Uitspraak 202204074/2/R1


Volledige tekst

202204074/2/R1
Datum uitspraak: 23 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker] en anderen, allen wonend te Rotterdam,

verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van onbekende datum, beschreven in de brief van 8 juni 2022 van het college, heeft het college de locatie met het nummer 1.342A, in de Essenlaan, aangewezen voor het plaatsen van twee ondergrondse containers.

Tegen dit besluit hebben [verzoeker] en anderen beroep ingesteld.

[verzoeker] en anderen hebben de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] en anderen en het college hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 11 augustus 2022, waar [verzoeker] en anderen, bijgestaan door mr. G.J. Scholten, advocaat te Utrecht, en het college, vertegenwoordigd door T.I.J. Hoogenboom en mr. J.C. Avedissian, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Goede procesorde

2.       De gronden over het bestemmingsplan en over de eventueel te verlenen omgevingsvergunning zijn voor het eerst ter zitting naar voren gebracht. Het college heeft hierop niet kunnen reageren. De voorzieningenrechter laat deze gronden daarom wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing.

Inleiding

3.       De Essenlaan bestaat uit twee rijbanen die worden gescheiden door een groenstrook met enkele bomen. In de huidige situatie beschikken de bewoners van de Essenlaan over rolcontainers. Het is de bedoeling dat deze op ophaaldagen worden aangeboden op aangegeven locaties. Sommige bewoners hebben hun rolcontainer bij het transformatorhuisje gesitueerd op de kruising van de ’s-Gravenweg en de Essenlaan neergezet. Het gaat daarbij om bewoners die geen plek hebben op hun eigen perceel in de voortuin om de rolcontainer te plaatsen, of deze rolcontainer niet via een achterom op de locatie kunnen plaatsen waar deze worden geleegd. De situatie bij het genoemde transformatorhuisje is onoverzichtelijk en rommelig. Het college wenst dit tegen te gaan en mede op verzoek van een buurtbewoner, heeft het college besloten om ondergrondse containers te plaatsen. De ondergrondse containers zijn bedoeld voor papier en voor restafval en zullen ter hoogte van de woningen Essenlaan 10 en 12 in de groenstrook worden geplaatst. Het college heeft toegelicht dat vooral de bewoners van de Essenlaan en de ’s-Gravenweg die hun rolcontainers niet in de voortuin kunnen zetten of via een achterom naar de weg kunnen rijden, van de ondergrondse containers gebruik zouden moeten gaan maken.

[verzoeker] en anderen wonen op de [locatie 1], [locatie 2], [locatie 3], [locatie 4] en [locatie 5], in de directe nabijheid van de aangewezen locatie en op een afstand van enkele tietallen meters van het meergenoemde transformatorhuisje. Zij maken evenwel geen gebruik van de mogelijkheid hun rolcontainer bij het transformatorhuisje te plaatsen

Beoordelingskader

4.       Bij de keuze van een locatie voor een ondergrondse container moet het college een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het locatieplan. Daarbij heeft het college beleidsruimte. De Afdeling beoordeelt, aan de hand van de beroepsgronden, of de nadelige gevolgen van de aanwijzing van de locatie niet onevenredig zijn in verhouding tot de met de aanwijzing te dienen doelen. Daarbij beoordeelt zij of het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor de plaatsing van de ondergrondse container. De voorzieningenrechter is bij een uitspraak over een verzoek om schorsing van de plaatsing van een ondergrondse container gebonden aan hetzelfde beoordelingskader bij de voorlopige beoordeling van de rechtmatigheid van de locatiekeuze.

Geschiktheid locatie

5.       [verzoeker] en anderen betogen dat de locatie niet geschikt is. Zij voeren aan dat de ondergrondse containers op deze locatie misstaan in het stadsgezicht en dat de ondergrondse containers zullen zorgen voor ongedierte en bijplaatsingen van afval. Ook zal een boom gekapt moeten worden om ruimte te maken voor de ondergrondse containers.

6.       Het college stelt dat hij de ondergrondse containers nabij het transformatorhuisje aan het begin van de straat had willen plaatsen. Die locatie is het meest geschikt om de bewoners van zowel de Essenlaan als de ’s-Gravenweg te bedienen en aangezien door plaatsing naast dit huisje het straatbeeld het minst wordt aangetast. Omdat daar echter onvoldoende ruimte is vanwege bomen en ondergrondse infrastructuur heeft het college besloten de nu gekozen locatie, die iets verder de Essenlaan in ligt, aan te wijzen. Hier staan geen bomen in de weg aan plaatsing en is geen sprake van belemmerende ondergrondse infrastructuur.

Over het misstaan in het stadsgezicht stelt het college dat het grootste deel van de container zich ondergronds bevindt en dat de inwerpzuilen geen onevenredig grote aantasting van de omgeving opleveren. Over het aantrekken van ongedierte stelt het college dat bij regelmatige reiniging van de ondergrondse containers geen overlast van ongedierte zal ontstaan. In geval van bijplaatsingen kunnen bewoners de gemeente verzoeken het desbetreffende afval te verwijderen.

7.       De voorzieningenrechter overweegt dat het college aan de hand van een kaart inzichtelijk heeft gemaakt dat bij het transformatorhuisje de ondergrondse infrastructuur zodanig ligt, dat er vrijwel geen werkruimte rondom de ondergrondse containers overblijft. Verder is inzichtelijk gemaakt dat op de nu gekozen locatie geen ondergrondse infrastructuur ligt. Verder heeft het college ter zitting, onder meer ondersteund door fotomateriaal, gesteld dat een proefsleuf is gegraven en dat hieruit bleek dat de locatie ruim genoeg is en ondergrondse infrastructuur noch boomwortels aan het plaatsen van de ondergrondse containers in de weg staat. [verzoeker] en anderen hebben dit niet overtuigend bestreden. De voorzieningenrechter ziet gelet hierop en ook in het overige aangevoerde voorshands geen aanknopingspunten voor het oordeel dat het college de locatie niet geschikt heeft mogen achten. Het betoog slaagt niet.

Alternatieve locatie

8.       In overweging 7 heeft de voorzieningenrechter geoordeeld dat het college de locatie geschikt heeft mogen achten voor het plaatsen van de ondergrondse containers. De voorzieningenrechter zal beoordelen of het college toch had moeten afzien van aanwijzing van de aangewezen locatie vanwege de voorgestelde alternatieve locatie. Een alternatieve locatie moet zodanig geschikter zijn dan de aangewezen locatie dat geoordeeld moet worden dat het college niet heeft mogen vasthouden aan zijn keuze voor de aangewezen locatie, maar had moeten kiezen voor de alternatieve locatie.

9.       [verzoeker] en anderen betogen dat de locatie naast het transformatorhuis een geschiktere locatie is. Zij hebben daartoe een rapport van Terra Incognita overgelegd, waarin is vermeld dat de ondergrondse containers tussen een rioolbuis en een ondergrondse elektriciteitskabel kunnen worden geplaatst en dat in dat geval nog voldoende ruimte, ongeveer een meter aan weerskanten van de ondergrondse containers, overblijft. Het college heeft ter zitting verklaard dat deze locatie de voorkeurslocatie was, maar dat de ondergrondse infrastructuur daaraan in de weg staat. Bovendien zijn de aanwezige ondergrondse leidingen en buizen breder en de ondergrondse containers groter dan waarvan in het rapport is uitgegaan. Uitgaande van de ruimte die de bovengenoemde voorzieningen daadwerkelijk innemen, is er slechts 7 cm tussenruimte aanwezig. Het college heeft verder gesteld dat de leidingbeheerder heeft aangegeven dat deze afstand te risicovol is om de ondergrondse containers te realiseren en te krap is om eventueel onderhoud of herstel aan de ondergrondse infrastructuur te kunnen uitvoeren. Verder heeft het college gesteld dat ook los van de ondergrondse infrastructuur ook door de bomen bij het transformatorhuisje er onvoldoende ruimte is om de ondergrondse containers te plaatsen. [verzoeker] en anderen hebben dit niet gemotiveerd weersproken. Onder deze omstandigheden is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de alternatieve locatie niet zodanig geschikt is, laat staan dat deze geschikter is dan de aangewezen locatie. Het betoog slaagt niet.

Conclusie

10.     Het voorgaande leidt de voorzieningenrechter tot de slotsom dat geen aanleiding bestaat om in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure het besluit te schorsen. Hij zal daarom het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening afwijzen.

11.     Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, griffier.

w.g. Ten Veen
voorzieningenrechter

w.g. Van Helvoort

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 augustus 2022

361