Uitspraak 202201986/2/R2


Volledige tekst

202201986/2/R2.
Datum uitspraak: 4 juli 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb)), hangende het hoger beroep van:

[verzoekers] (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Weert, verzoeker,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Limburg van 25 februari 2022 in zaak nr. 21/3302 en 22/319 in het geding tussen:

[verzoeker]

en

het college van burgemeester en wethouders van Weert.

Procesverloop

Bij besluit van 2 juni 2021 heeft het college aan Stichting Eduquaat een omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van "Kindcentrum Altweerterheide" aan de Herenvennenweg 2 in Weert.

Bij besluit van 2 november 2021 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar van [verzoeker] ongegrond verklaard.

Bij de uitspraak van 25 februari 2022 heeft de rechtbank met de toepassing van artikel 8:86 van de Awb het door [verzoeker] ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld. Tevens heeft hij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Het college en Stichting Eduquaat hebben incidenteel hoger beroep ingesteld.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 26 april 2022, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. ing. M.Th.M. Zusterzeel, advocaat te Weert, en het college, vertegenwoordigd door mr. S. Chalh, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Stichting Eduquaat, vertegenwoordigd door [gemachtigden], bijgestaan door mr. J.L. Stoop, advocaat te Maastricht, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het college heeft op 16 oktober 2020 van Stichting Eduquaat een aanvraag voor een omgevingsvergunning ontvangen voor de nieuwbouw van "Kindcentrum Altweerterheide" op het perceel aan de Herenvennenweg 2. Bij besluit van 2 juni 2021 heeft het college met de toepassing van de reguliere voorbereidingsprocedure deze omgevingsvergunning aan Stichting Eduquaat verleend op grond van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna: de Wabo) en artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo in verbinding met het artikel 4, aanhef en onderdeel 1, van bijlage II bij het Besluit omgevingsrecht (hierna: het Bor). Bij het besluit van 2 november 2021 heeft het college het daartegen gemaakte bezwaar van [verzoeker] ongegrond verklaard.

[verzoeker] heeft verzocht om bij voorlopige voorziening de besluiten van 2 november 2021 en 2 juni 2021 te schorsen, omdat de bouw van het "Kindcentrum Altweerterheide" in volle gang is en daarmee onomkeerbare gevolgen zouden kunnen ontstaan.

Spoedeisend belang

3.       De voorzieningenrechter overweegt dat is gebleken dat het bouwen van het "Kindcentrum Altweerterheide" in volle gang is, hetgeen is bevestigd door Stichting Eduquaat. Gelet hierop is de voorzieningenrechter van oordeel dat spoedeisend belang bestaat bij de gevraagde voorlopige voorziening.

Beoordeling van het verzoek

4.       [verzoeker] betoogt dat de rechtbank de gebreken ten onrechte met  toepassing van artikel 6:22 van de Awb heeft gepasseerd. Daartoe voert hij aan dat ten onrechte toepassing is gegeven aan de regeling in artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 2°, van de Wabo en dat er toepassing had dienen te worden gegeven aan artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, onder 3°, van de Wabo. Hij betoogt dat het college in dat geval had moeten onderbouwen dat het bouwplan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening alsmede een verklaring van geen bedenkingen aan de raad had moeten vragen. Volgens hem is door de rechtbank ten onrechte aangenomen dat de gevraagde omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening en een verklaring van geen bedenkingen zonder meer door de raad zou zijn verleend. Volgens hem is het niet aan de rechtbank om te beoordelen of het kindcentrum in overeenstemming is met de goede ruimtelijke ordening en of een verklaring van geen bedenkingen kan worden verleend. Daarbij stelt [verzoeker] dat de rechtbank heeft overwogen dat hij niet aannemelijk heeft kunnen maken dat bij zijn woning geluidoverlast als gevolg van geluidreflectie zal optreden, terwijl een ruimtelijke onderbouwing en akoestisch onderzoek ontbreken. [verzoeker] is van mening dat de rechtbank zonder ruimtelijke onderbouwing en akoestisch onderzoek de geluidssituatie ter plaatse dientengevolge niet afdoende heeft kunnen beoordelen.

4.1.    De voorzieningenrechter stelt voorop dat deze procedure zich niet leent voor de beantwoording van de door partijen opgeworpen rechtsvragen. De beantwoording daarvan dient dan ook te geschieden in het kader van de bodemprocedure. De voorzieningenrechter zal daarom bij beoordeling van het verzoek van [verzoeker] om schorsing van de besluiten van 2 november 2021 en 2 juni 2021 een belangenafweging verrichten.

4.2.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat het aangevoerde belang van [verzoeker] bij een schorsing van de besluiten van 2 november 2021 en van 2 juni 2021 minder zwaar weegt dan de belangen van Stichting Eduquaat bij het voortzetten van de bouw van het "Kindcentrum Altweerterheide". Daarbij is van belang dat op grond van het bestemmingsplan "Altweerterheide, Laar, Stramproy, Swartbroek en Tungelroy" aan het perceel Herenvennenweg 2 de bestemming "Maatschappelijk" met bouwvlak is toegekend en dat het in de omgevingsvergunning voorziene gebouw grotendeels binnen de bestemming en de bouwregels past. Verder acht de voorzieningenrechter van belang dat het gebouw kan worden afgebroken en de situatie in zoverre ongedaan zou kunnen worden gemaakt indien zou blijken dat de omgevingsvergunning niet kon worden verleend. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat voor zover Stichting Eduquaat gebruik maakt van de omgevingsvergunning zolang deze nog niet in rechte onaantastbaar is geworden, dat op eigen risico plaatsvindt, ook indien het verzoek wordt afgewezen. Stichting Eduquaat heeft verklaard zich daarvan ook bewust te zijn, maar heeft aangegeven dat de voortzetting van het bouwen van het "Kindcentrum Altweerterheide" noodzakelijk is vanwege de belangen bij het openen van het kindcentrum voor het nieuwe schooljaar en dat stopzetting van het bouwen van het kindcentrum ernstige financiële gevolgen zal hebben. Ten slotte neemt de voorzieningenrechter nog in aanmerking dat het bouwen van het kindcentrum al vergevorderd is. Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter, na een afweging van de aan de orde zijnde belangen, aldus geen aanleiding om het verzoek van [verzoeker] om de gevraagde voorlopige voorziening toe te wijzen.

Conclusie en proceskosten

5.       De voorzieningenrechter wijst het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af.

6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek van [verzoekers] af.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. K. van Baaren, griffier.

w.g. Steendijk
voorzieningenrechter

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 4 juli 2022

914