Uitspraak 202105686/1/R4


Volledige tekst

202105686/1/R4.
Datum uitspraak: 26 april 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellante], wonend te Lexmond,
gemeente Vijfheerenlanden,

en

de raad van de gemeente Vijfheerenlanden,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan wonen en parkeren van de gemeente Vijfheerenlanden" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellante] beroep ingesteld.

[appellante] heeft nadere stukken ingediend.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 24 maart 2022, waar [appellante] en de raad, vertegenwoordigd door mr. P. Schravendijk, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

2.       Het bestemmingsplan is een zogenoemd "paraplubestemmingsplan" voor het grondgebied van de gehele gemeente Vijfheerenlanden, dat de van kracht zijnde bestemmingsplannen wijzigt of aanvult. In het plan is aan de gronden van het plangebied de aanduiding "Overige zone - wonen en parkeren" toegekend. Het plan heeft betrekking op de onderwerpen "wonen" en "parkeren".

Met de parkeerregeling van het plan is beoogd om het gemeentelijke parkeerbeleid planologisch vast te leggen. Omdat de gemeente Vijfheerenlanden nog geen specifiek eigen beleid heeft, sluit de planregeling aan bij de aanbevelingen van de CROW-publicatie 381: "Toekomstbestendig parkeren - Van parkeerkencijfers naar parkeernormen". In de artikelen 3.1 tot en met 3.4 van de planregels wordt de parkeerregeling nader uitgewerkt. Deze regeling houdt onder meer in dat het verboden is om te bouwen of om gronden in gebruik te nemen indien niet wordt voldaan aan de geldende parkeernormen en dat, voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, getoetst wordt of aan deze normen wordt voldaan.

Ten aanzien van het onderwerp "wonen" worden begripsbepalingen opgenomen met de gewenste definiëring voor de begrippen 'huishouden', 'wonen' en 'woning of wooneenheid'. Deze begrippen gaan gelden voor alle onderliggende plannen en werken aanvullend op de onderliggende plannen waar deze begrippen niet voorkomen, of werken corrigerend waar in de onderliggende plannen al definities zijn opgenomen voor deze begrippen en waar deze nieuwe begripsbepalingen anders zijn. In de onderliggende plannen waar de begripsbepalingen hetzelfde zijn treden de nieuwe bepalingen ook in werking, maar verandert er niets.

3.       [appellante] woont aan de [locatie] in Lexmond. Voor haar gronden is het bestemmingsplan "Buitengebied Zederik" van kracht, vastgesteld door de raad bij besluit van 29 juni 2015. De gronden van haar perceel zijn in het bestemmingsplan uit 2015 bestemd voor "Wonen". Het bestreden besluit werkt dus aanvullend op het bestemmingsplan uit 2015.

Het beroep van [appellante]

4.       [appellante] betoogt dat de definitie van het begrip "huishouden" ten onrechte is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan. De gewijzigde definitie heeft volgens [appellante] mogelijk tot gevolg dat het bestaande gebruik van haar woning, waarbij sprake is van drie thuiswonende kinderen, niet meer wordt gezien als bewoning door een "huishouden". Zij vreest dat haar kinderen als gevolg daarvan het ouderlijk huis moeten verlaten.

4.1.    Onder het begrip "huishouden" wordt in artikel 1 van de planregels verstaan: "een persoon of groep personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn waarbij sprake is van de continuïteit in de samenstelling ervan en die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen."

Deze bepaling is gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan. In het ontwerpplan was het begrip "huishouden" anders gedefinieerd, namelijk:

"een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is".

4.2.    De gewijzigde vaststelling van de definitie van het begrip "huishouden" is een gevolg van een door de raad aangenomen amendement. Uit de toelichting bij het amendement volgt dat met deze wijziging juist is beoogd om de definitie van het begrip "huishouden" te verruimen. In het amendement wordt onder meer overwogen dat een huishouden (bijvoorbeeld) ook kan bestaan uit drie volwassenen waarbij er onderling geen familiaire relatie bestaat. De raad heeft toegelicht dat de wijziging van het begrip "huishouden" was ingegeven door de overweging dat in de definitie van het ontwerpplan de nadruk te zeer werd gelegd op het bestaan van een "familiaire relatie" tussen de samenwonende personen. Het staat volgens de raad buiten twijfel dat in de situatie van [appellante], waarbij sprake is van bewoning door een moeder en haar drie kinderen, sprake is van één "huishouden". De raad heeft verder ter zitting desgevraagd aangegeven dat de gewijzigde omschrijving van het begrip "huishouden" ook in financieel opzicht niet tot veranderingen leidt voor [appellante].

4.3.    De Afdeling is van oordeel dat deze toelichting van de raad juist is en dat er dus in het geval van [appellante] sprake is van één huishouden. Dat betekent dat [appellante] en haar drie kinderen in hun woning kunnen blijven wonen op de manier waarop zij dat altijd al hebben gedaan. Dit bestemmingsplan wijzigt daar niets aan.

Het betoog faalt.

5.       Verder kan [appellante] zich er niet mee verenigen dat uit het bestemmingsplan voortvloeit dat projectontwikkelaars woningbouw mogen realiseren en dat gemeenten parkeervoorzieningen, wegen en fiets- en voetpaden mogen aanleggen.

5.1.    Zoals hiervoor al is overwogen, ziet het bestemmingsplan op de aspecten "wonen" en "parkeren". In het kader van het aspect "wonen" worden de verschillende begripsbepalingen die in de bestemmingsplannen binnen de gemeente Vijfheerenlanden zijn opgenomen met dit bestemmingsplan eenduidig gemaakt en ten aanzien van het aspect "parkeren" is met het bestemmingsplan geregeld dat het door de gemeente Vijfheerenlanden gehanteerde parkeerbeleid van toepassing is op alle locaties en percelen binnen de gemeente.

Het bestemmingsplan voorziet niet in nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van woningbouw dan wel in het aanleggen van parkeervoorzieningen, wegen en fiets- en voetpaden.

Het betoog faalt.

6.       Voorts is volgens [appellante] ten aanzien van "parkeren" ten onrechte de stedelijkheidsklasse "rest bebouwde kom" aan het buitengebied toegekend.

6.1.    De raad heeft toegelicht dat het CROW het aantal adressen per vierkante kilometer hanteert om de stedelijkheidsgraad van een gemeente te bepalen. De stedelijkheidsgraad voor de gehele gemeente Vijfheerenlanden is "weinig stedelijk". Voor de onderverdeling van "weinig stedelijk" heeft de raad de oude parkeernota’s gevolgd. In de oude parkeernota van Zederik is de indeling voor heel Zederik aangegeven als "rest bebouwde kom". Voor het onderhavige bestemmingsplan zijn Vianen en Leerdam als "centrumzone" aangemerkt. Om deze plaatsen heen ligt een schil die is aangemerkt als "stedelijke zone schilgebied". De overige kernen en het buitengebied worden aangemerkt als "rest bebouwde kom". Gelet hierop is ten aanzien van het aspect parkeren in zoverre geen sprake van veranderingen.

[appellante] heeft niet nader onderbouwd waarom de stedelijkheidsklasse "rest bebouwde kom" niet aan het buitengebied kon worden toegekend.

Het betoog faalt.

7.       Verder voert [appellante] aan dat er schadelijke milieueffecten optreden ten aanzien van de bodem bij nog in procedure zijnde bestemmingsplannen.

7.1.    [appellante] heeft niet nader onderbouwd op welke wijze het onderhavige bestemmingsplan leidt tot schadelijke milieueffecten in de bodem. Het bestemmingsplan maakt geen nieuwe ontwikkeling mogelijk, maar is er op gericht dat begripsbepalingen op het gebied van wonen en parkeren eenduidig worden uitgelegd. Verder is de parkeernormering geregeld. Van schadelijke milieueffecten ten aanzien van de bodem als gevolg van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan is gelet hierop geen sprake.

Het betoog faalt.

8.       [appellante] kan zich verder niet verenigen met de bij het bestemmingsplan vastgestelde verbeelding en de daarbij behorende ondergrond. Volgens [appellante] zijn de kadastrale grenzen van haar perceel verschoven.

8.1.    De raad heeft toegelicht dat de ondergrond op 10 juni 2021 is vastgesteld. Deze is ontleend aan de Basisregistratie Grootschalige Topografie (hierna: BGT) van 24 september 2019. Volgens de raad is bij de vaststelling van het bestemmingsplan aangesloten bij de laatste versie van de BGT, waarop de perceelsgrenzen zichtbaar zijn. Niet valt in te zien waarom de verbeelding en de daarbij behorende ondergrond niet correct zouden zijn. Niet is gebleken dat de perceelsgrenzen met de vaststelling van het bestemmingsplan zijn gewijzigd. [appellante] heeft de stelling dat de kadastrale grenzen van haar perceel zijn verschoven niet nader onderbouwd.

Het betoog faalt.

9.       Zoals hiervoor is overwogen, is in dit bestemmingsplan een regeling opgenomen die ziet op het gebruik van gronden voor wonen en voor parkeren. De Afdeling stelt vast dat de overige door [appellante] ingediende beroepsgronden geen betrekking hebben op hetgeen in het onderhavige bestemmingsplan is geregeld, maar op hetgeen in andere bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen aan de orde is of was en waartegen procedures lopen of hebben gelopen. De Afdeling kan in deze procedure geen oordeel geven over deze beroepsgronden. Dat betekent dat deze beroepsgronden niet kunnen leiden tot vernietiging van het hier aan de orde zijnde bestemmingsplan.

10.     Het beroep is ongegrond.

11.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. L.M. Melenhorst, griffier.

w.g. Venema
lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Melenhorst
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 april 2022

490