Uitspraak 202106245/1/V3


Volledige tekst

202106245/1/V3.
Datum uitspraak: 4 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[vreemdeling 1] en [vreemdeling 2],

appellanten,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 1 september 2021 in zaak nr. NL21.3944 in het geding tussen:

de vreemdelingen

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 16 februari 2021 heeft de staatssecretaris een aanvraag om de vreemdelingen een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

Bij uitspraak van 1 september 2021 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdelingen ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak hebben de vreemdelingen, vertegenwoordigd door mr. P.A.J. Mulders, advocaat te Groningen, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       De vreemdelingen klagen in hun enige grief terecht dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van 'more than the normal emotional ties' tussen hen en referente en dat daarom geen sprake is van beschermenswaardig familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. De staatssecretaris kan bij een beroep op artikel 8 van het EVRM namelijk niet meer volstaan met de vaststelling dat er geen 'more than the normal emotional ties' bestaan, maar moet altijd een belangenafweging verrichten, waarbij hij alle relevante feiten en omstandigheden moet betrekken. De Afdeling verwijst hiervoor naar haar uitspraak van 13 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2006, onder 9.3.1. De grief slaagt.

2.       Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt vernietigd. Het beroep is gegrond en het besluit van 16 februari 2021 wordt vernietigd. De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Zwolle, van 1 september 2021 in zaak nr. NL21.3944;

III.      verklaart het beroep gegrond;

IV.      vernietigt het besluit van 16 februari 2021, V-[…] en […];

V.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdelingen in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.277,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.T. Annen, griffier.

w.g. Sevenster
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Annen
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 augustus 2022

765-962