Uitspraak 202103305/1/R1 en 202103307/1/R1


Volledige tekst

202103305/1/R1 en 202103307/1/R1.
Datum uitspraak: 11 mei 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Heiloo,

2.       Stichting Heilloze Weg, gevestigd te Heiloo,

appellanten,

en

1.       de raad van de gemeente Heiloo,

2.       het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo,

verweerders.

Procesverloop

Bij besluit van 29 maart 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Reconstructie Vennewatersweg" vastgesteld.

Bij besluit van 16 februari 2021 heeft het college ten behoeve van het plan hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder vastgesteld.

Tegen deze besluiten hebben [appellant sub 1] en Stichting Heilloze Weg beroep ingesteld.

De raad en het college hebben een verweerschrift ingediend.

[appellant sub 1], Stichting Heilloze Weg en de raad en het college hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 februari 2022, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. G.G. Kranendonk, rechtsbijstandverlener te Apeldoorn, en de raad en het college, vertegenwoordigd door ing. A. Vermeulen, S. van Haastrecht en drs. P.A. Broersen, en bijgestaan door mr. Y. Klikhuis, advocaat te Hoofddorp, zijn verschenen. Stichting Heilloze Weg, vertegenwoordigd door [gemachtigde], heeft via een videoverbinding aan de zitting deelgenomen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het plan voorziet in de reconstructie van de Vennewatersweg. De weg dient onder meer als ontsluiting voor de nieuwbouwwijken Zuiderloo en Zandzoom. Het plangebied betreft het weggedeelte tussen de kruisingen met de Kennemerstraatweg en Lijnbaan. De Lijnbaan wordt verbreed, het kruispunt op de Westerweg wordt aangepast naar een voorrangsplein, de Hoogeweg krijgt richting het noorden en zuiden twee ontsluitingen en bij de kruising met de Kennemerstraatweg wordt een rotonde aangelegd. Tot slot wordt een nieuwe kruising met de Haagbeuk aangelegd die toegang geeft tot de hiervoor genoemde nieuwbouwwijken.

2.       Het college heeft ten behoeve van het plan voor 20 bestaande woningen hogere waarden als bedoeld in artikel 83 van de Wet geluidhinder (hierna: Wgh) vastgesteld.

3.       De beroepen van [appellant sub 1] en Stichting Heilloze Weg zijn gericht tegen het plan en het besluit hogere waarden. [appellant sub 1] woont aan de [locatie A] in Heiloo. Zijn perceel grenst direct aan het plangebied, voor een deel valt zijn perceel binnen het plangebied. Hij vreest onder meer een aantasting van zijn woon- en leefklimaat.

Wettelijke bepalingen en regels

4.       De relevante wettelijke bepalingen en de regels zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Goede procesorde

5.       [appellant sub 1] en Stichting Heilloze Weg stellen dat de door de raad en het college ingediende nadere stukken vanwege strijd met de goede procesorde buiten beschouwing moeten blijven.

5.1.    Verweerders hebben bij brieven van 9, 15, 16 en 17 februari 2022, dat wil zeggen 19, 13, 12, 11 en 6 dagen voor de zitting, diverse stukken ingediend. Tot deze overgelegde stukken behoren onder meer rapportages betreffende (aanvullende) onderzoeken ter zake van de onderwerpen verkeer, geluid, stikstof en betreffende de effecten van de reconstructie voor flora en fauna. Het gaat om 9 producties met bijlagen, met een totale omvang van ongeveer 300 bladzijden. Bij brief van 22 februari 2022 heeft de Afdeling partijen laten weten dat ter zitting de vraag aan de orde zal komen, of het in het licht van een goede procesorde aanvaardbaar is dat de ingediende stukken en rapporten - gelet op het tijdstip van indiening en de aard en omvang daarvan - in deze procedure worden betrokken. Ter zitting hebben verweerders in dat verband toegelicht dat naar aanleiding van de ingediende beroepen en de uitspraak van de Afdeling van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1960 inzake het plan "Zandzoom 2019" de gevolgen van het plan zijn beoordeeld zonder de ontwikkeling van het project Zandzoom en de aansluiting op de A9. Volgens verweerders zijn de aan het plan ten grondslag gelegde onderzoeken slechts geactualiseerd en bevestigen deze de conclusies uit de onderzoeken die reeds aan het plan ten grondslag zijn gelegd. Bij het stikstofonderzoek deed zich het probleem voor dat de nieuwe Aerius-calculator pas vanaf 20 januari 2022 beschikbaar is gesteld.

5.2.    Ter zitting heeft de Afdeling besloten dat de stukken en rapporten wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing moeten worden gelaten. Vast staat dat verweerders de nadere stukken, behoudens die van 6 dagen voor de zitting, hebben ingediend met inachtneming van de tien-dagen termijn als bedoeld in artikel 8:58 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb). Dit neemt niet weg dat het overleggen van stukken in strijd met een goede procesorde kan zijn, indien deze verwijtbaar zodanig laat zijn ingediend dat de andere partijen worden belemmerd daarop adequaat te reageren of de doelmatige procesgang daardoor anderszins wordt belemmerd.

5.3.    Gelet op de aard en de omvang van het grote aantal stukken en de tijdstippen waarop deze zijn ingediend kan een zinvolle bespreking daarvan ter zitting niet plaatsvinden. Zo kunnen de andere partijen niet adequaat daarop reageren en komt het algemeen belang van een doelmatige procesgang door deze wijze van procederen in het gedrang. In dat verband acht de Afdeling van betekenis dat deze stukken en rapporten aanvankelijk zonder nadere toelichting zijn ingediend. Verweerders hebben pas bij brief van 17 februari 2022, dat wil zeggen 11 dagen voor de zitting, een verweerschrift ingediend. Niet is gebleken van bijzondere omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat redelijkerwijs niet kan worden verlangd dat verweerders de nadere stukken eerder hadden kunnen indienen. Voorts is van belang dat de nadere stukken, anders dan verweerders stellen, niet slechts actualisering van de aan het plan ten grondslag gelegde onderzoeken betreffen, maar dat tevens aanvullende en nieuwe onderzoeken zijn overgelegd. Dit geldt voor de onderzoeken ter zake van de onderwerpen geluid, verkeer en stikstof. Daarbij is van belang dat voortschrijdend inzicht heeft geleid tot wijziging van de primaire doelstelling van het plan. Zie daarover verder onder 10.2 van deze uitspraak. Gelet op het voorgaande worden de onder 5.1 genoemde stukken en rapporten in deze procedure wegens strijd met de goede procesorde buiten beschouwing gelaten.

Bestemmingsplan

Toetsingskader

6.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Algemene beginselen van behoorlijk bestuur

7.       Stichting Heilloze Weg betoogt dat de raad verschillende algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden. Daartoe voert zij onder meer aan dat inwoners niet dan wel niet tijdig hebben kunnen participeren in de totstandkoming van het ontwerpplan, dat de gemeente niet actief heeft geïnformeerd over de ter inzage legging van het ontwerpplan, dat niet alle toegezegde inloopavonden hebben plaatsgevonden en dat het te lang heeft geduurd voordat een reactie op de zienswijzen is gegeven.

7.1.    De raad heeft voor het (ontwerp)plan de wettelijk voorgeschreven planprocedure doorlopen. Andere vormen van participatie zijn geen onderdeel van de bestemmingsplanprocedure en het ontbreken daarvan kan alleen al daarom niet leiden tot vernietiging van het besluit. Verder bestaat voor een gemeentebestuur geen wettelijke plicht om bewoners actief te benaderen om ze te betrekken bij de voorbereiding van een bestemmingsplan. Uit de memo "Inspraak bestemmingsplan Reconstructie Vennewatersweg" van 24 maart 2021 blijkt overigens dat aan betrokkenen onverplicht de mogelijkheid is geboden een inspraakreactie te geven op het voorontwerpbestemmingsplan. Daarin is ook vermeld dat 16 zienswijzen zijn ingediend over het ontwerpplan, dat op 10 maart 2021 het plan is besproken in de commissie Openbare Ruimte en de indieners pas in dezelfde week van de bespreking geïnformeerd zijn over de behandeling van hun zienswijze. De commissie heeft daarom gevraagd om de indieners een (extra) mogelijkheid te geven om de zienswijze toe te lichten, mondeling of schriftelijk. Op 15 maart 2021 zijn de indieners hierover geïnformeerd. In totaal hebben zeven indieners van de mogelijkheid gebruik gemaakt hun zienswijze toe te lichten. Overigens hebben in totaal drie informatieavonden plaatsgevonden. Onder deze omstandigheden bestaat in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in zoverre algemene beginselen van behoorlijk bestuur heeft geschonden.

Het betoog slaagt niet.

Samenhang met overige projecten

8.       Stichting Heilloze Weg betoogt dat de voorziene reconstructie ten onrechte niet is opgenomen in de "Overeenkomst Nieuwe Strandwal", een ontwikkelingsprogramma bestaande uit het bedrijventerrein Boekelermeer, de nieuwbouwwijken Zuiderloo en Zandzoom, de aansluiting op de A9 en allerlei groenprojecten. Volgens haar is de reconstructie onlosmakelijk verbonden met de hiervoor genoemde projecten. Ter onderbouwing stelt zij dat de Vennewatersweg gereconstrueerd moet worden om de nieuwbouwwijken Zuiderloo en Zandzoom te ontsluiten. Uit het uitgevoerde verkeersonderzoek "Verkeersstudie Zandzoom en Zuiderloo" van 9 juni 2019, opgesteld door Goudappel Coffeng, blijkt volgens Stichting Heilloze Weg ook dat de ontwikkeling van de nieuwbouwprojecten samen met de nieuwe aansluiting op de A9 verkeerstechnisch niet mogelijk is zonder de reconstructie van de Vennewatersweg. Daarom moet het voorliggende plan in ieder geval bezien worden in samenhang met de genoemde projecten die wel deel uitmaken van de Overeenkomst Nieuwe Strandwal.

8.1.    De provincie Noord-Holland werkt samen met de gemeenten Heiloo, Castricum en Alkmaar aan de totstandkoming van een aansluiting op de A9 bij Heiloo. De nieuwe aansluiting is onderdeel van de bestuursovereenkomst "Overeenkomst Nieuwe Strandwal" die op 12 maart 2014 is gesloten. Ook zijn daarin afspraken gemaakt over woningbouw en groenprojecten. De Afdeling stelt voorop dat de gesloten bestuursovereenkomst en de overige projecten in deze procedure niet ter beoordeling voorliggen. In de enkele stelling dat de reconstructie niet opgenomen is in de "Overeenkomst Nieuwe Strandwal" bestaat dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan daarom niet heeft kunnen vaststellen.

Het betoog slaagt niet.

9.       [appellant sub 1] betoogt dat dit plan onderdeel uitmaakt van de ontwikkeling van het woongebied dat planologisch is geregeld in het plan "Zandzoom 2019", dat deze ontwikkelingen niet los van elkaar gezien kunnen worden en dat dit plan daarom onderdeel had moeten uitmaken van het plan "Zandzoom 2019".

9.1.    De Afdeling vat deze beroepsgrond op als een plangrensbezwaar. De raad komt beleidsruimte toe bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte is echter niet zo groot dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Bij uitspraak van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1960, heeft de Afdeling het besluit van de raad van 2 maart 2020 tot vaststelling van het plan "Zandzoom 2019" vernietigd. Een eventueel plangrensbezwaar zoals verwoord door [appellant sub 1] had in die procedure aan de orde gesteld moeten worden en kan in deze procedure niet meer aan de orde komen.

Het betoog slaagt niet.

Behoefte en noodzaak reconstructie

10.     Stichting Heilloze Weg betoogt dat het plan in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: het Bro) is vastgesteld. Volgens haar is de behoefte en noodzaak van de reconstructie van de Vennewatersweg niet aangetoond. In dat verband wijst zij ook op de samenhang van dit plan met de woningbouw in Zandzoom en Zuiderloo en de overige plannen die hiervoor onder 8 zijn genoemd.

10.1.  De Afdeling overweegt, onder verwijzing naar haar overzichtsuitspraak van 28 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1724, onder 6.2, dat de in het plan voorziene reconstructie van de Vennewatersweg gelet op de nota van toelichting bij artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro en de strekking van de regeling die mede gericht is op het tegengaan van leegstand, niet kan worden aangemerkt als een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in artikel 3.1.6, tweede lid, in samenhang met artikel 1.1.1, eerste lid, onder i, van het Bro. Dit betekent dat de raad bij de vaststelling van het plan niet hoefde te beoordelen of aan de eisen uit dat artikellid is voldaan.

Het betoog slaagt in zoverre niet.

10.2.  Wat betreft de noodzaak van de reconstructie, overweegt de Afdeling als volgt. In de plantoelichting, meer in het bijzonder in paragraaf 1.1. van deze toelichting ("Aanleiding en doel"), staat dat de reconstructie dient als ontsluiting voor twee nieuwbouwwijken, Zuiderloo en Zandzoom. In het voorstel van het college tot vaststelling van dit plan staat dat de Vennewatersweg naast de huidige functie als gebiedsontsluitingsweg moet dienen als ontsluiting voor Zuiderloo en Zandzoom. De Vennewatersweg is in de huidige vorm niet geschikt om de verwachte verkeersstromen te verwerken. De weg moet daarom geschikt worden gemaakt voor een grotere verkeersintensiteit waarbij de huidige kruispunten worden aangepast en er nieuwe ontsluitingen komen voor Zuiderloo en Zandzoom. In het verweerschrift van 17 februari 2022 wordt gesteld dat de Vennewatersweg dient te worden aangepast ter verbetering van de verkeersveiligheid en de doorstroming. De reconstructie is noodzakelijk om de Vennewatersweg "op een verkeersveilige manier, toekomstbestendig geschikt te maken voor een grotere verkeersintensiteit in de toekomst. Tevens is de reconstructie van toegevoegde waarde voor (maar niet strikt noodzakelijk voor) de eventuele realisatie van verschillende woonwijken en een aansluiting van Heiloo op de rijksweg A9 die niet rechtstreeks aansluit op het wegvak waarop het onderhavige bestemmingsplan ziet". Verder wordt in het verweerschrift gesteld dat het voorliggende plan "een duidelijk te onderscheiden deelgebied" omvat "dat geen onlosmakelijk functioneel verband heeft" met de overige projecten, waaronder de nieuwbouwwijken Zandzoom en Zuiderloo en de aansluiting van Heiloo op de rijksweg A9. "Vernietiging van de bestemmingsplannen Aansluiting A9 Heiloo en Zandzoom 2019 doen niet af aan nut en noodzaak van de reconstructie van de Vennewatersweg die met het onderhavige bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Uit het nieuwe verkeersonderzoek blijkt dat de verkeersveiligheid op de Vennewatersweg door de reconstructie toeneemt", aldus de toelichting. In het verweerschrift is ter toelichting nog naar voren gebracht dat naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1960, waarbij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan Zandzoom 2019 is vernietigd, nog eens kritisch is gekeken naar de aan het voorliggende plan ten grondslag gelegde onderzoeken, en dat naar aanleiding daarvan aanvullende onderzoeken zijn uitgevoerd op het gebied van verkeer, geluid en luchtkwaliteit/stof. De Afdeling leidt uit het voorgaande af dat de raad, anders dan in het bestreden besluit, dit plan inmiddels niet langer noodzakelijk acht voor de ontsluiting van de twee bedoelde nieuwbouwwijken, maar dat hij het plan thans noodzakelijk acht voor de bevordering van de verkeersveiligheid en doorstroming. Nu de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt over doel en aanleiding van dit plan dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan, is het besluit in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

Het betoog slaagt.

Verkeer

11.     [appellant sub 1] en Stichting Heilloze Weg vrezen dat het plan zal leiden tot verkeersoverlast, omdat de gereconstrueerde weg een grote verkeersaantrekkende werking zal hebben.

[appellant sub 1] voert aan dat het aantal verkeersbewegingen onjuist is vastgesteld en dat de besluitvorming is gebaseerd op verouderde gegevens. In dat verband voert hij aan dat in de plannen "Zandzoom" en "Aansluiting A9" wordt uitgegaan van verschillende cijfers voor verkeersintensiteiten en dat afstemming met die ontwikkelingen nodig is om de gevolgen in zoverre goed in beeld te brengen. Ook wordt in het verkeersonderzoek uitgegaan van een (autonome) verkeersgroei van 1 % per jaar, terwijl in de plantoelichting is vermeld dat op de wegen na de wijziging daarvan geen verkeerstoename zal plaatsvinden. Verder voert [appellant sub 1], onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1960, aan dat het gemeentelijk verkeersbeleid niet is gebaseerd op rapporten of andere objectieve gegevens, terwijl dit beleid wel als onderbouwing van het voorliggende plan dient.

Stichting Heilloze Weg voert aan dat het aantal verkeersbewegingen onjuist is vastgesteld. Zo bieden de uitgevoerde verkeersstudies onvoldoende onderbouwing voor de gehanteerde verkeersprognoses, omdat de uitkomsten van de verkeersonderzoeken niet consistent zijn. Ook gaat de onderbouwing van het plan uit van de nieuwe aansluiting op de A9 en de bouw van de nieuwbouwwijken Zuiderloo en Zandzoom, terwijl onvoldoende vaststaat dat die ontsluiting en nieuwbouwwijken gerealiseerd zullen worden. Daarnaast voert Stichting Heilloze Weg aan dat het Verkeersbeleid Heiloo 2018-2030, berust op inconsistente en verouderde verkeerscijfers. In dat verband voert zij tevens aan dat de raad volgens haar de maximale verkeersintensiteiten voor wegen naar boven heeft bijgesteld en zelf gegevens voor de onderzoeken heeft aangeleverd. Tot slot voert Stichting Heilloze Weg aan dat de raad bij de beoordeling van de gevolgen van het plan voor verkeer er ten onrechte van is uitgegaan dat het pakket verkeersmaatregelen ‘scenario 8a’ (hierna: maatregelenpakket 8a) zal worden getroffen. Deze maatregelen zijn niet gewaarborgd in het plan en dit maatregelenpakket is niet vastgesteld. Onder verwijzing naar de eerste verkeersonderzoeken, memo 9 februari 2022, stelt zij dat het "voormalige scenario 8A" leidt tot ongewenste toenames op het onderliggende wegennet.

11.1.  De Vennewatersweg is een gebiedsontsluitingsweg met een maximumsnelheid van 50 km/uur. Deze weg biedt toegang tot diverse erven en kruist de Lijnbaan, Westenweg,  Groeneweg, Hoogeweg en Kennemerstraatweg. Op de eerste vier genoemde wegen geldt in de toekomstige situatie voortaan een maximumsnelheid van 30 km/uur. In paragraaf 5.2 van de plantoelichting is nader ingegaan op het aspect verkeer. Daarin staat dat Goudappel Coffeng ten behoeve van de nieuwbouwwijken Zuiderloo en Zandzoom diverse verkeersonderzoeken heeft verricht, dat zowel de nieuwe aansluiting op de A9 als de ontwikkeling van de nieuwbouwwijken leiden tot een toename van verkeer waarbij de grootste groei te verwachten is op de Vennewatersweg. Vanwege de ontwikkelingen van deze nieuwbouwwijken wordt een verkeerstoename van minimaal 20% verwacht. De reconstructie van de Vennewatersweg zelf leidt niet tot een verschil in hoeveelheid en samenstelling van het verkeer. De reconstructie, samen met de spooronderdoorgang en de aansluiting op de A9 zorgen voor een goede bereikbaarheid, ook van de nieuwbouwwijken.

11.2.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende onderbouwd dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare verkeersoverlast. Ten behoeve van het voorliggend plan is geen verkeersonderzoek verricht. In paragraaf 5.2 van de plantoelichting is weliswaar ingegaan op het aspect verkeer, maar de daarin genoemde onderzoeken van Goudappel Coffeng zijn uitgevoerd ten behoeve van andere ontwikkelingen, waaronder de woonwijken Zandzoom en Zuiderloo. Voor zover de raad in dat kader stelt dat uit de onderzoeksrapporten van Goudappel Coffeng volgt dat de reconstructie van de Vennewatersweg zelf niet leidt tot een toename van de verkeersintensiteit, is dit onvoldoende inzichtelijk gemaakt. De gevolgen van de reconstructie zijn daarin immers beoordeeld in samenhang met de overige projecten. De toename van eventuele verkeersstromen als gevolg van het voorliggend plan en de gevolgen daarvan op de omgeving, dienen echter afzonderlijk van andere ontwikkelingen, zoals de ontwikkeling van genoemde woonwijken, te worden beoordeeld. De raad heeft dat niet gedaan.

In paragraaf 3.4.3 van de plantoelichting is daarnaast ingegaan op het gemeentelijk "Verkeersbeleid 2018-2030". Het beleid houdt rekening met de ontwikkelingen zoals de nieuwbouwwijken en de aansluiting op de A9. In het rapport "Herinrichting Vennewatersweg; Akoestisch onderzoek wegverkeer" van Royal Haskoning DHV van 3 april 2020 dat als bijlage 3 bij de toelichting is toegevoegd, staat dat wat betreft de verkeersgegevens is uitgegaan van het toekomstige scenario zoals bij vaststelling van het verkeersbeleid 2018-2030 is uitgewerkt. Zoals [appellant sub 1] en Stichting Heilloze Weg terecht stellen heeft de Afdeling over dit beleid in de uitspraak van 1 september 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1960, overwogen dat de gemeente niet beschikt over onderliggende rapporten, opdrachten of bespreekverslagen die de daarin gehanteerde grenswaarden onderbouwen. Het had dan op de weg van de raad gelegen om de gehanteerde grenswaarden nader te onderbouwen. De raad heeft onvoldoende gemotiveerd of en waarom de in het Verkeersbeleid 2018-2030 gehanteerde uitgangspunten en grenswaarden in dit geval wel aan het plan ten grondslag kunnen worden gelegd.

Gelet op het vorenstaande moet worden geoordeeld dat het bestreden besluit wat betreft aspect verkeer is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.

Het betoog slaagt.

12.     [appellant sub 1] en Stichting Heilloze Weg betogen daarnaast dat het plan zal leiden tot verkeersonveilige situaties.

[appellant sub 1] voert aan dat door de verbeterde fietspaden meer fietsers hiervan gebruik zullen maken en dat de dat de gevolgen in zoverre onvoldoende in beeld zijn gebracht. Hij wijst in het bijzonder op de toename van de knelpunten tussen fietsers en vrachtwagens.

Stichting Heilloze Weg voert aan dat in het bijzonder onvoldoende rekening is gehouden met conflicten tussen verschillende soorten verkeer, zoals de verkeersveiligheid van fietsers en scholieren die de Vennewatersweg moeten oversteken. Door de Vennewatersweg te categoriseren als een gebiedsontsluitingsweg, de overige wegen in te richten als een 30 km/u-weg en het nemen van het maatregelenpakket 8a zullen onoverzichtelijke situaties ontstaan. Verder voert zij aan dat uit het Verkeersbeleid 2018-2030 volgt dat het aantal kruispunten en conflictpunten zo veel mogelijk wordt beperkt, terwijl in dit geval er een extra kruispunt bijkomt.

12.1.  De raad heeft, onder verwijzing naar de zienswijzennota, toegelicht dat bij de besluitvorming ook verkeersveiligheidsaspecten zijn betrokken. De toename van eventuele verkeersstromen als gevolg van het voorliggend plan en de gevolgen daarvan op de omgeving, dienen afzonderlijk beoordeeld te worden. De raad heeft dat echter niet gedaan. Nu de toename van de verkeersstromen niet afzonderlijk van andere ontwikkelingen is beoordeeld, zoals in overweging 11.2 is uiteengezet, kan de Afdeling op dit moment niet beoordelen of de raad zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan niet zal leiden tot onaanvaardbare gevolgen voor de verkeersveiligheid. Daarom slaagt het betoog.

Natura 2000

13.     Stichting Heilloze Weg betoogt dat de beoogde reconstructie van de weg leidt tot stikstofdepositie op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Zij voert hierbij aan dat bepaalde projecten ten onrechte niet zijn betrokken in de Aerius-berekeningen. Er is daarom sprake van een hogere verkeersgeneratie dan een verkeerstoename van 20% vanwege de nieuwbouwwijken Zuiderloo en Zandzoom, omdat in de berekeningen geen rekening is gehouden met de verkeersaantrekkende werking van onder meer de aansluiting op de A9. Daarnaast voert Stichting Heilloze Weg aan dat de raad ten onrechte alleen de stikstofdeposities heeft berekend van het wegverkeer dat rijdt binnen 5 km van (rekenpunten in) Natura 2000-gebieden. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:105, stelt zij dat ook de effecten op de stikstofdepositie op meer dan 5 km meegenomen moeten worden. In dat verband voert Stichting Heilloze Weg tevens aan dat ten onrechte geen gebruik is gemaakt van de laatste versie van de AERIUS-calculator. Volgens haar moeten de berekeningen opnieuw worden uitgevoerd. Daarbij moet worden aangesloten bij de inmiddels vastgestelde afstandsgrens van 25 km en moet gebruik worden gemaakt van actuele verkeerscijfers. Onder deze omstandigheden heeft de raad dan ook ten onrechte geconcludeerd dat geen negatieve gevolgen voor het Natura 2000-gebied zijn te verwachten. In dat verband wijst Stichting Heilloze Weg tevens op de omstandigheid dat de reconstructie van de Vennewatersweg plaatsvindt op ongeveer 1,6 km van het dichtstbijzijnde natuurgebied en niet op ongeveer 3 km zoals in de plantoelichting is vermeld.

13.1.  Uit artikel 2.8 van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb), in samenhang gelezen met artikel 2.7 van de Wnb, volgt dat een passende beoordeling moet worden gemaakt als een plan significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied. Dat is het geval als een plan voorziet in ruimtelijke ontwikkelingen die ten opzichte van de referentiesituatie significante gevolgen kunnen hebben. Onder referentiesituatie wordt de feitelijke, planologisch legale situatie voorafgaand aan de vaststelling van het plan verstaan.

Als een plan ten opzichte van de referentiesituatie leidt tot een toename van de stikstofdepositie op al overbelaste stikstofgevoelige natuurwaarden in een Natura 2000-gebied, dan dienen de gevolgen van die toename voor de vaststelling van het plan te worden onderzocht. Als daaruit volgt dat significante gevolgen niet op voorhand op grond van objectieve gegevens kunnen worden uitgesloten (voortoets), dient een passende beoordeling te worden gemaakt. Het plan kan in dat geval worden vastgesteld als en nadat de raad uit de aldus gemaakte passende beoordeling de zekerheid heeft verkregen dat het plan de natuurlijke kenmerken van het Natura 2000-gebied niet zal aantasten (zie de uitspraak van de Afdeling van 20 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:212).

13.2.  In paragraaf 5.8.2 van de plantoelichting is de raad ingegaan op het aspect stikstof. In de omgeving van het plangebied liggen verschillende Natura 2000-gebieden. Het plangebied ligt op ongeveer 1,6 km afstand van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied "Noord-Hollands Duinreservaat". Het Natura 2000-gebied "Schoorlse Duinen" ligt op ongeveer 4 km afstand van het plangebied. Ten behoeve van het plan zijn verschillende onderzoeken uitgevoerd om de gevolgen van het plan op natuurgebieden inzichtelijk te maken. Aan het plan is onder meer het rapport "Natuurtoets Vennewatersweg" van 20 januari 2020, opgesteld door Royal Haskoning DHV, ten grondslag gelegd. Dit rapport is als bijlage 6 bij de plantoelichting gevoegd. Hierin is over het aspect stikstofdepositie vermeld dat de geplande werkzaamheden mogelijk kunnen leiden tot stikstofdepositie en dat nader onderzoek noodzakelijk is om de gevolgen van eventuele toename van stikstofdepositie in beeld te brengen. Daarom is een memo met Aerius-berekeningen aan het plan ten grondslag gelegd. Dit memo is als bijlage 7 bij de plantoelichting gevoegd. Daaruit volgt dat de reconstructie leidt tot een tijdelijke toename van stikstofdepositie in de bouwfase van 0,05 mol/ha/jaar en 0,03 mol/ha/jaar op het Natura 2000-gebied "Noord-Hollands Duinreservaat" bij inzet van Stage IIIB respectievelijk van Stage IV materieel. Tevens leidt het plan tot een tijdelijke toename van stikstofdepositie van 0,01 mol/ha/jaar in de aanlegfase op het Natura 2000-gebied "Schoorlse Duinen". Ter beantwoording van de vraag of deze berekende toename van stikstof leidt tot negatieve effecten op Natura 2000-gebieden is een ecologische beoordeling uitgevoerd. De resultaten staan in het rapport "Beoordeling stikstofdepositie Vennewatersweg" van 8 februari 2021, welk rapport als bijlage 8 bij de plantoelichting is gevoegd. Daarin is vermeld dat de verkeersintensiteit in de gebruiksfase gelijk blijft waardoor in zoverre dan ook geen verandering in de stikstofdepositie optreedt. Het plan leidt wel tot een tijdelijke toename van stikstofdepositie in de aanlegfase, maar gezien de tijdelijke aard daarvan en de geringe stikstofdepositiebijdrage kunnen significant negatieve effecten op voorhand worden uitgesloten. Gelet op de ecologische beoordeling van 8 februari 2021 en in aanmerking genomen dat de stikstofdepositiebijdrage gering en tijdelijk is, stelt de raad zich op het standpunt dat uitgesloten is dat het plan significante gevolgen heeft voor Natura 2000-gebieden.

13.3.  Stichting Heilloze Weg heeft de uitgangspunten en de conclusies in van de uitgevoerde beoordeling, zoals hiervoor is weergeven, bestreden, voor zover het betreft de gehanteerde gegevens over de betrokken gebieden, de gebruikte versie van de AERIUS-calculator en de berekeningen van de verkeersgeneratie. De Afdeling overweegt dat de raad onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat het op grond van objectieve gegevens is uitgesloten dat het plan significante gevolgen heeft. Daartoe overweegt de Afdeling als volgt.

Ter zitting heeft de raad bevestigd dat de uitgevoerde berekeningen en ecologische beoordeling uitsluitend betrekking hebben op de aanlegfase. De conclusie dat het plan geen significante effecten heeft op Natura 2000-gebieden, is mede gebaseerd op de veronderstelling dat de uitstoot van stikstof als gevolg van het plan per saldo niet toeneemt in de gebruiksfase. Of die veronderstelling juist is, is niet te beoordelen omdat het aspect verkeer niet voldoende inzichtelijk is gemaakt, zoals in 11.2 is overwogen. Als de uitstoot van stikstof per saldo wel toeneemt ten opzichte van de referentiesituatie, moeten de effecten daarvan ook inzichtelijk worden gemaakt. Ook het betoog dat in de AERIUS-calculator ten onrechte alleen de stikstofdepositie als gevolg van verkeersemissies wordt berekend op Natura 2000-gebieden binnen 5 km slaagt. In de uitspraak van 20 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:105, is immers overwogen dat de afkapgrens van 5 km voor de berekening van stikstofdepositie als gevolg van verkeer onvoldoende is gemotiveerd. De raad heeft niet gemotiveerd of het gebruik van het SRM II-model in dit geval wel aanvaardbaar is. Het voorgaande betekent dat in de aan het plan ten grondslag gelegde ecologische beoordeling is uitgegaan van onvolledige gegevens. Dit betekent dat de raad onvoldoende deugdelijk heeft gemotiveerd dat op grond van objectieve gegevens kan worden uitgesloten dat het plan significante gevolgen heeft.

Het betoog slaagt.

Weidevogelleefgebied

14.     Stichting Heilloze Weg betoogt dat het plan leidt tot een aantasting van het weidevogelleefgebied.

14.1.  De Omgevingsverordening NH2020 is op 17 november 2020 in werking getreden. Het voorliggend plan is vastgesteld bij besluit van 29 maart 2021. Het ontwerpplan is op 31 maart 2020 ter inzage gelegd. Ten tijde van de terinzagelegging van het ontwerpplan was nog de Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland (hierna: PRV) van kracht. Op de vaststelling van het plan is, gelet op het bepaalde in artikel 12.2 van de Omgevingsverordening, daarom de PRV van toepassing.

14.2.  De Afdeling begrijpt het betoog aldus dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 25 van de PRV. Het plangebied is blijkens kaart 4 bij de PRV en de digitale verbeelding daarvan, niet in een weidevogelleefgebied gelegen. Dit is tussen partijen niet in geschil. Uit de tekst van artikel 25 PRV en de daarbij behorende toelichting, kan niet zonder meer worden afgeleid dat het beschermingsbereik van deze bepaling ook van toepassing is op gebieden die niet als weidevogelleefgebied zijn aan te merken. Vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 14 september 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2449.

In de omgeving van het plangebied bevindt zich echter wel een weidevogelleefgebied. De raad heeft bij de vaststelling van het plan hiermee rekening gehouden. Zo is in de "Quickscan flora en fauna" van 2 maart 2021 van Bureau Endemica B.V. beoordeeld wat de effecten van het plan op beschermde natuurwaarden zijn. Dat rapport is als bijlage 11 bij de plantoelichting gevoegd. Daarin wordt geconcludeerd dat gezien de ligging van het plangebied ten opzichte van het weidevogelleefgebied en de aard van de ontwikkeling eventuele effecten op het weidevogelleefgebied zijn uitgesloten. Stichting Heilloze Weg heeft deze conclusie niet bestreden. De raad heeft zich daarop mogen baseren. In het aangevoerde bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad bij de vaststelling van het plan onvoldoende rekening heeft gehouden met het nabijgelegen weidevogelleefgebied.

Het betoog slaagt niet.

Landschappelijke en cultuurhistorische waarden

15.     Stichting Heilloze Weg betoogt dat het plan leidt tot aantasting van de landschappelijke en cultuurhistorische waarden binnen en in de omgeving van het plangebied. In het plangebied bevinden zich een oude strandwal met landschapselementen zoals houtwallen en greppels en de lintbebouwing. De Vennewatersweg is eeuwen oud en het open, landelijk gebied is aangewezen als "Bijzonder Provinciaal Landschap" en moet worden beschermd. Volgens Stichting Heilloze Weg volgt dat ook uit het rapport "Zorg voor landschap" van 11 november 2019 van het Planbureau voor de Leefomgeving waarin een landschapsinclusief omgevingsbeleid wordt voorgesteld.

15.1.  In de paragrafen 5.8 en 5.9 van de plantoelichting is ingegaan op de landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Zoals hiervoor onder 14.2 is vermeld, is in de "Quickscan flora en fauna" van 2 maart 2021 onder meer beoordeeld wat de effecten van het plan op beschermde natuurwaarden zijn. Anders dan Stichting Heilloze Weg stelt, volgt daaruit dat het plangebied geen specifiek beschermde landschappelijke waarden kent. Evenmin is in dit geval sprake van cultuurhistorische waarden binnen het plangebied. In de zienswijzennota staat dat het plan wel zal leiden tot een verandering van het landschap in het plangebied, maar dat een zwaarder gewicht is toegekend aan het belang om de weg te reconstrueren dan aan het belang bij het ongewijzigde behoud van het landschap. Volgens de raad is daarbij met het overige groen in het gebied zoveel mogelijk rekening gehouden. Zo blijft de strandwallen-structuur behouden. Verder staat in de "Quickscan flora en fauna" van 2 maart 2021 dat geen sprake is van een ontwikkeling in het open landschap die leidt tot verdichting of verrommeling. Een deel van de bestaande groenstructuur - op de kruising Vennewatersweg/Westerweg - gaat verloren en een aantal bomen wordt gekapt, maar volgens de plantoelichting wordt binnen het plangebied groen zoveel mogelijk weer gecompenseerd. De Afdeling stelt vast dat de bestemming "Verkeer" onder meer groenvoorzieningen mogelijk maakt. Onder deze omstandigheden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het plan in zoverre niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen.

Het betoog slaagt niet.

Flora en fauna

16.     Stichting Heilloze Weg betoogt dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de gevolgen van het plan op flora en fauna. Volgens haar is de instandhouding van beschermde soorten en waarden onvoldoende geborgd en is het vereiste werkprotocol nog niet opgesteld.

16.1.  Wat betreft de aspecten flora en fauna is een regeling neergelegd in de Wnb. De vragen of voor de uitvoering van het bestemmingsplan een vrijstelling dan wel een ontheffing op grond van het soortenbeschermingsregime in de Wnb nodig is en zo ja, of deze ontheffing kan worden verleend, komen in beginsel pas aan de orde in een procedure op grond van de Wnb. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen indien en voor zover hij op voorhand in redelijkheid heeft moeten inzien dat het soortenbeschermingsregime in de Wnb aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

16.2.  In paragraaf 5.8.1 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect flora en fauna. Daaruit volgt onder meer dat ten behoeve van het plan hiernaar onderzoek is verricht. De resultaten zijn opgenomen in het rapport "Natuurtoets Vennewatersweg" van Royal Haskoning DHV van 20 januari 2020, welk rapport als bijlage 6 bij de plantoelichting is gevoegd. Hierin is vermeld dat voor bepaalde soorten negatieve effecten zijn te verwachten. Het gaat daarbij om broedvogels, vleermuizen, kleine marterachtigen en rugstreeppadden. Het inzetten van (zwaar) materieel en het kappen van bomen kan, zo vermeldt het rapport van 20 januari 2020, in dit geval leiden tot negatieve effecten op beschermde soorten en daarmee tot overtreding van de Wnb. In hoofdstuk 7 is vervolgens beschreven welke maatregelen getroffen kunnen worden om negatieve effecten te voorkomen. Daartoe moet een ecologisch werkprotocol worden opgesteld. Voor onder meer vleermuizen, kleine marterachtigen en rugstreeppadden wordt in het rapport van 20 januari 2020 nader onderzoek aanbevolen.

Naar aanleiding daarvan zijn twee nadere onderzoeken uitgevoerd. Het onderzoek naar de aanwezigheid van vleermuizen, kleine marterachtigen en rugstreeppadden in en rondom het plangebied is uitgevoerd en neergelegd in het rapport "Aanvullend onderzoek naar vleermuizen, kleine marterachtigen en rugstreeppad in het kader van de reconstructie van de Vennewatersweg" van Royal Haskoning DHV van 1 december 2020, welk rapport als bijlage 9 bij de plantoelichting is gevoegd. Tevens is specifiek onderzoek verricht naar eventueel aanwezige natuurwaarden en beschermde soorten in de tuin van het perceel aan de Westerweg 405. De resultaten zijn opgenomen in het rapport "Soortenonderzoek Heiloo; Onderzoek naar vleermuizen, kleine marterachtigen en huismussen" van Witteveen +Bos van 6 oktober 2020. Dit rapport is als bijlage 10 bij de plantoelichting gevoegd. In het nader onderzoek van 1 december 2020 wordt geconcludeerd dat verschillende maatregelen kunnen worden getroffen met betrekking tot het beschermen van vleermuizen en kleine marterachtigen. Deze maatregelen moeten worden opgenomen in een ecologisch werkprotocol. Binnen het plangebied bevindt zich verder ook een winterbiotoop voor de rugstreeppad in de vorm van de houtwal op het perceel Westerweg 405. Er moeten ook maatregelen worden getroffen om verstoring en doding van rugstreeppadden tijdens het kappen van de winterbiotoop te voorkomen. Voor het vernietigen van de potentiële winterbiotoop van de rugstreeppad door het kappen van de houtwal zijn geen maatregelen te treffen. Hiervoor moet een ontheffing aangevraagd worden.

Naar aanleiding van de voorgenomen sloop van een schuur langs de [locatie A]a is tot slot nog een aanvullend onderzoek uitgevoerd. Het rapport "Quickscan flora en fauna" van 2 maart 2021 van Bureau Endemica B.V. is als bijlage 11 bij de plantoelichting gevoegd. Daarin worden onder meer voorgaande conclusies bevestigd.

Stichting Heilloze Weg heeft geen concrete aanknopingspunten aangevoerd voor twijfel aan de juistheid en volledigheid van de bevindingen en conclusies van voorgaande rapporten. De raad heeft zich daarop mogen baseren. Onder verwijzing naar die conclusies heeft de raad zich verder ook op het standpunt kunnen stellen dat de Wnb niet op voorhand aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat. De omstandigheid dat ten tijde van de vaststelling van het plan het werkprotocol nog niet was opgesteld, doet aan de conclusies niet af. Voorafgaand aan de werkzaamheden moet een ecologisch werkprotocol opgesteld worden. Er zal worden gewerkt conform dit werkprotocol om de werkzaamheden te kunnen uitvoeren zonder daarbij de Wnb te overtreden.

Het betoog slaagt niet.

Geluid

17.     [appellant sub 1] en Stichting Heilloze Weg betogen dat het plan zal leiden tot geluidsoverlast. In het bijzonder vreest [appellant sub 1] voor geluidhinder wegens het vervallen van geluidafschermende werking van zijn schuur die afgebroken moet worden.

[appellant sub 1] voert aan dat in de zienswijzefase is aangetoond dat de geluidsbelasting op zijn gevel hoger ligt dan de toegestane 48 dB en deze geluidsbelasting door het voorliggende plan alleen maar toeneemt. Hij wijst in dat kader op de omstandigheden dat de bestaande schuur die geluid afvangt afgebroken moet worden en dat in het uitgevoerde onderzoek is uitgegaan van de aanleg van stil asfalt, terwijl dit niet gewaarborgd is in het plan. Hij voert verder aan dat de ligging van de rijbanen niet vaststaat en dat een eventuele hogere geluidsbelasting niet kan worden uitgesloten. Ter onderbouwing van zijn standpunt wijst [appellant sub 1] op de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1498. Overigens is door Royal Haskoning DHV volgens hem eerder geconstateerd dat stil asfalt op of bij een rotonde niet kan, omdat dit type asfalt snel slijt. Volgens [appellant sub 1] zijn daarom (andere) geluidbeperkende maatregelen noodzakelijk en die moeten via een voorwaardelijke verplichting in het plan worden gewaarborgd.

Stichting Heilloze Weg voert, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1498, ook aan dat het plan te ruime mogelijkheden biedt voor de reconstructie van de weg. In de eerste plaats is volgens haar ten onrechte niet gewaarborgd dat de weg wordt heringericht conform het wegontwerp. In de tweede plaats is het gebruik van stil asfalt niet in het plan gewaarborgd. In dat kader voert zij tevens aan dat onduidelijk aangegeven is wat stil asfalt is. Volgens haar zijn de uitkomsten van de aan het plan ten grondslag gelegde onderzoeken daarom onzeker. Verder voert Stichting Heilloze Weg aan dat in het onderzoek voor bepaalde woningen buiten de bebouwde kom ten onrechte is uitgegaan van hogere normen voor binnen de bebouwde kom. Het plangebied ligt deels in landelijk gebied waarvoor lagere normen gelden. Volgens haar heeft de bewonersgroep Vennewatersweg reeds in juli 2017 bezwaar gemaakt tegen de toename van de verkeersintensiteit in het gebied en de daardoor veroorzaakte geluidhinder.

17.1.  In paragraaf 5.3 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect geluid. Daaruit volgt dat voorafgaand aan de vaststelling van het plan onderzoek is verricht naar de gevolgen daarvan voor de omgeving. Aan het plan zijn twee onderzoeken ten grondslag gelegd. Dat zijn de rapporten "Herinrichting Vennewatersweg; Akoestisch onderzoek wegverkeer" van Royal Haskoning DHV van 3 april 2020 en "Akoestisch onderzoek Vennewatersweg Heiloo, aanleg stil asfalt oostelijk van spoorviaduct" van M+P raadgevende ingenieurs van 15 januari 2021. Deze rapporten zijn als bijlage 3 en bijlage 4 bij de plantoelichting toegevoegd. In het rapport van 3 april 2020 wordt ingegaan op de akoestische gevolgen van het plan voor de omgeving, waaronder omliggende woningen. Daarin wordt geconcludeerd dat uit het akoestisch onderzoek blijkt dat de wijziging aan de Vennewatersweg binnen het onderzoeksgebied leidt tot een toename van de geluidbelasting van 1,50 dB of meer, waarbij de toename ten hoogste 4 dB is. Nu maatregelen niet doeltreffend, mogelijk of wenselijk zijn, moeten volgens het rapport van 3 april 2020 hogere waarden worden vastgesteld zoals opgenomen in bijlage 2 en samengevat in tabel 5.1.

Vervolgens is in het akoestisch onderzoek van 15 januari 2021 nader onderzoek uitgevoerd naar bronmaatregelen om een eventuele verhoogde geluidsbelasting als gevolg van de reconstructie van de weg te verlagen. Daarin staat dat in het rapport van 3 april 2020 voor de woningen langs de Vennewatersweg is bepaald wat de toekomstige geluidsbelasting wordt, dat inmiddels is besloten dat er een stil wegdek gerealiseerd gaat worden en dat onderzoek is verricht naar de effecten van het toepassen van stil asfalt op de binnenwaarden van woningen, waaronder ook die van [appellant sub 1] aan de [locatie A]. In tabel III van dat akoestisch onderzoek is per woning de geluidsbelasting in 2030 opgenomen, inclusief de benodigde geluidswering van de gevel. De geluidbelasting bij de woning van [appellant sub 1] bedraagt bij het stille wegdektype SMA-NL8 G+ ongeveer 50 dB en de benodigde geluidwering is 22 dB. Ondanks de toepassing van een stiller type asfalt zal de geluidsbelasting hoger worden dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. In bijlage 5 bij de plantoelichting is weergegeven voor welke woningen hogere waarden moeten worden vastgesteld. Ook de woning van [appellant sub 1] is daarin opgenomen.

17.2.  Voor zover [appellant sub 1] en Stichting Heilloze Weg stellen dat de ligging van de rijbanen en het gebruik van stil asfalt moeten vastliggen om de geluidsbelasting als gevolg van het plan te kunnen beoordelen, overweegt de Afdeling als volgt. Zoals hiervoor is vermeld zijn aan het plan de akoestische rapporten van 3 april 2020 en van 15 januari 2021 ten grondslag gelegd. Deze zijn als bijlage 3 en bijlage 4 bij de plantoelichting toegevoegd. In het akoestisch onderzoek van 3 april 2020 is onder meer als uitgangspunt genomen dat de Vennewatersweg zal worden heringericht conform het wegontwerp. Het definitieve ontwerp van de reconstructie van de Vennewatersweg is opgenomen in bijlage 1 bij de toelichting. Verder is in het akoestisch onderzoek van 15 januari 2021 als uitgangspunt genomen dat stil asfalt zal worden aangelegd ter hoogte van de oostelijke tunnelmond van de spoortunnel en de rotonde met de Kennemerstraatweg. Daarin staat dat de geluidsbelasting is berekend bij toepassing van stil asfalt. De Afdeling overweegt dat deze uitgangspunten niet in het plan zijn gewaarborgd. Uit de aan het plan ten grondslag gelegde onderzoeken volgt niet wat de geluidbelasting zal zijn als de weg zal worden heringericht conform de maximale planologische mogelijkheden van het plan en dus niet conform het wegontwerp. Evenmin volgt daaruit wat de geluidbelasting bij de woningen zal zijn, indien de weg op deze plekken niet zal worden voorzien van stil asfalt. Vergelijk de uitspraak van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1498, waarin is overwogen dat niet valt uit te sluiten dat geluidreducerende maatregelen nodig zijn, omdat in het plan niet opgenomen is dat de weg zal worden heringericht conform het wegontwerp en dat stil asfalt zal worden gebruikt, terwijl daarvan is uitgegaan in het uitgevoerde onderzoek.

Verder is in het verweerschrift erkend dat is gebleken van verschillen tussen het geluidsonderzoek dat als bijlage 3 respectievelijk als bijlage 4 bij het plan is gevoegd. Ten aanzien van het perceel van [appellant sub 1] zijn verschillende rekenpunten gehanteerd. Zo is in het akoestisch onderzoek van 3 april 2020 dat als bijlage 3 is bijgevoegd, uitgegaan van rekenpunten op de gevel van de te slopen opstal aan de [locatie A]a. In het akoestisch onderzoek van 15 januari 2021 dat als bijlage 4 is bijgevoegd is uitgegaan van rekenpunten op de gevel van de woning van [appellant sub 1] aan de [locatie A]. In dat kader staat in het verweerschrift dat de [locatie A] verder van de weg ligt, zodat de geluidsbelasting aldaar lager is.

Gelet op het vorenstaande is het plan in zoverre in strijd met artikel 3:2 van de Awb niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid.

De betogen slagen.

Luchtkwaliteit

18.     [appellant sub 1] betoogt dat het plan - in het bijzonder het kappen van de aanwezige bomen - zal leiden tot verslechtering van de luchtkwaliteit. Volgens hem beperken deze bomen de verspreiding van fijnstof.

18.1.  In paragraaf 5.4 van de plantoelichting is de raad ingegaan op de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit. Met behulp van de zogeheten NSL-monitoringstool 2019 die bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit behoort, is een indicatie gegeven van de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied. In de plantoelichting staat dat hieruit volgt dat ter plaatse van het plangebied wordt voldaan aan de normen voor PM10 en PM2.5 zoals opgenomen in voorschrift 4.1 en voorschrift 4.3 van bijlage 2 bij de Wm. Uit de bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit behorende monitoring blijkt dat de maximale jaargemiddelde concentratie van fijn stof van PM10 en PM2.5 ongeveer 19,6 μg/m³ en 11,1 μg/m³ bedraagt, terwijl de grenswaarde 40 μg/m³ respectievelijk 25 μg/m³ is. Dit betekent dat de concentratie van fijn stof in de peiljaren 2020 en 2030 onder de geldende grenswaarden ligt. [appellant sub 1] heeft dit niet bestreden. De raad stelt dat daarom geen aanleiding bestaat om te vrezen voor het woon- en leefklimaat ter plaatse of in de omgeving van het plangebied. Gelet hierop is voldoende gemotiveerd dat het plan - reconstructie van de weg - geen onaanvaardbare gevolgen voor de luchtkwaliteit zal hebben.

Het betoog slaagt niet.

Bodemonderzoek

19.     Stichting Heilloze Weg betoogt dat ten behoeve van het plan onvoldoende onderzoek is verricht naar de aanwezigheid van PFAS.

19.1.  De aanwezigheid van verontreinigingen in de bodem, de noodzaak van sanering van verontreinigde locaties en de wijze waarop deze saneringen moeten worden uitgevoerd, zijn geregeld in afzonderlijke wetgeving met eigen procedures, die nu niet ter beoordeling staan. Dat doet er niet aan af dat de raad het plan niet heeft kunnen vaststellen als en voor zover de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat aanwezige bodemverontreiniging aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

19.2.  In paragraaf 5.6 van de plantoelichting is ingegaan op het aspect bodem. Voorafgaand aan het vaststellen van het plan is bodemonderzoek verricht. De resultaten daarvan zijn neergelegd in het door Van der Helm Milieubeheer B.V. opgestelde rapport "Diverse onderzoeken ter plaatse van de Vennewatersweg te Heiloo" van 20 december 2019. Dat rapport is als bijlage 2 bij de plantoelichting gevoegd. Wat betreft de aanwezigheid van PFAS wordt daarin geconcludeerd dat in de geanalyseerde grond geen PFAS is aangetoond boven de achtergrondwaarde. Stichting Heilloze Weg heeft deze conclusie niet bestreden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich, onder verwijzing naar het rapport van 20 december 2019, dan ook in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de bodemverontreiniging op voorhand niet aan de uitvoerbaarheid van het plan in de weg staat.

Het betoog slaagt niet.

M.e.r.-beoordeling

20.     Stichting Heilloze Weg betoogt dat ten behoeve van het plan ten onrechte geen m.e.r.-beoordeling is uitgevoerd.

20.1.  Het plan voorziet in de reconstructie van de Vennewatersweg in de vorm van een verlegging en een verbreding van een bestaande weg van twee rijstroken. De reconstructie van deze weg is 1,3 km lang. Daarmee ziet het plan op een activiteit als bedoeld in categorie 1.3, onderdeel C, dan wel als bedoeld in categorie 1.2, onderdeel D, van de bijlage bij het Besluit m.e.r. De Afdeling overweegt dat de drempelwaarde in kolom 2 van de desbetreffende categorie niet wordt overschreden. Ook in het geval dat de drempelwaarden van de bijlage van het Besluit m.e.r. niet worden overschreden, moet een m.e.r.-beoordeling als bedoeld in artikel 2, vijfde lid, van het Besluit m.e.r. worden uitgevoerd. Daarbij dient aan de hand van de selectiecriteria in bijlage III bij de Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (de m.e.r.-richtlijn) te worden beoordeeld of de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben.

20.2.  In paragraaf 5.1 van de plantoelichting is opgenomen dat een m.e.r.-beoordeling is uitgevoerd, waarbij een beoordeling is gemaakt van de mogelijke nadelige gevolgen van het project voor het milieu in relatie tot de criteria van bijlage III bij de m.e.r.-richtlijn. Daarin staat dat de mogelijke nadelige milieugevolgen als gevolg van de reconstructie betrekking hebben op de aspecten geluid, lucht, water en ecologie. Volgens de plantoelichting is de conclusie van die beoordeling dat het plan niet tot nadelige gevolgen voor het milieu leidt. In het verlengde daarvan hoeft geen milieueffectrapport te worden opgesteld. Zoals hiervoor onder 17.2 is overwogen, slaagt onder meer de beroepsgrond over geluid. Dit betekent dat de Afdeling nu niet kan beoordelen of de conclusie van de m.e.r.-beoordeling dat het plan niet leidt tot nadelige gevolgen voor het milieu juist is. Het betoog slaagt.

Uitvoerbaarheid

21.     Stichting Heilloze Weg betoogt dat het plan in strijd is met artikel 3.1.6, tweede lid, onder f, van het Bro, omdat het plan om de reeds hiervoor genoemde redenen niet uitvoerbaar is.

21.1.  Bij een beroep tegen een bestemmingsplan kan een betoog dat ziet op de uitvoerbaarheid van dat plan slechts leiden tot vernietiging van het bestreden besluit indien en voor zover het aangevoerde leidt tot de conclusie dat de raad op voorhand in redelijkheid had moeten inzien dat het plan niet kan worden uitgevoerd. In de plantoelichting is de raad ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan. Zoals hiervoor reeds is overwogen, bestaat in het aangevoerde geen aanleiding voor het oordeel dat het plan om de door Stichting Heilloze Weg gevoerde redenen niet uitvoerbaar zal zijn. In het verlengde daarvan bestaat evenmin aanleiding voor het oordeel dat het plan in strijd met artikel 3.1.6, eerste lid, onder f, van het Bro is vastgesteld.

Het betoog slaagt niet.

Besluit hogere waarden

Formeel

22.     Stichting Heilloze Weg betoogt dat bij de publicatie van het ontwerpplan ten onrechte geen melding is gemaakt van het ontwerpbesluit hogere waarden. Ook is het besluit hogere waarden slechts gepubliceerd via de gemeentelijke website.

22.1.  Voor zover Stichting Heilloze Weg stelt dat het ontwerpbesluit hogere waarden ten onrechte niet langs elektronische weg is gepubliceerd, overweegt de Afdeling dat daartoe geen verplichting bestond. Verder begrijpt de Afdeling het betoog aldus dat het ontwerpbesluit hogere waarden in strijd met artikel 110c, eerste lid, van de Wgh niet tegelijkertijd met het ontwerpplan ter inzage is gelegd. Nu in dit geval sprake is van verschillende bestuursorganen, namelijk de raad en het college, en dat de besluiten niet gecoördineerd zijn voorbereid was in dit geval ook niet vereist om beide (ontwerp)besluiten tegelijk ter inzage te leggen.

Het betoog slaagt niet.

Inhoudelijk

23.     [appellant sub 1] en Stichting Heilloze Weg betogen dat de gebreken in de akoestische onderzoeken voor het plan hier doorwerken in het besluit hogere waarden. Zij stellen, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 24 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1498, dat niet valt uit te sluiten dat geluidbeperkende maatregelen nodig zijn, omdat in het plan niet is opgenomen dat de weg zal worden heringericht conform het wegontwerp en dat stil asfalt zal worden gebruikt. Deze punten zijn wel als uitgangspunt genomen in de onderzoeken. Daarom had ook dit besluit niet op deze manier kunnen worden vastgesteld.

23.1.  Het besluit hogere waarden is gebaseerd op de rapporten "Herinrichting Vennewatersweg; Akoestisch onderzoek wegverkeer" van Royal Haskoning DHV van 3 april 2020 en "Akoestisch onderzoek Vennewatersweg Heiloo, aanleg stil asfalt oostelijk van spoorviaduct" van M+P raadgevende ingenieurs van 15 januari 2021. Deze rapporten zijn als bijlage 3 en bijlage 4 bij de plantoelichting toegevoegd. Ten aanzien van de woning van [appellant sub 1] wordt geconcludeerd dat de geluidbelasting bij het stille wegdektype SMA-NL8 G+ ongeveer 50 dB bedraagt en de benodigde geluidwering is 22 dB. Ondanks de toepassing van een stiller type asfalt zal de geluidsbelasting hoger worden dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB. Het college heeft hiervoor een besluit hogere waarden genomen. Zoals hiervoor in het kader van het plan is overwogen, is in het plan niet gewaarborgd dat de weg zal worden heringericht conform het wegontwerp en dat stil asfalt zal worden aangelegd, terwijl daarvan wel is uitgegaan in de uitgevoerde onderzoeken. Ook is overwogen dat is gebleken van verschillen tussen het geluidsonderzoek dat als bijlage 3 respectievelijk als bijlage 4 bij het plan is gevoegd. Ten aanzien van het perceel van [appellant sub 1] zijn verschillende rekenpunten gehanteerd. Nu het besluit hogere waarden is gebaseerd op dezelfde geluidsonderzoeken die aan het plan ten grondslag zijn gelegd, kleeft aan dit besluit in zoverre hetzelfde gebrek als aan het besluit van de raad tot vaststelling van het plan.

Het betoog slaagt.

Conclusie

24.     De beroepen tegen het plan en het besluit tot vaststelling van hogere waarden zijn gegrond. Gelet op wat onder 10.2, 11.2, 12.1, 17.2, 20.2 en 23.1 is overwogen, moeten deze besluiten wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb worden vernietigd. Gelet op wat onder 13.3 is overwogen, is het plan tevens vastgesteld in strijd met artikel 2.7 van de Wnb.

25.     Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

26.     Ten aanzien van Stichting Heilloze Weg is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.

27.     Ten aanzien van [appellant sub 1] moeten de raad en het college de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart de beroepen gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Heiloo van 29 maart 2021 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Reconstructie Vennewatersweg";

III.      vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo van 16 februari 2021 tot vaststelling van hogere waarden als bedoeld in de Wet geluidhinder;

IV.     draagt de raad van de gemeente Heiloo op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat de vernietiging wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

V.      veroordeelt de raad van de gemeente Heiloo en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo gezamenlijk tot vergoeding van bij [appellant sub 1] in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,- , geheel toe te rekenen aan een door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI.     gelast dat de raad van de gemeente Heiloo en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo gezamenlijk aan [appellant sub 1] het door hem voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 181,00 vergoeden;

VII.     gelast dat de raad van de gemeente Heiloo en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heiloo gezamenlijk aan Stichting Heilloze Weg het door haar voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht ten bedrage van € 360,00 vergoeden.

Aldus vastgesteld door mr. S.F.M. Wortmann, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. M Soffers, leden, in tegenwoordigheid van F. Dinleyici, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2022

909

BIJLAGE

Besluit ruimtelijke ordening

Artikel 3.1.6

[….];

2. De toelichting bij een bestemmingsplan dat een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk maakt, bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.

[….].

Artikel 1.1.1

In dit besluit en de hierop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

[….];

i. stedelijke ontwikkeling: ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen;

[….].

Wet natuurbescherming

Artikel 2.7

1. Een bestuursorgaan stelt een plan dat niet direct verband houdt met of nodig is voor het beheer van een Natura 2000-gebied, en dat afzonderlijk of in combinatie met andere plannen of projecten significante gevolgen kan hebben voor een Natura 2000-gebied, uitsluitend vast indien is voldaan aan artikel 2.8.

[….].

Artikel 2.8

"1. Voor een plan als bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, of een project als bedoeld in artikel 2.7, tweede lid, maakt het bestuursorgaan, onderscheidenlijk de aanvrager van de vergunning, een passende beoordeling van de gevolgen voor het Natura 2000-gebied, rekening houdend met de instandhoudingsdoelstellingen voor dat gebied.

2. In afwijking van het eerste lid hoeft geen passende beoordeling te worden gemaakt, ingeval het plan of het project een herhaling of voortzetting is van een ander plan, onderscheidenlijk project, of deel uitmaakt van een ander plan, voor zover voor dat andere plan of project een passende beoordeling is gemaakt en een nieuwe passende beoordeling redelijkerwijs geen nieuwe gegevens en inzichten kan opleveren over de significante gevolgen van dat plan of project.

3. Het bestuursorgaan stelt het plan uitsluitend vast, en gedeputeerde staten verlenen voor het project, bedoeld in het eerste lid, uitsluitend een vergunning, indien uit de passende beoordeling de zekerheid is verkregen dat het plan, onderscheidenlijk het project de natuurlijke kenmerken van het gebied niet zal aantasten.

[...].

Wet geluidhinder

Artikel 99

1. Tot reconstructie van een weg wordt, indien binnen de aanwezige of toekomstige zone van die weg woningen, andere geluidsgevoelige gebouwen of geluidsgevoelige terreinen aanwezig, in aanbouw of geprojecteerd zijn, niet overgegaan dan in overeenstemming met een bestemmingsplan of een besluit tot vrijstelling als bedoeld in artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening dat in de reconstructie voorziet dan wel met een besluit van burgemeester en wethouders, met overeenkomstige toepassing van artikel 81 genomen naar aanleiding van een door de wegbeheerder aan burgemeester en wethouders gedane mededeling van zijn voornemen en na een met overeenkomstige toepassing van artikel 80 ingesteld onderzoek.

[…];

3. Bij het nemen van een besluit als bedoeld in het eerste lid worden de waarden die ingevolge de artikelen 100, 100a en 100b als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt, in acht genomen.

[…].

Artikel 100

1. Behoudens het tweede en derde lid is de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege een te reconstrueren weg, van de gevel van woningen binnen de zone 48 dB.

[…].

Artikel 100a

1. Voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting van de gevel van woningen kan een hogere waarde dan de ingevolge artikel 100 geldende worden vastgesteld, met dien verstande dat:

a. de verhoging 5 dB niet te boven mag gaan, behoudens in gevallen waarin:

1°. ten gevolge van de reconstructie de geluidsbelasting van de gevel van ten minste een gelijk aantal woningen elders met een ten minste gelijke waarde zal verminderen, en

2°. de wegbeheerder heeft verklaard dat hij financiële middelen ter beschikking stelt uiterlijk voor afloop van de reconstructie ten behoeve van de toepassing van artikel 90 of artikel 111b, tweede of derde lid, met betrekking tot woningen die door de reconstructie een hogere geluidsbelasting ondervinden, en

b. ingeval voor de betrokken woning eerder toepassing is gegeven aan artikel 83 of artikel 84, tweede lid, zoals dat luidde voor 1 september 1991 of, indien geen toepassing is gegeven aan het betrokken artikel en de heersende waarde 53 dB niet te boven gaat, de waarde niet hoger mag worden gesteld dan:

1°.58 dB bij een reconstructie van een weg in buitenstedelijk gebied en 2°.63 dB bij een reconstructie van een weg in stedelijk gebied.

2. De krachtens het eerste lid, onder a, te stellen hogere waarde mag niet hoger worden gesteld dan 68 dB.

[…].

Artikel 110a

1. Burgemeester en wethouders zijn binnen de grenzen van de gemeente bevoegd tot het vaststellen van een hogere waarde voor de ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting.

[…].

Wet milieubeheer

Artikel 5.16

1. Bestuursorganen maken bij de uitoefening van een in het tweede lid bedoelde bevoegdheid of toepassing van een daar bedoeld wettelijk voorschrift, welke uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit, gebruik van een of meer van de volgende gronden en maken daarbij aannemelijk:

a. dat een uitoefening of toepassing, rekening houdend met de effecten op de luchtkwaliteit van onlosmakelijk met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregelen ter verbetering van de luchtkwaliteit, niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 opgenomen grenswaarde;

[…].

Artikel 7.2

1. Bij algemene maatregel van bestuur worden de activiteiten aangewezen:

a. die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;

b. ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

[…]

3. Terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder a, worden de categorieën van besluiten aangewezen bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

4. Terzake van de activiteiten, bedoeld in het eerste lid, onder b, worden de categorieën van besluiten aangewezen in het kader waarvan het bevoegd gezag krachtens de artikelen 7.17 of 7.19 moet beoordelen of die activiteiten de in dat onderdeel bedoelde gevolgen hebben, en indien dat het geval is, bij de voorbereiding waarvan een milieueffectrapport moet worden gemaakt.

[...].

Artikel 7.2a

1. Een milieueffectrapport wordt gemaakt bij de voorbereiding van een op grond van een wettelijke of bestuursrechtelijke bepaling verplicht vast te stellen plan waarvoor, in verband met een daarin opgenomen activiteit, een passende beoordeling moet worden gemaakt op grond van artikel 2.8, eerste lid, van de Wet natuurbescherming.

[...].

Besluit milieueffectrapportage

Artikel 2

1. Als activiteiten als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onder a, van de wet (lees: de Wet milieubeheer) worden aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel C van de bijlage is omschreven, [...].

2. Als activiteiten als bedoeld in artikel 7.2, eerste lid, onder b, van de wet (lees: de Wet milieubeheer) worden aangewezen de activiteiten die behoren tot een categorie die in onderdeel D van de bijlage is omschreven, […].

3. Als categorieën van plannen als bedoeld in artikel 7.2, tweede lid, van de wet, worden aangewezen de categorieën die in kolom 3 van onderdeel C onderscheidenlijk onderdeel D van de bijlage zijn omschreven, voor zover die plannen een kader vormen voor een besluit dat behoort tot een categorie die is aangewezen op grond van het vierde lid, en voor zover die plannen niet zijn aangewezen als categorieën van besluiten als bedoeld in dat lid.

4. Als categorieën van besluiten als bedoeld in artikel 7.2, derde en vierde lid, van de wet worden aangewezen de categorieën die in kolom 4 van onderdeel C onderscheidenlijk onderdeel D van de bijlage zijn omschreven.

5. […]. Voor zover in de bijlage, onderdeel D, bij een categorie van activiteiten categorieën van gevallen zijn aangegeven, geldt de verplichting tot het toepassen van de artikelen 7.16 tot en met 7.19 van de wet:

a. in zodanige gevallen en

b. in overige gevallen waarin op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. […]

In onderdeel A, onder 1, van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is bepaald dat in die bijlage onder autoweg wordt verstaan:

a. een voor autoverkeer bestemde weg die alleen toegankelijk is via knooppunten of door verkeerslichten geregelde kruispunten en waarop het is verboden te stoppen en te parkeren, of

b. een weg als bedoeld in artikel 1, onder d, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990.

In categorie 1.3 van onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is als activiteit aangewezen: De aanleg, wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 10 kilometer of meer.

In categorie 1.2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit m.e.r. is als activiteit aangewezen: De wijziging of uitbreiding van een weg bestaande uit vier of meer rijstroken, of verlegging of verbreding van bestaande wegen van twee rijstroken of minder tot wegen met vier of meer rijstroken niet zijnde een autosnelweg of autoweg, in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een weg met een tracélengte van 5 kilometer of meer.

Omgevingsverordening NH2020

Artikel 12.2

Het oude recht blijft van toepassing tot een besluit onherroepelijk wordt, als voor de inwerkingtreding van de betreffende bepaling van deze verordening:

a. een aanvraag om het besluit is ingediend en het besluit binnen 2 jaar daarna is genomen;

b. voor een ambtshalve te nemen besluit, een besluit als bedoeld in 3.1, eerste lid, van de Wet ruimtelijke ordening, of een besluit als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening, dat op verzoek wordt genomen, een ontwerp ter inzage is gelegd van een besluit ten aanzien waarvan op de voorbereiding afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is en het besluit binnen 2 jaar daarna is genomen; of

c. voor een ambtshalve te nemen besluit toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht of het ontwerp is bekendgemaakt en het besluit binnen 2 jaar daarna is genomen.

Provinciale ruimtelijke verordening Noord-Holland

Artikel 25

Een bestemmingsplan dat betrekking heeft op weidevogelleefgebieden, zoals op kaart 4 en op de digitale verbeelding ervan aangegeven, voorziet niet in:

a. de mogelijkheid van nieuwe bebouwing, anders dan binnen een bestaand bouwblok of een uitbreiding daarvan;

b de mogelijkheid van aanleg van nieuwe weginfrastructuur;

c de mogelijkheid van aanleg van bossen of boomgaarden;

d de mogelijkheid verstorende activiteiten, buiten de huidige agrarische activiteiten, te verrichten die het weidevogelleefgebied verstoren, en;

e de mogelijkheid werken uit te voeren die realisatie van nieuwe peilverlagingen mogelijk maken.