Uitspraak 202004052/1/R2


Volledige tekst

202004052/1/R2.
Datum uitspraak: 3 augustus 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Drunen, gemeente Heusden,

tegen de uitspraak van de rechtbank Oost­-Brabant van 15 juni 2020 in zaak nr. 19/2890 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Heusden.

Procesverloop

Bij besluit van 8 mei 2019 heeft het college aan [appellant] een omgevingsvergunning verleend om af te mogen wijken van de in het geldende bestemmingsplan opgenomen parkeereis voor het gebruik van twee kamers voor Bed & Breakfast (hierna: B&B) in het bijgebouw op het perceel [locatie] in Drunen.

Bij besluit van 23 oktober 2019 heeft het college het primaire besluit herroepen en de aangevraagde omgevingsvergunning alsnog geweigerd.

Bij uitspraak van 15 juni 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 juni 2022, waar [appellant] en [gemachtigde], bijgestaan door mr. E. Beele, advocaat te Tilburg, en het college, vertegenwoordigd door A.C.A. de Bruin-de Bonth, zijn verschenen. Voorts is ter zitting [partij], als partij gehoord.

Overwegingen

1.       De voor deze zaak relevante regelgeving is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. De bijlage maakt deel uit van de uitspraak.

Inleiding

2.       [appellant] is - samen met zijn echtgenote, dochter en schoonzoon - eigenaar van het perceel [locatie]. Achter de woning op het perceel staat een bijgebouw. Dit achtergelegen bijgebouw werd gebruikt als garage en berging. [appellant] beoogt in het bijgebouw twee B&B-kamers vestigen. Op 7 maart 2019 heeft [appellant] een aanvraag om een omgevingsvergunning ingediend om af te wijken van de in het bestemmingsplan "Drunen herziening 2014" opgenomen parkeereis voor het realiseren van twee B&B-kamers. Op de tekeningen bij de aanvraag is te zien dat er in het bijgebouw twee verblijfseenheden zijn beoogd met elk een oppervlak van 60 m², elk een eigen woon-/zitkamer en een slaapkamer en elk eigen douche-, wc- en kookfaciliteiten.

3.       Bij het primaire besluit heeft het college de aanvraag beoordeeld. Het college heeft overwogen dat voor het gebruik van twee B&B-kamers niet wordt voldaan aan de onder c van artikel 22.2 van de planregels opgenomen voorwaarde over het aantal parkeerplaatsen. Op grond hiervan zouden op het perceel 10 parkeerplaatsen bij de B&B moeten worden gerealiseerd. Het college heeft met toepassing van de artikelen 2.1, eerste lid, aanhef en onder c, en 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo), in samenhang met artikel 4, aanhef en onder 9, van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor), de omgevingsvergunning verleend om op dit punt af te mogen wijken van het bestemmingsplan. Hieraan heeft het college ten grondslag gelegd dat er twee B&B-kamers zijn beoogd en dat één parkeerplaats per B&B-kamer volstaat. In het schetsplan bij de aanvraag zijn twee parkeerplaatsen op eigen terrein ingetekend. Het college heeft het daarom ruimtelijk aanvaardbaar geacht om voor het gebruik van twee B&B-kamers af te wijken van het bestemmingsplan en de gevraagde omgevingsvergunning te verlenen.

4.       Tegen het primaire besluit is door [partij], een omwonende, een bezwaarschrift ingediend. In bezwaar heeft [partij] naar voren gebracht dat hij heeft vernomen dat de twee B&B-kamers zullen worden gebruikt voor permanente bewoning.

5.       Bij besluit van 23 oktober 2019 heeft het college het primaire besluit herroepen en de aangevraagde omgevingsvergunning voor de twee B&B-kamers alsnog geweigerd. Bij het college bestond twijfel over de juistheid van het in de aanvraag vermelde gebruik. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat [appellant] in de bezwaarprocedure heeft aangegeven dat hij het bijgebouw zal gebruiken voor bewoning. Verder is op de tekeningen bij de aanvraag te zien dat de twee kamers zodanig zijn ingericht, dat een zelfstandige bewoning van ieder van hen feitelijk ook mogelijk is. Volgens vaste gedragslijn binnen de gemeente worden woningen in de tweede lijn niet wenselijk en niet ruimtelijk aanvaardbaar geacht. Het college heeft daarom ook in dit geval het gebruik van het bijgebouw voor tweede woningen op het perceel in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht. Het gebruik voor bewoning is niet vermeld in de aanvraag om af te mogen wijken van de parkeereis voor de B&B. Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat de omgevingsvergunning om af te mogen wijken van de parkeereis voor de B&B daarom is verstrekt op grond van onjuiste gegevens.

6.       In de aangevallen uitspraak heeft de rechtbank [appellant] niet gevolgd in zijn betoog dat hij voor de beoordeling van zijn aanvraag om af te wijken van het bestemmingsplan voor het realiseren en gebruiken van twee B&B-kamers de juiste gegevens aan het college heeft verstrekt.

Beoordeling hoger beroep

7.       [appellant] betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat bij de aanvraag van de omgevingsvergunning onjuiste, in de zin van onvolledige, informatie over het gebruik van het bijgebouw is verstrekt. [appellant] voert hiertoe aan dat de omstandigheid dat hij met zijn echtgenote het bijgebouw gaat bewonen, medegebruik daarvan als B&B niet in de weg staat. [appellant] stelt dat medegebruik van het bijgebouw voor de B&B mogelijk is, namelijk als zij daar in de toekomst niet meer wonen of als zij op reis zijn.

Verder heeft de rechtbank miskend dat de aanvraag geen betrekking heeft op het afwijken van het plan voor het gebruik als B&B, omdat het plan dit gebruik bij recht al toestaat. Volgens [appellant] ziet de aanvraag daarom alleen op het afwijken van het plan voor de parkeereis.

[appellant] stelt dat de rechtbank ten onrechte niet heeft overwogen dat het niet in strijd is met het bestemmingsplan om het bijgebouw te gebruiken voor bewoning. Uit de overweging van de rechtbank dat in deze procedure geen oordeel kan worden gegeven over het gebruik voor bewoning, volgt volgens [appellant] dat de rechtbank heeft miskend dat hem het niet vermelden van dit gebruik niet kan worden tegengeworpen.

7.1.    Het college stelt dat het dient te beslissen op basis van de ingediende aanvraag. Het college heeft de aanvraag opgevat als een aanvraag om van het plan af te mogen wijken, wat betreft de daarin opgenomen parkeereis voor een B&B. Bij de aanvraag is alleen vermeld dat het bijgebouw zal worden gebruikt als B&B, terwijl later door [appellant] is verklaard dat hij het bijgebouw gaat bewonen. Het (mede)gebruik voor bewoning is niet vermeld bij de aanvraag. Het college acht het daarom aannemelijk dat het bijgebouw (mede) zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan vermeld in de aanvraag.

Het college stelt verder dat het gebruik voor meer dan één zelfstandige woning op het perceel in strijd acht met het bestemmingsplan en met een goede ruimtelijke ordening.

7.2.    Op het perceel is het bestemmingsplan "Drunen herziening 2014" van toepassing. In dit bestemmingsplan heeft het perceel de bestemming "Gemengd".

Artikel 7.1, aanhef en onder t, van de planregels luidt:

"De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

t. woningen, voor zover deze als zodanig bestaan en rechtens mogen bestaan op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, behoudens ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten";"

Artikel 22.1, aanhef en onder b, luidt:

"Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:

b. het gebruik van vrijstaande gebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;"

Artikel 22.2 luidt:

"Onder strijdig gebruik wordt niet begrepen het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van "bed and breakfast", mits voldaan wordt aan de volgende regels:

a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen en de bijbehorende bijgebouwen;

b. het aantal personen ten dienste van de recreatieve verblijfsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10;

c. er dient minimaal minimaal 1 parkeerplaats per 12 m² van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein (…)"

7.3.    Het bijgebouw, waarin de twee B&B-kamers zijn beoogd, heeft een vloeroppervlakte van ongeveer 120 m². Dat zou, op grond van artikel 22.2, aanhef en onder c, van de planregels, betekenen dat er ongeveer 10 parkeerplaatsen voor de B&B op eigen terrein moeten worden gerealiseerd. Op het perceel is onvoldoende ruimte om dit aantal parkeerplaatsen te realiseren. De aanvraag ziet op het mogen afwijken van de op grond van het plan geldende parkeereis van 10 parkeerplaatsen voor twee B&B-kamers.

7.4.    De Afdeling stelt vast dat [appellant] op 7 maart 2019 een aanvraag om een omgevingsvergunning heeft ingediend om af te mogen wijken van het bestemmingsplan voor het realiseren van twee B&B-kamers in het bijgebouw. Op het aanvraagformulier is als projectomschrijving alleen vermeld het realiseren van twee B&B-kamers. Bij het primaire besluit is het college bij de beoordeling van de aanvraag uitgegaan van hetgeen daarbij is vermeld en is de omgevingsvergunning verleend om, wat betreft de onder c van artikel 22 van de planregels opgenomen parkeereis, van het bestemmingsplan af te mogen wijken ten behoeve van het gebruik voor twee B&B-kamers.

Naar aanleiding van het bezwaarschrift van [partij] tegen het primaire besluit heeft een heroverweging plaatsgevonden. Tijdens de hoorzitting van 3 september 2019 van de Commissie bezwaarschriften heeft [appellant] aangegeven dat het bijgebouw zal worden gebruikt voor bewoning. Pas in de toekomst zal het bijgebouw in gebruik worden genomen als B&B. Ter zitting van de Afdeling heeft [appellant] aangegeven dat zijn dochter en haar gezin in de hoofdwoning op het perceel wonen en dat één verblijfseenheid in het bijgebouw is bedoeld voor bewoning door [appellant] en zijn echtgenote en de andere verblijfseenheid in het bijgebouw is bedoeld voor bewoning door de moeder van zijn schoonzoon. Op het aanvraagformulier en in de onderliggende stukken heeft [appellant] echter geen melding gemaakt van (mede)gebruik voor zelfstandige bewoning van het bijgebouw. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat het college, gelet op de verklaring van [appellant] tijdens de hoorzitting over het (mede)gebruik van het bijgebouw voor zelfstandige bewoning, en vanwege de inrichting van het bijgebouw zoals aangegeven op de tekeningen bij de aanvraag, die een gebruik als twee zelfstandige woningen niet uitsluiten, terecht heeft aangenomen dat de omgevingsvergunning van 8 mei 2019 was verleend op grond van onjuiste, in de zin van onvolledige, informatie over de feiten. De rechtbank heeft terecht overwogen dat het college er bij de beoordeling van de aanvraag redelijkerwijs van uit heeft mogen gaan dat het bijgebouw niet conform de aanvraag uitsluitend zal worden gebruikt als B&B, maar (mede) zal worden gebruikt voor andere doeleinden dan vermeld in de aanvraag. De Afdeling ziet in het aangevoerde geen aanleiding voor een ander oordeel.

Het betoog slaagt niet.

7.5.    Over het betoog dat het gebruik voor de B&B bij recht is toegestaan en dat de aanvraag daarom niet ziet op de B&B, maar alleen op het afwijken van de parkeereis, overweegt de Afdeling dat dit betoog een herhaling is van het betoog dat in beroep is aangevoerd. De rechtbank is op dit betoog ingegaan. [appellant] heeft niet aangevoerd dat en waarom het oordeel van de rechtbank niet juist is. Het betoog kan daarom niet leiden tot het ermee beoogde doel.

7.6.    Over het betoog terzake van het gebruik van het bijgebouw voor bewoning, overweegt de Afdeling als volgt. De rechtbank heeft terecht overwogen dat hierover geen oordeel kan worden gegeven. In deze zaak ligt uitsluitend de aanvraag ter beoordeling voor, die heeft geleid tot het besluit van 23 oktober 2019. Bij de aanvraag is alleen vermeld dat het bijgebouw zal worden gebruikt voor B&B. Nu [appellant] heeft verklaard dat het pand (mede) zal worden gebruikt voor bewoning, heeft de rechtbank terecht overwogen dat het college terecht heeft aangenomen dat de bij het primaire besluit verleende omgevingsvergunning was verleend op grond van onjuiste, in de zin van onvolledige, informatie. [appellant] wordt dan ook niet gevolgd in zijn betoog dat de rechtbank heeft miskend dat hem het niet vermelden van het (mede)gebruik voor bewoning niet kan worden tegengeworpen.

Het betoog slaagt niet.

Conclusie

8.       Gelet op het voorgaande is het hoger beroep ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

9.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.S.D. Ramrattansing, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

w.g. Ramrattansing
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 3 augustus 2022

408

BIJLAGE

De Awb

Artikel 7:11

1. Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats.

2. Voor zover de heroverweging daartoe aanleiding geeft, herroept het bestuursorgaan het bestreden besluit en neemt het voor zover nodig in de plaats daarvan een nieuw besluit.

De Wabo

Artikel 2.1

1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een project uit te voeren, voor zover dat geheel of gedeeltelijk bestaat uit:

a. […],

b. […],

c. het gebruiken van gronden of bouwwerken in strijd met een bestemmingsplan, een beheersverordening, een exploitatieplan, de regels gesteld krachtens artikel 4.1, derde lid, of 4.3, derde lid, van de Wet ruimtelijke ordening of een voorbereidingsbesluit voor zover toepassing is gegeven aan artikel 3.7, vierde lid, tweede volzin, van die wet,

[…].

Artikel 2.12

1. Voor zover de aanvraag betrekking heeft op een activiteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, kan de omgevingsvergunning slechts worden verleend, indien de activiteit niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening en:

a. indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan of de beheersverordening:

1°. met toepassing van de in het bestemmingsplan of de beheersverordening

opgenomen regels inzake afwijking,

2°. in de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen, of

3°. in overige gevallen, indien de motivering van het besluit een goede ruimtelijke

onderbouwing bevat;

[…].

Het Bor

Bijlage II

Artikel 4

Voor verlening van een omgevingsvergunning voor een activiteit, als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder c, van de wet waarbij met toepassing van artikel 2.12, eerste lid, onder a, onder 2°, van de wet van het bestemmingsplan of de beheersverordening wordt afgeweken, komen in aanmerking:

[…]

9. het gebruiken van bouwwerken, eventueel in samenhang met bouwactiviteiten die de bebouwde oppervlakte of het bouwvolume niet vergroten, en van bij die bouwwerken aansluitend terrein, mits, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom, het uitsluitend betreft een logiesfunctie voor werknemers of de opvang van asielzoekers of andere categorieën vreemdelingen;

[…]

De planregels

Artikel 1.15:

Bed and breakfast

een aan de woonfunctie ondergeschikte recreatieve verblijfsvoorziening gericht op het bieden van de mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt. Onder een Bed and Breakfast voorziening wordt niet verstaan overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid of permanente kamerverhuur.

Artikel 7.1, aanhef en onder t:

De voor "Gemengd" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

t. woningen, voor zover deze als zodanig bestaan en rechtens mogen bestaan op het tijdstip van het van kracht worden van het plan, behoudens ter plaatse van de aanduiding "wonen uitgesloten";

Artikel 22.1, aanhef en onder b:

Onder strijdig gebruik, als bedoeld in artikel 7.10 van de Wet ruimtelijke ordening, wordt in ieder geval verstaan:

b. het gebruik van vrijstaande gebouwen als zelfstandige woningen en als afhankelijke woonruimte;

Artikel 22.2:

Onder strijdig gebruik wordt niet begrepen het gebruik van woningen voor recreatieve verblijfsvoorzieningen in de vorm van "bed and breakfast", mits voldaan wordt aan de volgende regels:

a. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 50% van de gezamenlijke vloeroppervlakte van de hoofdgebouwen en de bijbehorende bijgebouwen;

b. het aantal personen ten dienste van de recreatieve verblijfsvoorzieningen mag niet meer bedragen dan 10;

c. er dient minimaal minimaal 1 parkeerplaats per 12m² van de onder a genoemde gezamenlijke vloeroppervlakte te worden gerealiseerd op eigen terrein […].