Uitspraak 202001047/1/A2


Volledige tekst

202001047/1/A2.
Datum uitspraak: 26 april 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Noord­-Nederland van 3 januari 2020 in zaak nr. 18/4001 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Terschelling.

Procesverloop

Bij besluit van 24 april 2018 heeft het college een aanvraag van [appellant] om een tegemoetkoming in planschade afgewezen.

Bij besluit van 13 november 2018 heeft het college het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 3 januari 2020 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 april 2022, waar het college, vertegenwoordigd door mr. A. Daan, advocaat te Deventer, is verschenen.

Overwegingen

1.       In geschil is of het college zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat de door [appellant] gestelde planschade voor zijn rekening blijft op de grond dat hij het risico van de planologische ontwikkeling heeft aanvaard bij de aankoop van de onroerende zaak.

achtergrond

2.       [appellant] is sinds 5 januari 2010 eigenaar van de recreatiewoning aan de [locatie] te Midsland (hierna: de recreatiewoning). Op 29 juli 2015 heeft hij verzocht om een tegemoetkoming in planschade die hij in de vorm van waardevermindering van de recreatiewoning heeft geleden als gevolg van een besluit van 22 mei 2012, waarbij het college met toepassing van artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder a en c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht omgevingsvergunning heeft verleend voor het plaatsen van een telecommunicatiemast met een hoogte van 39,9 m op een afstand van 40 m tot de recreatiewoning.

standpunt van het college

3.       Het college heeft voor het op de aanvraag van [appellant] te nemen besluit advies gevraagd aan de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken (hierna: de SAOZ).

In het advies van de SAOZ is uiteengezet dat de planologische verandering voor de eigenaar van de recreatiewoning heeft geleid tot een verslechtering van het uitzicht en de omgevingskarakteristiek en tot een beperkte toename van geluidhinder. Op basis van deze conclusies heeft een schadetaxatie plaatsgevonden. Volgens deze taxatie is de waarde van de recreatiewoning als gevolg van de planologische verandering op de peildatum van de inwerkingtreding van het besluit van 22 mei 2012 gedaald van € 265.000 naar € 255.000 en heeft [appellant] een schade van € 10.000 geleden. Volgens de SAOZ is er, gelet op het volgende, geen aanleiding om deze schade geheel voor rekening van [appellant] te laten op de grond dat de planologische verandering ten tijde van de aankoop van de recreatiewoning voor [appellant] voorzienbaar was.

Bij besluit van 18 juli 2000 heeft de raad van de gemeente Terschelling de Beleidsnotitie Telecommunicatie-Antennemasten Terschelling (hierna: de Beleidsnotitie) vastgesteld. Hierin is beleid geformuleerd met betrekking tot het plaatsen van telecommunicatiemasten. De voor [appellant] nadelige planologische ontwikkeling past in dat beleid.

In de Beleidsnotitie is onderscheid gemaakt tussen concrete locaties en zoeklocaties voor het plaatsen van antennemasten. Uit het kaartmateriaal valt af te leiden dat de recreatiewoning binnen de contouren van een zoeklocatie is gelegen. Dat neemt niet weg dat het samenstel van tekst en kaartmateriaal van de Beleidsnotitie onvoldoende concrete aanwijzingen biedt om te veronderstellen dat het oprichten van een antennemast op korte afstand van de recreatiewoning voorzienbaar was. Daarbij is in aanmerking genomen dat het gaat om een (vrij grote) zoeklocatie en niet om een concrete locatie, dat binnen zoeklocaties een voorkeur bestaat voor bedrijfs- en kantoorlocaties en pas in de tweede plaats voor dorpsgebieden en recreatieve verblijfscentra en dat bij deze locaties volgens de Beleidsnotitie nader onderzoek voor een exacte locatie noodzakelijk is, waarbij tevens een aantal uitgangspunten geldt, waarbij de uiteindelijk gekozen locatie op deze uitgangspunten niet hoog scoort. Hieruit heeft de SAOZ de conclusie getrokken dat [appellant] het risico van de planologische ontwikkeling niet heeft aanvaard bij de aankoop van de recreatiewoning.

4.       In het in bezwaar gehandhaafde besluit van 24 april 2018 heeft het college, in afwijking van het advies van de SAOZ, de aanvraag om een tegemoetkoming in planschade afgewezen. Volgens het college is voor het aannemen van voorzienbaarheid niet vereist dat verwezenlijking van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel volledig en onherroepelijk vaststaat, dat deze maatregel in detail is uitgewerkt of dat de omvang van de nadelige gevolgen met nauwkeurigheid kan worden bepaald. Op grond van de rechtspraak is het enkele feit dat de locatie als zoekgebied was aangewezen al voldoende om voorzienbaarheid aan te nemen, zodat [appellant] geen aanspraak heeft op een tegemoetkoming in planschade, aldus het college.

oordeel van de rechtbank

5.       De rechtbank heeft overwogen dat de inhoud van de Beleidsnotitie voldoende concreet is en [appellant] rekening had kunnen en moeten houden met de mogelijkheid dat in de nabijheid van de recreatiewoning een antennemast zou worden geplaatst. Dat het om een (vrij grote) zoeklocatie gaat en de betreffende locatie, gelet op de in de Beleidsnotitie vermelde uitgangpunten, niet hoog scoort, maakt dat volgens de rechtbank niet anders.

hoger beroep

6.       [appellant] is het niet eens met het oordeel van de rechtbank. Hij betoogt dat op grond van de Beleidsnotitie niet voorzienbaar was dat een antennemast in de nabijheid van de recreatiewoning zou worden geplaatst. In het advies van de SAOZ is immers uiteengezet dat in de Beleidsnotitie specifieke, voldoende concreet bepaalbare locatiekeuzen zijn opgenomen, aldus [appellant].

6.1.    In artikel 6.3, aanhef en onder a, van de Wet ruimtelijke ordening is bepaald dat het bestuursorgaan met betrekking tot de voor tegemoetkoming in aanmerking komende schade bij zijn beslissing op de aanvraag in ieder geval de voorzienbaarheid van de schadeoorzaak betrekt.

6.2.    De voorzienbaarheid van een planologische wijziging wordt beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag of ten tijde van de investeringsbeslissing, bijvoorbeeld ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak, voor een redelijk denkend en handelend koper aanleiding bestond om rekening te houden met de kans dat de planologische situatie ter plaatse in ongunstige zin zou veranderen. Daarbij wordt rekening gehouden met concrete beleidsvoornemens die openbaar zijn gemaakt. Voor voorzienbaarheid is niet vereist dat een dergelijk beleidsvoornemen een formele status heeft.

Bij het bepalen van de voorzienbaarheid van de schade komt geen betekenis toe aan de grootte van de ten tijde van de beslissing tot investering bestaande kans dat de schade niet zou ontstaan.

Voor het aannemen van voorzienbaarheid is niet vereist dat verwezenlijking van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel volledig en onherroepelijk vaststaat, dat deze maatregel in detail is uitgewerkt of dat de omvang van de nadelige gevolgen met nauwkeurigheid kan worden bepaald. Beslissend is of op het moment van investering de mogelijkheid van de schadeveroorzakende overheidsmaatregel zodanig kenbaar was, dat hiermee bij de beslissing tot investering rekening kon worden gehouden.

Indien de planschade voorzienbaar is, blijft deze voor rekening van de koper, omdat hij in dat geval wordt geacht de mogelijkheid van verwezenlijking van de negatieve ontwikkeling ten tijde van de aankoop van de onroerende zaak te hebben aanvaard.

Vergelijk de overzichtsuitspraak van de Afdeling van 28 september 2016 (ECLI:NL:RVS:2016:2582) onder 5.23 tot en met 5.30.

6.3.    Op het kaartmateriaal bij de Beleidsnotitie zijn zoekgebieden voor het plaatsen van antenne-installaties aangeduid. De zoekgebieden zijn relatief beperkt van omvang in verhouding tot de totale oppervlakte van Terschelling.

Niet in geschil is dat de in het besluit van 22 mei 2012 vermelde locatie van de telecommunicatiemast is gelegen binnen de contouren van een zoekgebied voor antenne-installaties en dat er, gelet op de Beleidsnotitie, ten tijde van de aankoop van de recreatiewoning dus een kans was op een planologische ontwikkeling op deze locatie, als door dat besluit mogelijk is gemaakt. Dat, zoals uit het advies van de SAOZ volgt, die kans klein was, is in dit verband niet relevant. Uit de overzichtsuitspraak van de Afdeling valt af te leiden dat bij het bepalen van de voorzienbaarheid van de schade geen betekenis toekomt aan de grootte van de ten tijde van de beslissing tot investering bestaande kans dat de schade niet zou ontstaan. Volgens de overzichtsuitspraak is de meest ongunstige uitwerking van het beleidsvoornemen beslissend voor het antwoord op de vraag of en zo ja, in hoeverre de betrokkene het risico van de schade heeft aanvaard. Daarvan uitgaande, zou een redelijk denkend en handelend koper bij de aankoop van de recreatiewoning rekening hebben gehouden met een planologische ontwikkeling, als door het besluit van 22 mei 2012 mogelijk is gemaakt.

Het betoog slaagt niet.

conclusie

7.       Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak wordt bevestigd.

proceskosten

8.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. B.P.M. van Ravels, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.J.R. Hazen, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2022

452