat ten onrechte de reguliere voorbereidingsprocedure is gevolgd. Vervolgens heeft het college op 26 april 2016 met toepassing van de uitgebreide voorbereidingsprocedure een omgevingsvergunning verleend voor onder meer de bouw en het gebruik van een kerkelijk centrum op het perceel. De stichting huurt het pand op het perceel en de hoofdtak van de bedrijfsvoering van de stichting omvat het faciliteren van ruimten voor bijeenkomsten. De stichting is afhankelijk van de inkomsten die zij genereert met deze verhuur.

De stichting heeft, zoals toegelicht ter zitting van de voorzieningenrechter, na discussie tussen het college en de stichting over het met de verleende vergunning toegestane gebruik, een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend om het perceel tevens te mogen gebruiken voor de verhuur van ruimten aan derden voor bijvoorbeeld het geven van cursussen. Het college heeft ter zitting toegelicht dat tegen de weigering om deze omgevingsvergunning te verlenen bij besluit van 23 december 2019 bezwaar is gemaakt, maar dat op dat bezwaar nog niet is besloten.

Bij besluit van 3 november 2021 is een last onder dwangsom opgelegd aan de stichting, omdat toezichthouders van het college, onder andere, hebben geconstateerd dat in strijd met de verleende omgevingsvergunning een cursus werd gegeven voor Keolis op het perceel. In het besluit is uitgelegd dat een einde kan worden gemaakt aan de overtreding door het gebruik anders dan het gebruik voor activiteiten die een relatie hebben met een kerkelijk centrum en anders dan het gebruik voor activiteiten die voorkomen op de ‘lijst van toegelaten bedrijven' behorend bij het bestemmingsplan "Kanaalzone-Zuid - Kayersmolen" te staken en gestaakt te houden. Activiteiten die een relatie hebben met een kerkelijk centrum zijn kerkdiensten, huwelijksinzegeningen en afscheidsdiensten voor uitvaart. Daarbij wordt verwezen naar de door het bestuur van kerkgenootschap De Basis opgestelde lijst van beoogde activiteiten, versie 2, van 13 september 2018 en de reactie op deze lijst aan het bestuur in de e-mail van het college van 17 oktober 2018.

De stichting is het niet eens met de opgelegde last onder dwangsom, omdat volgens haar geen sprake is van een overtreding op het perceel.

Behandeling verzoek om voorlopige voorziening

3.       De stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht de last te schorsen  tot zes weken na uitspraak op het door haar ingediende hoger beroep dan wel een andere passende maatregel te treffen. De stichting voert aan dat de rechtbank niet heeft onderkend dat aan haar een omgevingsvergunning is verleend voor het gebruik van het perceel als multifunctioneel centrum en dat meer dan alleen een kerkelijk centrum is vergund door het college. Zij wijst er in dit kader op dat in de door haar ingediende aanvraag om omgevingsvergunning bij de vraag waarvoor het bouwwerk gaat worden gebruikt staat "multifunctioneel centrum" en dat de aan het besluit van 26 april 2016 ten grondslag gelegde ruimtelijke onderbouwing niet door haar is opgesteld. Voorts wijst zij er op dat het besluit van 26 september 2014 niet is herroepen en dat het college tevens geen besluit op bezwaar heeft genomen op het door haar ingediende bezwaar gericht tegen de geweigerde omgevingsvergunning.

Verder betoogt de stichting dat voor haar onduidelijk is op welke wijze zij aan de opgelegde last onder dwangsom kan voldoen. Daartoe voert zij aan dat het college en de stichting in overleg zijn geweest over een lijst met toegestane activiteiten vanwege de bestaande onduidelijkheid en dat na deze gesprekken geen definitieve overeenkomst is bereikt over de wel en niet toegestane activiteiten. De mail waarnaar het college heeft verwezen is volgens de stichting geen eindpunt van deze discussie.

4.       Partijen houdt verdeeld of de bij besluit van 26 april 2016 verleende omgevingsvergunning voorziet in het gebruik van het perceel als een multifunctioneel centrum of dat met de omgevingsvergunning uitsluitend gebruik passend bij een kerkelijk centrum is mogelijk gemaakt op het perceel. Daarnaast bestaat discussie tussen partijen over de status van de bij besluit van 26 september 2014 verleende omgevingsvergunning. Volgens de stichting is deze vergunning nooit herroepen. Weliswaar neigt de voorzieningenrechter naar het oordeel dat het gebruik van het gebouw op het perceel als multifunctioneel centrum niet is mogelijk gemaakt met het besluit van 26 april 2016, maar de voorzieningenrechter overweegt dat deze voorlopige voorzieningenprocedure zich niet leent voor de beantwoording van de vraag of sprake is van gebruik van het perceel in strijd met de verleende omgevingsvergunning.

De aan het besluit ten grondslag gelegde geconstateerde activiteiten worden weliswaar niet betwist door de stichting, maar zij betoogt wel dat niet duidelijk is welke activiteiten op het perceel wel zouden zijn toegestaan en dat daarmee de last voor haar onduidelijk is. Ook deze vraag leent zich niet voor beantwoording in deze voorlopige voorzieningenprocedure. Voorts is ter zitting gebleken dat het college nog dient te beslissen op het bezwaar gericht tegen de weigering om omgevingsvergunning voor het in de last opgenomen gebruik.

Gelet op hetgeen hiervoor overwogen en de door de stichting genoemde gevolgen voor het voortbestaan van het kerkgenootschap en het gebruik van het perceel als kerk acht de voorzieningenrechter het aangewezen om het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen. Weliswaar wijst het college terecht op de mogelijke gevolgen voor de verkeersbewegingen van de verhuuractiviteiten van de stichting, maar de voorzieningenrechter wijst er in dit kader op dat op het perceel ingevolge het ter plaatse geldende bestemmingsplan de bestemming "Bedrijf" rust, waardoor diverse soorten bedrijven tot en met categorie 2 van de lijst van toegelaten bedrijven op het perceel zijn toegestaan. Met deze bestemming zijn diverse activiteiten op het perceel toegestaan, zoals een taxibedrijf, parkeergarages en televisiestudio’s, met vergelijkbare dan wel grotere ruimtelijke gevolgen voor de omgeving. Mede gelet op deze reeds bestaande mogelijkheden is niet gebleken van zodanig dringende belangen aan de zijde van het college, dat de uitspraak in de bodemprocedure niet kan worden afgewacht.

Slot en conclusie

5.       Gelet op het vorenstaande dient het verzoek te worden toegewezen.

6.       Het college moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        wijst het verzoek toe;

II.       schorst de uitspraak van de rechtbank van 27 juni 2022, nr. 22/2531 en 22/2363 en de besluiten van het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn van 14 april 2022, kenmerk 2021-301686 en 3 november 2021, kenmerk 40577;

III.      veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn tot vergoeding van bij de Stichting Gebouw 055 in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

IV.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Apeldoorn aan de Stichting Gebouw 055 het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 548,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

w.g. Venema
voorzieningenrechter

w.g. Vermeulen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2022

700