Uitspraak 202107347/1/R3


Volledige tekst

202107347/1/R3.
Datum uitspraak: 24 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Onna, gemeente Steenwijkerland,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Steenwijkerland,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Onna, Onnase Doodweg 2 - trafostation Steenwijk - Onna" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] en anderen hebben een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 14 juli 2022, waar [appellant] en anderen, vertegenwoordigd door [appellant] en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. J.D. Slager en Y. van Woersem, zijn verschenen. Verder is ter zitting Enexis Netbeheerder B.V., vertegenwoordigd door ing. G.A Karman, bijgestaan door mr. M.R. Kruisselbrink, advocaat te Zwolle, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan voorziet in de mogelijkheid om het bestaande 110 kV-transformatorstation Steenwijk Onna (SW1) uit te breiden. Dit transformatorstation is in beheer bij Enexis Netbeheerder B.V. (hierna: Enexis). Het transformatorstation moet worden uitgebreid om de huidige en toekomstige energievoorziening te kunnen garanderen en het toenemend aantal duurzame energieprojecten nu en in de toekomst aan te kunnen sluiten op het energienet. De uitbreiding is voorzien buiten de grenzen van het bestaande station, direct ten zuiden daarvan, omdat er op het bestaande station niet genoeg ruimte beschikbaar is. Daarnaast is op het thans aanwezige gedeelte van het terrein voorzien in de vervanging van de twee bestaande transformatoren door twee nieuwe transformatoren van elk 77/90 MVA.

2.       [appellant] en anderen wonen in de omgeving van het transformatorstation en kunnen zich niet verenigen met de uitbreiding daarvan. Zij betogen dat de in het plangebied voorziene tweede in- en uitrit leidt tot een verkeersonveilige situatie. Daarnaast is een volwaardige landschappelijke inpassing niet geborgd. Ten slotte vrezen [appellant] en anderen voor toekomstige uitbreidingen van het transformatorstation. De milieugevolgen daarvan hadden volgens [appellant] en anderen in het kader van dit plan al moeten worden onderzocht.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Wezenlijk ander plan?

4.       [appellant] en anderen betogen dat het vastgestelde bestemmingsplan op essentiële onderdelen afwijkt van het ter inzage gelegde ontwerpbestemmingsplan, waarover zij hun zienswijze naar voren hebben gebracht. In dit verband wijzen zij erop dat de in het plangebied voorziene tweede in- en uitrit niet is ingetekend op de tekening die is opgenomen in de toelichting van het ontwerpplan, maar dat die wel is opgenomen op de tekening in de plantoelichting die behoort bij het definitief vastgestelde plan. [appellant] en anderen stellen dat zij niet op deze wijziging hebben kunnen reageren, anders dan door het instellen van beroep. Volgens hen had daarom opnieuw afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) moeten worden toepast.

4.1.    De Afdeling stelt voorop dat bij de vaststelling van een bestemmingsplan wijzigingen aangebracht kunnen worden ten opzichte van het ontwerp. Alleen als de afwijkingen naar aard en omvang zo groot zijn dat een wezenlijk ander plan is vastgesteld, moet de wettelijke procedure opnieuw worden doorlopen. Naar het oordeel van de Afdeling is dat bij het voorliggende bestemmingsplan echter niet het geval. Weliswaar heeft de raad het plan vastgesteld met enkele wijzigingen, maar ingevolge de planregels behorende bij de bestemming "Bedrijf - Elektriciteitsvoorziening" bestond de mogelijkheid om ter hoogte van het Bedelaarspad een nieuwe ontsluitingsweg te realiseren ook al op grond van het ontwerpbestemmingsplan. Om die reden bestaat er dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan ten onrechte heeft vastgesteld zonder dat daarbij de wettelijke procedure uit afdeling 3.4 van de Awb opnieuw is doorlopen.

Het betoog faalt.

Tweede in- en uitrit

5.       [appellant] en anderen betogen dat een tweede in- en uitrit op het Bedelaarspad leidt tot een verkeersonveilige situatie ter plaatse. Het zicht op deze in- en uitrit is slecht als gevolg van de aanwezige beplanting en op het Bedelaarspad geldt daarnaast een 60 km/h-regime. Volgens [appellant] en anderen is er daarom ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de verkeersveiligheid ter plaatse. Volgens [appellant] en anderen is bovendien de noodzaak van een tweede in- en uitrit niet aangetoond. Dat deze nodig is omdat medewerkers van Enexis niet onder de hoogspanningskabels mogen doorrijden wordt niet gevolgd omdat dat in de huidige situatie ook al veelvuldig gebeurd. [appellant] en anderen vrezen dat de keuze voor een tweede in- en uitrit vooral is ingegeven door het voornemen om het transformatorstation in de toekomst verder uit te breiden.

5.1.    De raad stelt dat het Bedelaarspad een weg met beperkte verkeersintensiteit is. Onna heeft maar 310 inwoners, waardoor het aantal verkeersbewegingen van en naar Steenwijk gering is. Verder zijn er naast de route via het Bedelaarspad nog twee andere routes tussen Onna en Steenwijk, waarbij geldt dat de Burgemeester G.W. Stroïnklaan doorgaans de gebruikelijke route is van en naar Steenwijk. Gelet hierop bestaat volgens de raad niet de verwachting dat als gevolg van de aanleg van de tweede in- en uitrit moet worden gevreesd voor een verkeersonveilige situatie ter hoogte van het Bedelaarspad.

5.2.    Ingevolge het voorliggende bestemmingsplan is onder meer de bestemming "Bedrijf - Elektriciteitsvoorzieningen" aan de gronden in het plangebied toegekend. Deze gronden zijn ingevolge artikel 3.1, aanhef, en onder d en e, van de planregels mede bestemd voor ontsluitings- en parkeervoorzieningen en onderhoudswegen.

5.3.    In paragraaf 4.2 van de plantoelichting is ingegaan op de noodzaak van de nieuwe in- en uitrit bij het transformatorstation aan de Onnase Doodweg 2 te Onna. Voor de realisatie van het in het uitbreidingsgebied beoogde modulaire gebouw is groot transport nodig. In eerste instantie bestond het voornemen om dit transport via de bestaande inrit van het transformatorstation te laten verlopen, maar uit nadere berekeningen is gebleken dat deze inrit te krap is. Om die reden is het nodig om dit transport via een nieuwe inrit ter hoogte van het uitbreidingsgebied van het transformatorstation te laten verlopen. Verder volgt uit de toelichting dat de nieuwe in- en uitrit nodig is in het geval zich technische problemen voordoen bij het transformatorstation. Vanuit veiligheidsoogpunt is van belang dat monteurs snel op de locatie kunnen komen, en dit gaat het snelst via een nieuwe in- en uitrit.

5.4.    Uit het vorenstaande volgt dat de tweede in- en uitrit nodig is voor het aanvoeren van bouwmaterialen in de bouwfase en dat deze daarnaast wordt gebruikt als onderhoudsweg, zodat monteurs gemakkelijk op het terrein kunnen komen in geval van technische problemen bij het nieuwe gedeelte van het transformatorstation. Gelet hierop acht de Afdeling aannemelijk dat de noodzaak aan een tweede in- en uitrit ontbreekt.

Wat de verkeersveiligheid betreft, hebben de raad en Enexis het standpunt ingenomen dat de tweede in- en uitrit niet leidt tot een verkeersonveilige situatie omdat deze afgezien van de bouwfase alleen zal worden gebruikt in geval van calamiteiten of storingen. Enexis heeft ter zitting toegelicht dat het gebruik van de tweede toegangsweg zich in de praktijk maar ongeveer één keer per week voordoet, en dat dit veelal vroeg op de ochtend zal zijn, wanneer er nog betrekkelijk weinig verkeer op de weg is. Daarnaast heeft de raad toegelicht dat de verkeersintensiteit op het Bedelaarspad maar zeer beperkt is, mede gezien het feit dat er nog twee andere routes tussen Steenwijk en Onna zijn, en de route via de Burgemeester G.W. Stroïnkweg de meest gebruikte route is om de kern van Steenwijk te bereiken. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling dan ook niet in dat de aanleg van de tweede in- en uitrit tot zodanig verkeersonveilige situaties zal leiden dat de raad het bestemmingsplan niet heeft mogen vaststellen.

Het betoog faalt.

Landschappelijke inpassing

6.       [appellant] en anderen betogen dat de volwaardige landschappelijke inpassing van het transformatorstation onvoldoende is geborgd. In gevallen van nood en tijdens de bouw van het nieuwe transformatorstation moet de beplanting namelijk worden verwijderd. Onduidelijk is wanneer en binnen welke termijn de beplanting weer moet zijn hersteld.

6.1.    In paragraaf 4.3 van de plantoelichting staat over de landschappelijke inpassing dat het gehele terrein na de afronding van de werkzaamheden opnieuw wordt voorzien van beplanting. De beplanting wordt rondom het terrein buiten de hekken geplaatst. Ter bescherming van ondergrondse kabels op het terrein is het niet toegestaan om beplanting binnen de hekken te hebben. Dit kan namelijk schade veroorzaken aan de op het terrein aanwezige bouwwerken en bekabeling. Bij het opstellen van het beplantingsplan is daarom rekening gehouden met de ligging van bovengrondse en ondergrondse kabels. Om en nabij ondergrondse kabels mogen de wortels van planten namelijk maar een beperkte diepte hebben.

In het landschappelijk inpassingsplan, dat als bijlage 6 bij de plantoelichting is gevoegd, staat beschreven hoe het transformatorstation landschappelijk wordt ingepast. Daarin staat beschreven dat de beplanting bestaat uit inheemse soorten die passen bij de omgeving. Daarnaast wordt de bestaande singel aan de westkant versterkt en aangeplant met diverse inheemse soorten. Aan de zuidkant is 5 m gereserveerd voor de landschappelijke inpassing. Hier zal een nieuwe singel worden aangeplant. Aan de oostkant worden tussen het modulaire gebouw en het Bedelaarspad nieuwe heesters aangeplant om het zicht op het gebouw te verzachten.

6.2.    De Afdeling overweegt dat op pagina 5 en 6 van het landschappelijke inpassingsplan is uitgewerkt hoe de landschappelijke inpassing van het transformatorstation moet worden uitgevoerd zodra de werkzaamheden op het terrein zijn afgerond. Daaruit volgt onder meer dat ten zuiden van het uitbreidingsgedeelte van het terrein een singel moet worden aangeplant zodat de op het terrein aanwezige bebouwing aan het zicht zal worden onttrokken. Echter, vastgesteld moet worden dat het landschappelijke inpassingsplan niet is gekoppeld aan de regels van het bestemmingsplan, zodat juridisch planologisch niet is verzekerd dat het transformatorstation daadwerkelijk landschappelijk zal worden ingepast. Ter zitting konden de raad en Enexis desgevraagd ook geen andere stukken overleggen waaruit blijkt dat anderszins is verzekerd dat de landschappelijke inpassing daadwerkelijk zal worden uitgevoerd overeenkomstig het landschappelijk inpassingsplan. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling dan ook aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet met de vereiste zorgvuldigheid heeft vastgesteld.

Het betoog slaagt.

Alternatieven

7.       [appellant] en anderen voeren aan dat de raad een door hen voorgesteld alternatief heeft afgewezen zonder hiervoor een deugdelijke motivering te geven. Dit alternatief behelst dat de gebouwde elektriciteitsvoorziening (het modulaire gebouw) 90 graden wordt gedraaid, en met de korte zijde naar de wegkant wordt geplaatst. Op deze manier legt het gebouw minder beslag op de ruimte en sluit het beter aan bij de bestaande landschapsstructuren. Volgens [appellant] en anderen had in het bestemmingsplan moeten worden geregeld dat het modulaire gebouw op deze wijze moet worden gerealiseerd.

7.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

7.2.    Artikel 3.1 van de planregels luidt:

"De voor 'Bedrijf - Elektriciteitsvoorziening' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. (gebouwde) elektriciteitsvoorzieningen ten behoeve van de energievoorziening;

b. een schakeltuin;

c. kunstwerken, alsmede voorzieningen ten behoeve van de bediening van kunstwerken;

d. ontsluitings- en parkeervoorzieningen;

e. onderhoudswegen;

f. gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde;

g. groenvoorzieningen"

Artikel 3.2.1 luidt:

"Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende bepalingen:

a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden;

b. het maximale bebouwingspercentage voor gebouwen bedraagt het op de verbeelding ter plaatse van de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage' aangegeven bebouwingspercentage;

c. de maximale bouwhoogte van gebouwen bedraagt 5 meter."

Artikel 3.2.2 luidt:

"Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde gelden de volgende bepalingen:

a. bouwwerken, geen gebouw zijnde, die noodzakelijk zijn voor de aanleg en instandhouding van het in artikel 3.1 bedoelde transformatorstation mogen uitsluitend binnen het bouwvlak gebouwd worden, met uitzondering van:

1. overige bouwwerken, geen gebouw zijnde, zoals erfscheidingen, mogen buiten het bouwvlak gebouwd worden.

b. voor bouwwerken, geen gebouw zijnde, geldt geen maximum bebouwingspercentage;

c. de maximale bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt 15 meter, met dien verstande dat de maximale bouwhoogte voor bliksemafleiders 20 meter bedraagt, met uitzondering van:

1. erfafscheidingen waarvoor de maximale bouwhoogte 3 meter bedraagt."

7.3.    Uit paragraaf 4.2 van de plantoelichting volgt dat ter plaatse van het uitbreidingsperceel ten zuiden van het bestaande transformatorstation een modulair gebouw is voorzien. In het modulaire gebouw wordt een middenspanningsinstallatie geplaatst, waaraan rechtstreeks nieuwe grootverbruikers van energie kunnen worden aangesloten. De installatie is geschikt om zowel opwekkers als afnemers van elektriciteit op aan te sluiten. Het gebouw krijgt een omvang van ongeveer 24 m bij 7 m, met een bouwhoogte van ten hoogste 4,4 m. De benodigde bekabeling voor de installatie wordt ondergronds aangelegd. Verder is in de plantoelichting ingegaan op de situering van het modulaire gebouw. Er worden door de beheerder eisen gesteld aan de gebouwen, bouwwerken en technische installaties. Zo gelden er specifieke afmetingen tussen, boven en naast elektrische infrastructuur. Dit alles met het oogmerk om de veiligheid ter plaatse en de leveringszekerheid van elektriciteit te waarborgen. In het beleid van de beheerder is vastgelegd dat kabels van een modulair gebouw het terrein zo snel mogelijk moeten verlaten. Volgens de plantoelichting is het daarom alleen mogelijk om het gebouw verticaal neer te zetten. Op die manier kan de bekabeling, komend vanaf het noordelijke gedeelte van het transformatorstation, naar het modulaire gebouw worden geleid, en kan deze bekabeling het terrein vervolgens in horizontale (oostelijke) richting verlaten en hoeven de kabels geen bochten te maken of elkaar te kruisen. Door het gebouw met de lange zijde naar de openbare weg te positioneren blijft er daarnaast voldoende ruimte over om zowel een tracé in noordelijke als zuidelijke richting aan te leggen. Indien het gebouw met de korte zijde naar de weg wordt gepositioneerd belemmert dit door de positie van het gebouw een uitbreiding in noordelijke richting. Daarnaast is gebleken dat door het modulaire gebouw met de lange zijde naar de weg te plaatsen, dit gebouw de minste ruimte op het station in neemt in verband met eventuele toekomstige uitbreidingen.

7.4.    De Afdeling stelt vast dat in de planregels van het bestemmingsplan geen regels zijn opgenomen over de precieze situering van het modulaire gebouw. Wel is een bouwvlak opgenomen en is geregeld dat dit gebouw, of andere gebouwen of bouwwerken, binnen het bouwvlak dienen te worden gerealiseerd. Daarnaast geldt dat het bouwvlak voor ten hoogste 10% mag worden bebouwd met gebouwen, en geldt een maximaal toegestane bouwhoogte voor gebouwen van 5 m. Niet in geschil is dat het modulaire gebouw is toegestaan op grond van het bestemmingsplan. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad het voorstel van [appellant] en anderen voor een alternatief redelijkerwijs kunnen afwijzen vanwege de nadelen die daaraan kleven. Zo is toegelicht dat het vanwege de technische eisen die door Enexis worden gesteld aan bebouwing en het aanleggen van kabels op het transformatorstation, de voorkeur heeft om het gebouw verticaal neer te zetten, zodat de kabels komend vanuit het noorden het station het snelst kunnen verlaten zonder dat de kabels bij het verlaten van het station bochten moeten maken of elkaar moeten kruisen. Daarnaast wordt door het gebouw verticaal neer te zetten ruimte vrijgehouden voor eventuele toekomstige uitbreidingen van het transformatorstation. Vanwege deze omstandigheden heeft de raad mogen afzien van het opnemen van planregels met nadere eisen over de situering van gebouwen en andere bouwwerken.

Het betoog faalt.

Toekomstige uitbreidingen

8.       [appellant] en anderen vrezen voor de gevolgen van toekomstige uitbreidingen van het transformatorstation. Volgens hen heeft de raad bij de vaststelling van het plan ten onrechte geen rekening gehouden met deze uitbreidingen, terwijl al wel duidelijk was dat deze zullen plaatsvinden. Zo volgt uit de brief van Enexis van 27 september 2021 dat zij voornemens is om in de nabije toekomst een derde transformator te realiseren. Ook volgt uit een emailbericht van TenneT van 16 november 2021 dat ook dat niet de eindsituatie is; de door haar beoogde lijnverzwaring is berekend om in de toekomst vier 90 MVA transformatoren te kunnen realiseren. In een dergelijk geval is het echter wel nodig om een volwaardig hoogspanningsstation te bouwen. Volgens [appellant] en anderen waren de raad en initiatiefnemer ten tijde van de vaststelling van het plan al op de hoogte van deze ontwikkelingen. Door nu slechts te voorzien in een gedeelte van de ontwikkelingen wordt  een salamitactiek toegepast, waarbij ten onrechte niet alle relevante milieugevolgen van toekomstige ontwikkelingen in ogenschouw zijn genomen. [appellant] en anderen stellen in dit verband te vrezen voor geluidhinder en de schadelijke gevolgen van elektromagnetische straling.

8.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de door [appellant] en anderen genoemde uitbreidingsplannen geen onderdeel hebben uitgemaakt van deze bestemmingsplanprocedure en ook niet hoefden uit te maken. Voor de lijnverzwaring van de hoogspanningsleiding tussen Meppel en Onna moet een aparte procedure worden gevolgd waarvoor nog geen aanvraag is gedaan. Indien een wijziging van het geldende bestemmingsplan nodig is om deze lijnverzwaring mogelijk is, zal de realisatie daarvan veel later dan in het tweede kwartaal van 2023 plaatsvinden, zo heeft TenneT laten weten. Overigens merkt de raad op dat ook al zou een lijnverzwaring worden uitgevoerd, dit Enexis niet verplicht om een derde of vierde generator te realiseren op het transformatorstation. Enexis heeft aangegeven dat zij op korte termijn niet voornemens is om het aantal transformatoren uit te breiden. Om die reden heeft de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan nog geen rekening gehouden met deze toekomstige uitbreidingsplannen.

8.2.    De Afdeling stelt vast dat de regels van het bestemmingsplan, gelezen in samenhang met de verbeelding ruimte laten voor verschillende invullingen van het plan. Het bouwvlak, dat is toegekend aan een groot deel van de gronden met de bestemming "Bedrijf - Elektriciteitsvoorziening", mag voor ten hoogste 10% worden bebouwd met gebouwen. Een dergelijke beperking geldt niet voor bouwwerken, geen gebouwen zijnde, die binnen het gehele bouwvlak gebouwd mogen worden. Dit betekent dat het mogelijk is dat binnen het plangebied in plaats van twee bijvoorbeeld drie of vier transformatoren worden gerealiseerd.

8.3.    Uit de plantoelichting, paragraaf 4.2, volgt dat de uitbreiding van het transformatorstation op het bestaande gedeelte bestaat uit het vervangen van de twee nu aanwezige 40 MVA-transformatoren door twee nieuwe transformatoren van elk 77/90 MVA. Met deze situatie is ook gerekend in de aan het plan ten grondslag gelegde onderzoeken. Zo volgt uit de rapporten van Peutz van 4 november 2020 (het akoestisch onderzoek) en 27 november 2020 (het onderzoek naar de magneetveldcontouren) dat is gerekend met een representatieve bedrijfssituatie, waarbij ervan is uitgegaan dat in de toekomstige situatie de beide 77/90 MVA- transformatoren tegelijkertijd gedurende het gehele etmaal in werking zullen zijn (worst-case). Ter zitting is door Enexis toegelicht dat dit echter niet de gebruikelijke situatie is op het transformatorstation, omdat in de praktijk maar één van de twee transformatoren operationeel is.  Uit het akoestische onderzoek volgt dat zelfs bij het volledig operationeel zijn van de transformatoren ruimschoots kan worden voldaan aan de grenswaarden voor geluid van het Activiteitenbesluit milieubeheer. Zo volgt uit paragraaf 4.3 van het akoestisch onderzoek dat het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau gedurende de dag ten hoogste 30 dB(A) bedraagt bij de maatgevende woning, en dat dit niveau gedurende de nacht ten hoogste 27 dB(A) bedraagt, terwijl ingevolge artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit milieubeheer (hierna: het Activiteitenbesluit) grenswaarden van toepassing zijn van 50 dB(A) voor de dag en 40 dB(A) voor de nacht. Ten opzichte van de bestaande situatie (bestaande uit twee 40 MVA-transformatoren) gaat het daarbij  om een toename van de geluidbelasting met ongeveer 1 dB(A). Daarnaast volgt uit het onderzoek naar de magneetveldcontouren dat de contour van 0,4 microtesla, die in dat onderzoek is aangehouden, als gevolg van de uitbreiding van het transformatorstation slechts enkele meters opschuift, zodat deze enkele meters buiten de begrenzing van het transformatorstation komt te liggen, terwijl de dichtstbijzijnde woning op een afstand van ongeveer 183 m buiten de bestaande contour van 0,4 microtesla ligt. Ook volgt uit dat onderzoek dat is gerekend met de situatie dat de twee 77/90 MVA-transformatoren op volle capaciteit zullen draaien, terwijl dit in de praktijk niet voorkomt. Dit betekent dat de magneetveldcontour in de representatieve bedrijfssituatie het grootste deel van het jaar binnen de begrenzing van het transformatorstation blijft, zo staat in het onderzoek van Peutz van 27 november 2020.

8.4.    De Afdeling stelt vast dat in de aan het bestemmingsplan ten grondslag gelegde onderzoeken geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat een derde of vierde transformator wordt gerealiseerd op het terrein van het transformatorstation. Evenwel ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op basis van de beschikbare, aan het plan ten grondslag gelegde, onderzoeksresultaten had moeten concluderen dat het plan kan leiden tot onaanvaardbare ruimtelijke gevolgen voor [appellant] en anderen. Hierbij betrekt de Afdeling dat uit het hiervoor aangehaalde onderzoek naar de geluidbelasting blijkt dat ruimschoots kan worden voldaan aan de geldende geluidgrenswaarden. Daarbij acht de Afdeling het tevens van belang dat eventuele toekomstige uitbreidingen ook zullen moeten voldoen aan de geluidgrenswaarden die zijn gesteld in artikel 2.17 van het Activiteitenbesluit. Verder volgt uit het onderzoek naar de magneetveldcontouren dat deze als gevolg van de uitbreiding van het transformatorstation slechts enkele meters opschuift in de richting van de woningen van [appellant] en anderen, terwijl de dichtstbijzijnde woning op een afstand van ongeveer 183 m van de grens van de bestaande contour van 0,4 microtesla ligt. In aanmerking genomen dat de woningen van [appellant] en anderen op ruime afstand van het transformatorstation liggen, acht de Afdeling dan ook niet aannemelijk dat een eventuele toekomstige uitbreiding van het aantal transformatoren op het transformatorstation tot gevolg zal  hebben dat niet langer sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van die woningen. Daarom ziet de Afdeling geen reden om gevolgen te verbinden aan het feit dat de raad onderzoek naar de gevolgen van de mogelijke toekomstige uitbreiding van het aantal transformatoren op het transformatorstation achterwege heeft gelaten.

Het betoog faalt.

Conclusie

9.          Gelet op hetgeen hiervoor onder 6.2 is overwogen, is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 28 september 2021 gegrond, omdat niet is geborgd dat de gronden waaraan de bestemming "Bedrijf - Elektriciteitsvoorziening" is toegekend, niet in gebruik mogen worden genomen indien niet binnen twee jaar na inwerkingtreding van het plan de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 6 van de plantoelichting opgenomen landschappelijke inpassingsplan zal worden aangelegd en in stand gehouden. Het besluit dient in zoverre te worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb.

Zelf voorzien

10.     Ter zitting heeft de raad aangegeven dat hij ermee kan instemmen dat de Afdeling zelf in de zaak voorziet door aan de regels van het bestemmingsplan een bepaling toe te voegen die ertoe strekt dat, indien de Afdeling wat betreft het ontbreken van een dergelijke bepaling een gebrek zou constateren, het gebruik als bedoeld in artikel 3.1 van de planregels uitsluitend toestaat indien en voor zover de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 6 van de plantoelichting opgenomen landschappelijke inpassingsplan binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het plan zal worden aangelegd en in stand zal worden gehouden. Ook [appellant] en anderen en Enexis hebben te kennen gegeven zich te kunnen verenigen met het toevoegen van een dergelijke bepaling aan de regels van het bestemmingsplan. De Afdeling acht het niet aannemelijk dat andere belanghebbenden hierdoor in hun belangen zouden kunnen worden geschaad. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Awb op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit, voor zover dit is vernietigd.

11.     De Afdeling zal bepalen dat een artikel 3.2.3 aan de planregels zal worden toegevoegd. Dit artikel zal als volgt komen te luiden:

"Het gebruik als bedoeld in artikel 3.1 is uitsluitend toegestaan indien en voor zover de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 6 van de plantoelichting opgenomen landschappelijke inpassingsplan binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het plan zal worden aangelegd en in stand wordt gehouden."

12.     Uit het oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Bro, draagt de Afdeling de raad op het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

13.     De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant] en anderen gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Steenwijkerland van 28 september 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Onna, Onnase Doodweg 2 - trafostation Steenwijk - Onna", voor zover daarin niet is geborgd dat de gronden waaraan de bestemming "Bedrijf - Elektriciteitsvoorziening" is toegekend niet in gebruik mogen worden genomen indien niet binnen twee jaar na inwerkingtreding van het plan de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 6 van de plantoelichting opgenomen landschappelijke inpassingsplan zal worden aangelegd en in stand gehouden;

III.      bepaalt dat er een artikel 3.2.3 wordt toegevoegd aan de planregels;

IV.      bepaalt dat artikel 3.2.3 van de planregels als volgt komt te luiden: "Het gebruik als bedoeld in artikel 3.1 is uitsluitend toegestaan indien en voor zover de landschappelijke inpassing conform het in bijlage 6 van de plantoelichting opgenomen landschappelijke inpassingsplan binnen twee jaar na de inwerkingtreding van het plan zal worden aangelegd en in stand wordt gehouden.";

V.       bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit van 28 september 2021, voor zover dit is vernietigd;

VI.      draagt de raad van de gemeente Steenwijkerland op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen III, IV en V worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VII.     veroordeelt de raad van de gemeente Steenwijkerland tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 59,98, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Steenwijkerland aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoedt, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen de raad aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. W. Sommer, griffier.

w.g. Van Ettekoven
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Sommer
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2022

901