Uitspraak 202004962/2/R3


Volledige tekst

202004962/2/R3.
Datum uitspraak: 13 juli 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant] en anderen, allen wonend te Deventer,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Deventer,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 7 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1470, (hierna: de tussenuitspraak) heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 20 weken na verzending van de tussenuitspraak het daarin omschreven gebrek in het besluit van de raad van 1 juli 2020, waarbij het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B" is vastgesteld, te herstellen.

Deze tussenuitspraak is aangehecht.

Bij besluit van 17 november 2021 heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B, Sluisstraat" vastgesteld.

[appellant] en anderen hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, hun zienswijze over de wijze waarop het gebrek is hersteld naar voren gebracht.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak verder behandeld op de zitting van 29 juni 2022, waar de raad, vertegenwoordigd door ing. S. Hendriks, is verschenen.

Voorts is ter zitting DAVO Proeflokaal Deventer B.V., vertegenwoordigd door [gemachtigden], als partij gehoord.

Overwegingen

De tussenuitspraak

1.       De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder 5.1 en 5.2 overwogen dat gebleken is dat de bestemmingen "Horeca - 2a" en "Bierbrouwerij" aan een grotere oppervlakte zijn toegekend dan wat is vergund op grond van de bouwtekeningen van de omgevingsvergunning van 4 november 2015 en de terrasvergunning van 20 juli 2016. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt wat de ruimtelijke effecten zijn van de uitbreiding van de bestemmingen "Horeca - 2a" en "Bierbrouwerij" op de gronden ten noorden van het pand van Davo Deventer. Niet is uitgesloten dat er meer horeca kan worden gerealiseerd op deze gronden.

2.       Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, is het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van 1 juli 2020 gegrond. Dit besluit moet wegens strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) worden vernietigd, voor zover het betreft de gronden van het plangebied van het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 17 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B, Sluisstraat".

Opdracht in de tussenuitspraak

3.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opdracht gegeven om met inachtneming van wat is overwogen onder 5.1 en 5.2 te onderbouwen waarom aan een groter deel van de gronden van de Sluisstraat 6 dan is vergund op grond van de omgevingsvergunning van 4 november 2015 en de terrasvergunning van 20 juli 2016 de bestemmingen

"Horeca - 2a" en "Bierbrouwerij" zijn toegekend en daarbij inzichtelijk te maken dat bij het toekennen van deze bestemmingen rekening is gehouden met de ruimtelijke effecten op de omgeving en zo nodig een andere planregeling te treffen die een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter plaatse van de woningen van appellanten waarborgt.

4.       Onder 10 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen het geconstateerde gebrek in het besluit van 1 juli 2020 te herstellen.

Herstelbesluit

5.       Naar aanleiding van de tussenuitspraak heeft de raad bij besluit van 17 november 2021 het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B, Sluisstraat" vastgesteld. Dit besluit is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb ook onderwerp van het geding. Het beroep van [appellant] en anderen is van rechtswege gericht tegen dit besluit.

6.       In het onderstaande zal de Afdeling aan de hand van de door [appellant] en anderen naar voren gebrachte zienswijze beoordelen of de raad met het besluit van 17 november 2021 heeft voldaan aan de opdrachten in de tussenuitspraak.

Bestemming "Horeca - 2a"

7.       [appellant] en anderen betogen dat in het herstelbesluit ten onrechte aan de gronden van het voorterrein aan de noordzijde van het plangebied de bestemming "Horeca - 2a" is toegekend, terwijl dit niet eerder was vergund. Er ontbreekt volgens hen een onderbouwing waarom het voorterrein deze bestemming krijgt en daarbij wordt ook niet inzichtelijk gemaakt hoe er rekening is gehouden met de ruimtelijke effecten van de omgeving bij het toekennen van deze bestemming aan het voorterrein.

7.1.    De Afdeling stelt vast dat aan de gronden van het voorterrein aan de noordzijde van het plangebied de bestemming "Horeca - 2a" is toegekend en dat aan een kleine strook grond van het voorterrein, zoals nader weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart, ook een bouwvlak is toegekend. Daarnaast stelt de Afdeling vast dat op de gronden van het voorterrein op grond van artikel 9, lid 9.1.1, van de planregels gebouwen uitsluitend ter plaatste van de functieaanduiding "bouwvlak" mogen worden gebouwd.

7.2.    Voor zover [appellant] en anderen aanvoeren dat ten onrechte aan het voorterrein aan de noordzijde van het plangebied de bestemming "Horeca - 2a" is toegekend, overweegt de Afdeling als volgt. Op grond van artikel 7, aanhef en onder b, van de planregels is het ter plaatse van de gronden waaraan de bestemming "Horeca - 2a" is toegekend, toegelaten om horecabedrijven in de categorie 2a, 2b, 3a of 3b te realiseren met bijbehorende voorzieningen. Ter zitting heeft de raad nader toegelicht dat aan de gronden van het voorterrein ook de bestemming "Horeca -2a" is toegekend, zodat het mogelijk is om een parkeerterrein behoeve van de horeca te realiseren. Het bouwen van een nieuw gebouw voor horeca is op het grootste deel van de gronden van het voorterrein niet mogelijk, omdat aan deze gronden geen bouwvlak is toegekend en op grond van artikel 9, lid 9.1.1, onder a, van de planregels enkel gebouwen ter plaatste van de functieaanduiding "bouwvlak" mogen worden gebouwd, aldus de raad. Daarbij wijst de raad erop dat aan de gronden van het voorterrein weliswaar de bestemming "Horeca - 2a" is toegekend, maar ook de functieaanduiding "specifieke vorm van horeca - terras uitgesloten", waardoor het realiseren van een terras ten behoeve van de horeca ook niet mogelijk is op deze gronden. De raad stelt zich verder op het standpunt dat de ruimtelijke effecten van de bijbehorende voorzieningen ten behoeve van de horeca op de gronden van het voorterrein, zoals het gebruik van het terrein voor parkeren, toegang, opstelplaatsen van vuilcontainers en laden en lossen, in beeld zijn gebracht. In het "Akoestisch onderzoek Bestemmingsplan en Activiteitenbesluit DAVO Bieren, Stadsbrouwerij en Proeflokaal te Deventer" van Geluid Plus van 28 september 2015 (hierna: het akoestisch onderzoek) behorende bij de omgevingsvergunning van 4 november 2015 is rekening gehouden met het laden en lossen van vrachtwagens en het gebruik van het terrein als parkeerterrein. In dit akoestisch onderzoek wordt geconcludeerd dat de maximale geluidbelastingen in het kader van de goede ruimtelijke ordening toelaatbaar worden geacht omdat ze al onderdeel uitmaken van het huidig akoestisch woon- en leefklimaat, omdat het plangebied namelijk wordt gekarakteriseerd door drukke verkeersaders en met een menging van diverse functies, zoals wonen, parkeren, winkels en bedrijven. Daarnaast voldoet de inrichting ook aan de voorkeursgrenswaarde uit de circulaire "Beoordeling geluidhinder wegverkeer in verband met vergunningverlening Wet milieubeheer", omdat de geluidbelasting ten gevolge van indirecte hinder van verkeer van en naar de inrichting, ten hoogste 35 dB(A) in de dagperiode bedraagt en deze 50 dB(A) mag bedragen.

Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad zich niet redelijkerwijs op het standpunt heeft kunnen stellen dat de ruimtelijke effecten van het gebruik van het voorterrein voor bijbehorende voorzieningen voor de horecabestemming in kaart zijn gebracht en zich daarbij niet mocht baseren op het akoestisch onderzoek. Gelet hierop heeft de raad de keuze om aan de gronden van het voorterrein aan de noordzijde van het plangebied waarop niet ook de functieaanduiding "bouwvlak" is toegekend, de bestemming "Horeca - 2a" toe te kennen toereikend onderbouwd.

Het betoog faalt.

7.3.    Voor zover [appellant] en anderen betogen dat aan de gronden van het voorterrein zoals nader weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart, ten onrechte naast de bestemming "Horeca - 2a" ook deels de functieaanduiding "bouwvlak" is toegekend, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft ter zitting erkend dat het bouwvlak aan een grotere oppervlakte is toegekend dan wat is vergund op grond van de bouwtekeningen van de omgevingsvergunning uit 2015 en de terrasvergunning uit 2016 en dat de ruimtelijke effecten op de omgeving daarvan niet zijn onderzocht. Ter zitting heeft de raad kenbaar gemaakt dit geconstateerde gebrek te willen herstellen.

Het betoog slaagt.

Conclusie

8.       Gelet op wat hiervoor onder 7.3 is overwogen, is de Afdeling van oordeel dat het besluit van 17 november 2021 om het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B, Sluisstraat" vast te stellen in zoverre is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb. Het beroep is gegrond. Dit besluit moet vernietigd worden voor zover het betreft het bouwvlak op de strook grond, zoals nader weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart.

Proceskosten

9.       De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 1 juli 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B" gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 1 juli 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B", voor zover het betreft de gronden van het plangebied van het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 17 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B, Sluisstraat";

III.      verklaart het beroep van [appellant] en anderen tegen het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 17 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B, Sluisstraat" gegrond;

IV.      vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Deventer van 17 november 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Chw bestemmingsplan Deventer, stad en dorpen deel B, Sluisstraat", voor zover het betreft het bouwvlak op de strook grond, zoals nader weergegeven op de bij deze uitspraak behorende kaart;

V.       draagt de raad van de gemeente Deventer op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de hiervoor vermelde onderdelen II. en IV. worden verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VI.      veroordeelt de raad van de gemeente Deventer tot vergoeding van bij [appellant] en anderen in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 352,07, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

VII.     gelast dat de raad van de gemeente Deventer aan [appellant] en anderen het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van € 178,00, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan één van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S.M.W. van Ewijk, griffier.

w.g. Ten Veen
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Ewijk

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2022

867