Uitspraak 201808716/3/R2


Volledige tekst

201808716/3/R2.
Datum uitspraak: 6 april 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Vereniging het Groene Hart Brabant, gevestigd te Boxtel (hierna: de Vereniging),

appellante,

en

de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 30 januari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:317, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak de daarin omschreven gebreken in het besluit van de raad van 14 juni 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, tweede actualisatie" te herstellen. Deze uitspraak is aangehecht.

Bij beschikking van 18 mei 2020 heeft de Afdeling op verzoek van de raad de bij de tussenuitspraak bepaalde termijn verlengd tot 30 september 2020.

Bij besluit van 24 september 2020 (hierna: het herstelbesluit) heeft de raad ter uitvoering van de tussenuitspraak het plan gewijzigd vastgesteld.

De Vereniging en [belanghebbende A] hebben daarover een zienswijze naar voren gebracht.

De Vereniging, de raad en [belanghebbende B] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 29 september 2021, waar de Vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door J.M. van Gorp, E.P.A. van der Steen en K.J.M. Wolf, zijn verschenen.

Voorts is ter zitting [belanghebbende A] als partij gehoord.

Overwegingen

De tussenuitspraak

1.       De Afdeling heeft in overweging 10.3 van de tussenuitspraak de raad niet gevolgd in zijn standpunt dat het plan, voor zover is voorzien in de bouw van nieuwe ruimte-voor-ruimtewoningen op de locatie Zandstraat-Moleneind en op de ongenummerde locaties Woudseweg, Donksestraat en Hemelrijkstraat, in overeenstemming is met de Structuurvisie buitengebied Sint-Michielsgestel van 21 december 2011 (hierna: de Structuurvisie). Evenmin is, zo heeft de Afdeling geoordeeld, in het plan inzichtelijk gemaakt waarom in dit geval ervoor is gekozen om van de Structuurvisie af te wijken. Het plan, voor zover dat ziet op de vaststelling van de plandelen die zien op de percelen aan de Woudseweg (ongenummerd), Donksestraat (ongenummerd), Hemelrijkstraat (ongenummerd) en de Zandstraat-Moleneind is dan ook onvoldoende gemotiveerd.

Verder heeft de Afdeling in overweging 14.2 overwogen dat het plan en de daaraan ten grondslag liggende stukken geen inzicht bieden hoe de raad tot het door middel van de aanduidingen "specifieke vorm van wonen - paraplu hooiberg" en "specifieke vorm van agrarisch - paraplu hooiberg" bij het plan mogelijk gemaakte aantal van ongeveer 30 of meer nieuwe zogenoemde parapluhooibergen is gekomen. Waarom dit aantal vanuit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is, heeft de raad dan ook niet draagkrachtig gemotiveerd. Voorts ontbreken in het plan, zonder dat inzichtelijk is gemaakt dat dat uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is, gebruiksregels voor parapluhooibergen. Daarmee is het gebruik van parapluhooibergen onbegrensd en wordt ook gebruik toegestaan dat in strijd is met gemeentelijk of provinciaal beleid. Dit klemt temeer nu de maximale bouwhoogte van 8 m en een maximale oppervlakte van 49 m2 een verscheidenheid aan gebruiksmogelijkheden biedt. De raad heeft niet inzichtelijk gemaakt dat elke vorm van gebruik - zoals een bed & breakfast of vakantiewoning - uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. Gelet hierop heeft de raad ook onvoldoende gemotiveerd waarom gebruiksregels voor parapluhooibergen kunnen worden gemist.

Gelet op hetgeen in de tussenuitspraak is overwogen, is het besluit van 14 juni 2018, voor zover dat ziet op de bestreden plandelen Woudseweg (ongenummerd), Donksestraat (ongenummerd), Hemelrijkstraat (ongenummerd) en Zandstraat-Moleneind en, voor zover in de verbeelding van het plan aanduidingen zijn opgenomen voor nieuwe parapluhooibergen en in de planregels geen gebruiksbepalingen voor parapluhooibergen zijn opgenomen, genomen in strijd met artikel 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

De opdracht

2.       In de tussenuitspraak heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak over te gaan tot herstel van de gebreken die kleven aan het besluit van 14 juni 2018. Daartoe diende raad, met inachtneming van de tussenuitspraak:

(1.) alsnog te motiveren dat het mogelijk maken van ruimte-voor-ruimte-woningen op de percelen Woudseweg (ongenummerd), Donksestraat (ongenummerd), Hemelrijkstraat (ongenummerd) en Zandstraat-Moleneind zich verdraagt met de Structuurvisie, waarom daarvan in dit geval is afgeweken, of in plaats daarvan het plan op dit punt gewijzigd vast te stellen; en

(2.) alsnog te motiveren waarom het aantal aanduidingen voor nieuwe parapluhooibergen uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is en waarom geen gebruiksregels in het plan zijn opgenomen voor parapluhooibergen, of in plaats daarvan het plan op dit punt gewijzigd vast te stellen.

Het herstelbesluit

3.       Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad de plantoelichting gewijzigd door daaraan een nadere motivering wat betreft de percelen Woudseweg (ongenummerd), Hemelrijkstraat (ongenummerd), Donksestraat (ongenummerd) en Zandstraat-Moleneind als bijlage toe te voegen. Verder is aan de plantoelichting een notitie met betrekking tot de cultuurhistorische waarde van parapluhooibergen als bijlage toegevoegd.

Daarnaast heeft de raad de planregels gewijzigd door de begripsomschrijving van een parapluhooiberg aan te passen en een nieuwe begripsomschrijving voor een verblijfsruimte op te nemen. Ook zijn de bouw- en gebruiksregels in de planregels gewijzigd ten behoeve van parapluhooibergen. Verder heeft de raad een aanvulling over de cultuurhistorische waarden van parapluhooibergen aan de plantoelichting toegevoegd.

4.       Artikel 6:19, eerste lid, van de Awb luidt:

"Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben."

Het herstelbesluit is een besluit ter vervanging van het besluit van 14 juni 2018 en is ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Awb onderdeel van dit geding. Het beroep van de Vereniging wordt geacht mede te zijn gericht tegen het herstelbesluit.

5.       In het onderstaande zal de Afdeling aan de hand van de door de Vereniging naar voren gebrachte zienswijze beoordelen of de raad met het herstelbesluit heeft voldaan aan de opdracht in de tussenuitspraak en zo ja, in hoeverre de rechtsgevolgen van het besluit van 14 juni 2018 in stand kunnen blijven.

De zienswijze van de Vereniging

Structuurvisie

6.       De Vereniging voert aan dat het mogelijk maken van nieuwe ruimte-voor-ruimte woningen op de percelen Woudseweg (ongenummerd) Donksestraat (ongenummerd), Hemelrijkstraat (ongenummerd) en Zandstraat-Moleneind per definitie leidt tot strijd met het in de Structuurvisie opgenomen doel tot behoud van de huidige open kenmerken en doorzichten op de betreffende locaties. In de Structuurvisie is namelijk uitdrukkelijk een afweging gemaakt van de plaatsen waar nog gebouwd mag worden en de onderhavige locaties maken daarvan geen deel uit. Volgens de Vereniging heeft de raad in het herstelbesluit verder onvoldoende gemotiveerd waarom van de Structuurvisie wordt afgeweken. De Vereniging stelt in dit verband dat de raad ten onrechte niet zelf heeft gemotiveerd op grond waarvan wordt afgeweken van de Structuurvisie. In plaats daarvan heeft de raad voor de motivering van het herstelbesluit ten onrechte slechts verwezen naar aanvullingen van door de initiatiefnemer ingehuurde adviesbureaus.

Ten aanzien van de locatie Hemelrijkstraat stelt de Vereniging dat de aanvulling van BRO slechts een herhaling is van wat eerder in de ruimtelijke onderbouwing behorende bij het besluit van 14 juni 2018 naar voren is gebracht. Verder wordt er volgens de Vereniging ten onrechte van uitgegaan dat woningbouw op deze locatie past binnen de uitgangspunten van de Structuurvisie ten aanzien van nieuwe ontwikkelingen binnen het bebouwingslint. De nieuwe ontwikkelingen in dit bebouwingslint zijn vooral gericht op ontstening, het terugdringen van bestaande en grootschalige bedrijfsactiviteiten en het in ruil daarvoor toestaan van woningbouw. In dit geval wordt een lege ruimte opgevuld en - waar wordt gesproken over transformatie - is dat juist wat de Structuurvisie beoogt te voorkomen, aldus de Vereniging. Ook wordt miskend dat twee bebouwingsconcentraties aan elkaar worden gekoppeld door het toestaan van een woning, waardoor schade wordt toegebracht aan de ruimtelijke karakteristiek en identiteit ter plaatse. De Vereniging stelt ook dat geen sprake is van een dicht beplante kavel, nu een intensieve rooiing heeft plaatsgevonden en een vrij doorzicht is gecreëerd.

Wat betreft de locatie Donksestraat voert de Vereniging aan dat ter plaatse geen bebouwingslint aanwezig is, omdat de daarvoor karakteristieke lijnvormige bebouwingsstructuur ontbreekt. Daarom gaat BRO ten onrechte uit van een bebouwingslint en het afronden daarvan. Deze locatie wordt juist gekenmerkt door onregelmatige spreiding van de bebouwingsstructuur, die verloopt van intensief aan de komzijde naar steeds dunner wordend richting het buitengebied. Door uit te gaan van het afronden van het bebouwingslint, worden deze waarden miskend. Dit kan dan ook niet worden gebruikt als argument om van de Structuurvisie af te wijken. Het toestaan van een woning op deze locatie gaat ten koste van het ruimtelijke karakter en de identiteit ter plaatse.

Ten aanzien van de locaties Zandstraat-Moleneind en de Woudseweg stelt de Vereniging verder dat in het advies van Wintraecken ten onrechte is opgenomen dat het toestaan van woningen op deze locaties bijdraagt aan de ruimtelijke karakteristiek en identiteit ter plaatse. De voorgenomen ontwikkelingen staan juist lijnrecht tegenover het doel van de Structuurvisie om de weinige nog open gebleven plekken in het lintstructuur te behouden. Bovendien worden de in de Structuurvisie opgenomen zichtlijnen door het plan onderbroken.

6.1.    In het nadere stuk van 21 juli 2021 heeft de raad gewezen op een op 16 juli 2015 vastgestelde aanvulling op de uit 2011 daterende Structuurvisie. In deze aanvulling staat dat in de Structuurvisie 17 bebouwingsconcentraties zijn aangewezen met daarbinnen de mogelijkheid voor het realiseren van ruimte-voor-ruimtewoningen. De plandelen Woudseweg (ongenummerd), Donksestraat (ongenummerd), Hemelrijkstraat (ongenummerd), en Zandstraat-Moleneind zijn gelegen binnen de bebouwingsconcentraties Hemelrijkstraat/Pleinsedijk, Bosscheweg/Donksestraat en Woudseweg/Zandstraat. Per bebouwingsconcentratie wordt in de Structuurvisie gewezen op te behouden ruimtelijke kwaliteiten, verstoringen in de ruimtelijke kwaliteit en mogelijkheden voor versterking van de ruimtelijke kwaliteit. Volgens de raad volgt uit de tekst van de aanvulling op de Structuurvisie dat maatwerk kan worden geleverd en indirecte ruimte-voor-ruimtewoningen ook buiten zoeklocaties kunnen worden toegestaan als dat in overeenstemming is met de uitgangspunten uit de Structuurvisie die horen bij de betreffende bebouwingsconcentratie.

De Afdeling overweegt dat de raad, gelet op de verwijzing naar de aanvulling op de Structuurvisie, alsnog heeft gemotiveerd dat hij in de Structuurvisie, zoals nader aangevuld, heeft beoogd om ook indirecte ruimte-voor-ruimtewoningen mogelijk te maken op percelen die niet door middel van een aparte aanduiding zijn aangewezen als zoeklocatie, mits dat in overeenstemming is met de uitgangspunten die in de Structuurvisie voor de betreffende bebouwingsconcentratie zijn gesteld. Hierbij merkt de Afdeling op dat de aanvulling op de Structuurvisie ten tijde van de tussenuitspraak niet aan de orde was gesteld.

Gelet op het voorgaande wordt de Vereniging niet gevolgd in haar stelling dat het mogelijk maken van ruimte-voor-ruimtewoningen op deze percelen per definitie in strijd is met de Structuurvisie.

Het betoog faalt in zoverre.

Overigens heeft de raad ter zitting aangegeven dat hij onderkent dat de betekenis van het begrip zoeklocatie in de Structuurvisie verduidelijking behoeft en dat het voornemen bestaat om de Structuurvisie bij de eerstvolgende actualisatieronde op dit onderdeel te wijzigen om misverstanden in de toekomst te voorkomen.

6.2.    De Afdeling overweegt verder, zoals ook in de tussenuitspraak onder 9.3 is overwogen, dat toepassing van de ruimte-voor-ruimteregeling ertoe kan leiden dat in sommige gevallen bebouwing plaatsvindt van nu nog onbebouwde gronden in een bebouwingsconcentratie. Dat is inherent aan deze regeling, die daartoe de mogelijkheid biedt. De enkele stelling van de Vereniging dat het realiseren van indirecte ruimte-voor-ruimtewoningen op de percelen Woudseweg (ongenummerd), Donksestraat (ongenummerd), Hemelrijkstraat (ongenummerd) en Zandstraat-Moleneind leidt tot een kwaliteitsverslechtering ter plaatse, wat daar ook van zij, kan daarom niet leiden tot het oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt had moeten stellen dat het plan niet in overeenstemming is met de Structuurvisie. De Afdeling zal aan de hand van hetgeen de Vereniging voor het overige heeft aangevoerd over de betreffende plandelen/percelen beoordelen of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het mogelijk maken van indirecte ruimte-voor-ruimtewoningen binnen deze plandelen inhoudelijk in overeenstemming is met de Structuurvisie.

6.3.    De Afdeling wijst er verder op dat in de tussenuitspraak slechts is opgedragen om te motiveren dat de ruimte-voor-ruimte-woningen passen binnen de Structuurvisie. Het stond de raad daarom vrij om als nieuwe motivering de nader uitgevoerde onderzoeken te onderschrijven en daarnaar te verwijzen. Het enkele feit dat deze onderzoeken zijn uitgevoerd in opdracht van de initiatiefnemer van een project geeft geen reden om op voorhand te twijfelen aan de juistheid en de objectiviteit van de inhoud van die onderzoeken. Het betoog van de Vereniging bevat geen concrete aanknopingspunten om te twijfelen aan de juistheid of objectiviteit ervan. Gelet hierop heeft de raad de rapporten van de geraadpleegde onderzoeksbureaus aan het herstelbesluit ten grondslag mogen leggen.

Ook in zoverre faalt het betoog.

6.4.    Over de totstandkoming van een ruimte-voor-ruimtewoning aan de Hemelrijkstraat (ongenummerd) overweegt de Afdeling als volgt.

De "Ruimtelijke onderbouwing woningbouw Hemelrijkstraat Sint-Michielsgestel" van 31 oktober 2017 en de "Aanvulling Hemelrijkstraat-Donksestraat" van 19 maart 2020, beide opgesteld door adviesbureau BRO, zijn als bijlage 8 onderscheidenlijk bijlage 23 bij de plantoelichting gevoegd. In de ruimtelijke onderbouwing en de aanvulling daarop is toegelicht dat realisatie van een woning in de bebouwingsconcentratie Hemelrijkstraat/Pleinsedijk past binnen het beleidsdoel om transformatie naar een woonlint te bevorderen en dat grootschalige bedrijvigheid, bedrijvigheid met buitenopslag of bedrijvigheid met veel verkeersaantrekkende werking moeten worden vermeden.

Voorts is de "Landschappelijke inpassing Hemelrijkstraat Sint Michielsgestel" van 7 februari 2017, eveneens opgesteld door adviesbureau BRO, als bijlage 3.16 bij de planregels gevoegd. In dat landschappelijk inpassingsplan staat dat op het perceel jaren geleden een voormalige boerderij is gesloopt en het perceel sindsdien begroeid is met beplantingen. Door de situering van de woning gaan er geen zichtrelaties naar open gebieden of landschapsvensters verloren. Door de landschappelijke inpassing blijft het groene karakter van het perceel bestaan. Als landschappelijke maatregelen worden genoemd het opschonen van het perceel en bossages met behoud van waardevolle bomen en het aanplanten van zowel lage als hoge gemengde knip-/scheerheggen en bosplantsoen als onderbeplanting bij bestaande bomen. Vanwege de hogere ligging van de weg ten opzichte van het perceel wordt het perceel niet volledig afgeschermd van de weg en blijft er meer diepte zichtbaar. Met deze maatregelen wordt beoogd de huidige landschapskwaliteiten te versterken. In artikel 42.2 van de planregels is verzekerd dat de landschappelijke maatregelen worden uitgevoerd en in stand gehouden.

De Afdeling volgt de Vereniging niet in haar stelling dat de ruimtelijke karakteristiek en identiteit ter plaatse van de locatie Hemelrijkstraat (ongenummerd) wordt aangetast door het koppelen van twee bebouwingsconcentraties. Uit de kaart behorende bij de bebouwingsconcentratie Hemelrijkstraat/Pleinsdedijk als weergegeven op pagina 115 van de Structuurvisie, tot welke bebouwingsconcentratie dit perceel behoort, blijkt niet dat twee bebouwingsconcentraties worden gekoppeld. Ook laat de stelling dat een intensieve rooiing heeft plaatsgevonden en een vrij doorzicht is gecreëerd, daargelaten of dat inderdaad het geval is, onverlet dat door het treffen van landschappelijke maatregelen in het plan is verzekerd dat de in de Structuurvisie genoemde doorzichten naar het achterliggende landschap in stand zullen worden gehouden en dus een bijdrage wordt geleverd aan de te behouden ruimtelijke kwaliteiten voor de bebouwingsconcentratie Hemelrijkstraat/Pleinsedijk.

Gelet op het voorgaande heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de vaststelling van het plan, voor zover dat ziet op het plandeel Hemelrijkstraat (ongenummerd), in overeenstemming is met de Structuurvisie.

Het betoog faalt in zoverre.

6.5.    Over de totstandkoming van een ruimte-voor-ruimtewoning aan de Donksestraat (ongenummerd) overweegt de Afdeling dat het betreffende plandeel behoort tot een gebied dat in de Structuurvisie is aangewezen als bebouwingsconcentratie Bosscheweg/Donksestraat. De stelling dat het realiseren van woningen op deze locaties in strijd is met het kenmerk van onregelmatige spreiding van de bebouwingsstructuur of het doel van de Structuurvisie om de weinige nog open gebleven plekken in de lintstructuur te behouden, gaat eraan voorbij dat de Structuurvisie uitdrukkelijk ruimte laat om met toepassing van de ruimte-voor-ruimteregeling een woning op deze locaties te realiseren. Hoewel aan de Vereniging kan worden toegegeven dat de bebouwing ter plaatse niet overal regelmatig en lijnvormig is, wil dat niet zeggen dat deze bebouwing in redelijkheid niet als bebouwingslint kan worden aangemerkt. Ook anderszins is niet gebleken is dat in de Structuurvisie genoemde waarden op deze locatie door het plan worden aangetast.

Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan, voor zover dat ziet op het plandeel Donksestraat (ongenummerd), in overeenstemming is met de Structuurvisie.

Het betoog faalt in zoverre.

6.6.    Over de totstandkoming van twee ruimte-voor-ruimte-woningen aan de Zandstraat-Moleneind overweegt de Afdeling dat in de Structuurvisie op pagina 62 en 63 de randvoorwaarden zijn beschreven die gesteld worden aan de kavelgrootte, locatie, schaal en ontwerp. De inhoud, typologie, architectuur van de woning en de tuin dienen passend in de omgeving te zijn en de nieuwe woning dient door landschappelijke (erf)beplanting ingepast te worden in het omringende landschap. Dit betekent volgens de Structuurvisie onder andere dat de nieuwe woning er niet voor mag zorgen dat de bebouwingsconcentratie dichtslibt en doorzichten of zichtlijnen verloren gaan. Het perceel behoort tot een gebied dat in de Structuurvisie is aangewezen als bebouwingsconcentratie Woudseweg/Zandstraat. Niet in geschil is dat in de visiekaart van deze bebouwingsconcentratie op pagina 102 van de Structuurvisie een zichtlijn op het zuidelijk deel van het perceel Zandstraat-Moleneind is opgenomen van west naar oost. Voorts is een zichtlijn opgenomen op het westelijk deel van het perceel van noord naar zuid. In het plan is niet verzekerd dat deze zichtlijnen behouden blijven. De toelichting van de raad ter zitting dat de afstand tot de zijdelingse perceelsgrenzen op grond van de planregels 5 meter bedraagt, leidt daar ook niet toe, omdat de zichtlijn op het zuidelijke deel van het perceel over het midden van het zuidelijk bouwvlak loopt en de afstand vanaf die zichtlijn tot het aangrenzende perceel aan de zuidzijde meer dan 5 meter bedraagt.

Gelet daarop heeft de raad onvoldoende gemotiveerd dat het plan, voor zover dat ziet op het plandeel Zandstraat-Moleneind, in overeenstemming is met de Structuurvisie.

Het betoog slaagt in zoverre.

6.7.    Over de totstandkoming van een ruimte-voor-ruimtewoning aan de Woudseweg (ongenummerd) overweegt de Afdeling dat het perceel eveneens behoort tot een gebied dat in de Structuurvisie is aangewezen als bebouwingsconcentratie Woudseweg/Zandstraat. De Afdeling stelt vast dat in de visiekaart van deze bebouwingsconcentratie geen zichtlijn is opgenomen die zich over het perceel uitstrekt, zodat, anders dan de Vereniging stelt, het realiseren van een woning op deze locatie niet ertoe leidt dat er in strijd met de Structuurvisie een zichtlijn verloren gaan.

Voor zover de Vereniging ter zitting heeft gesteld dat de woning mogelijk wordt gemaakt in een open gebied, overweegt de Afdeling als volgt. Volgens de toelichting van de raad ter zitting was aanvankelijk verzocht om twee ruimte-voor-ruimtewoningen op deze locatie mogelijk te maken, maar besloten is om alleen één woning mogelijk te maken. Hierdoor blijft een op de visiekaart aangegeven zichtlijn en het open karakter van het gebied behouden, aldus de raad. Onder deze omstandigheden overweegt de Afdeling dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan, voor zover dat ziet op het plandeel Woudseweg (ongenummerd), in overeenstemming is met de Structuurvisie.

Het betoog faalt in zoverre.

Parapluhooibergen

7.       De Vereniging voert aan dat het toestaan van nieuwe parapluhooibergen in het herstelbesluit nog immer onvoldoende is gemotiveerd en dat evenmin is gemotiveerd waarom het aantal aanduidingen voor nieuwe parapluhooibergen uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.

De nieuw vastgestelde bouw- en gebruiksregels acht de Vereniging nog immer rechtsonzeker. Deze regels bieden ongewenste bouw- en gebruiksmogelijkheden, bijvoorbeeld om een parapluhooiberg met wanden te omsluiten en te gebruiken als berging, opslag of caravanstalling.

Verder zijn een aantal belangrijke cultuurhistorische kenmerken niet geborgd. De in de planregels opgenomen definitie van een parapluhooiberg mist een aantal typologische kenmerken van parpaluhooibergen, zoals een ronde vorm, een met stro gedekte kap, beweeglijkheid van de kap, een open karakter en de functionaliteit voor opslag van hooi of korenschoven. Bovendien is de hoogte van 3 m atypisch. Ook is het ronde karakter van parapluhooibergen niet geborgd doordat de in de verbeelding opgenomen aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - paraplu hooiberg" vierkant zijn vormgegeven. Hierdoor kan het doel om de cultuurhistorische waarde van parapluhooibergen te doen herleven, niet worden bereikt. De Vereniging constateert ook een aantal onjuistheden in de notitie "Cultuurhistorische waarde paraplu's", die als bijlage bij de plantoelichting is gevoegd. Volgens de Vereniging komen parapluhooibergen niet alleen voor in Berlicum, maar was de aanwezigheid daarvan een algemeen verschijnsel in Noord-Brabant. Ook is op de foto's te zien dat, anders dan in de notitie in beschreven, parapluhooibergen vaker rond dan vierkant waren.

7.1.    In het besluit van 24 september 2020 waarbij het bestemmingsplan "Buitengebied, tweede actualisatie" gewijzigd is vastgesteld staat dat de regels en toelichting van het plan conform de in de tussenuitspraak gegeven opdracht van de Afdeling wordt gewijzigd, zoals aangegeven in het document "Wijzigingen n.a.v. tussenuitspraak bestemmingsplan Buitengebied 2e actualisatie". In laatstgenoemd document staat dat de artikelen 1.96 en 1.124 worden gewijzigd. Ook wordt artikel 3.2.5, aanhef en onder b, sub 8 gewijzigd en wordt deze wijziging ook voor de artikelen 4 tot en met 6 van toepassing verklaard. Verder worden in dit document wijzigingen van de artikelen 3.5, aanhef en onder f, en 3.7.2, aanhef en onder f, van de planregels aangegeven.

Op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl, is alleen een andersluidende versie van het gewijzigd vastgestelde bestemmingsplan raadpleegbaar. Gebleken is dat deze versie op de landelijke voorziening is opgesteld na het raadsbesluit van 24 september 2020. In de op de landelijke voorziening geplaatste versie luiden de planregels op vele onderdelen anders dan bij het document "Wijzigingen n.a.v. tussenuitspraak bestemmingsplan Buitengebied 2e actualisatie" is aangegeven. In het bijzonder wijken de bouw- en gebruiksregels ten aanzien van parapluhooibergen in de verschillende versies in belangrijke mate van elkaar af. Onder andere komt een wijziging van de planregels voor de bestemming "Wonen" niet voor in voornoemd document. Ter zitting is gebleken dat, anders dan is vermeld in de kennisgeving van de nieuwe versie in de Staatscourant van 10 december 2020, aan deze wijzigingen van de planregels geen raadsbesluit ten grondslag ligt. Nu de planregels in de op de landelijke voorziening geplaatste versie niet overeenstemmen met het vaststellingsbesluit zijn het besluit van 24 september 2020 en het gewijzigde plan, in onderlinge samenhang bezien, in strijd met de rechtszekerheid.

Voorts stelt de Afdeling vast dat in het besluit van 24 september 2020 niet overeenkomstig de in de tussenuitspraak gegeven opdracht alsnog een motivering is gegeven waarom het aantal aanduidingen voor nieuwe parapluhooibergen uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is.

Het betoog slaagt in zoverre.

Conclusie

Het besluit van 14 juni 2018

8.       Het beroep is gegrond. Zoals hiervoor in overweging 2 is overwogen, is het besluit van 14 juni 2018, voor zover dat ziet op de bestreden plandelen Woudseweg (ongenummerd), Donksestraat (ongenummerd), Hemelrijkstraat (ongenummerd) en Zandstraat-Moleneind, en voor zover in de verbeelding van het plan aanduidingen zijn opgenomen voor nieuwe parapluhooibergen en in de planregels geen gebruiksbepalingen voor parapluhooibergen zijn opgenomen, genomen in strijd met artikel 3:46 van de Awb. Het besluit van 14 juni 2018 dient in zoverre te worden vernietigd.

Het besluit van 24 september 2020

9.       Verder ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van 24 september 2020, voor zover daarbij de planregels zijn gewijzigd, is genomen in strijd met de rechtszekerheid. Het besluit van 24 september 2020 dient in zoverre te worden vernietigd. Dit betekent dat voor de gronden in het plangebied de planregels gelden zoals opgenomen in het besluit van 14 juni 2018.

Het beroep is gegrond, zodat het besluit van 24 september 2020 in zoverre moet worden vernietigd.

De rechtsgevolgen van het besluit van 14 juni 2018

10.     Gelet op hetgeen de Afdeling in de overwegingen 6.1 tot en met 6.7 van deze uitspraak heeft overwogen, ziet de Afdeling aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder a, van de Awb te bepalen dat de rechtsgevolgen van het besluit van 14 juni 2018, voor zover dat ziet op de bestreden plandelen Hemelrijkstraat (ongenummerd), Donksestraat (ongenummerd) en Woudseweg (ongenummerd), in stand blijven. Dit betekent dat het plandeel Zandstraat-Moleneind en de aanduidingen voor nieuwe parapluhooibergen, voor zover gelegen op gronden waarvoor op 14 juni 2018, de datum waarop het bestemmingsplan "Buitengebied, tweede actualisatie" is vastgesteld, nog geen omgevingsvergunning voor de bouw van een parapluhooiberg was verleend, worden vernietigd en de rechtgevolgen van het besluit van 14 juni 2018, voor zover betrekking hebbend op dat plandeel en die aanduidingen, niet in stand blijven.

Opdracht

11.     De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om, inachtneming van deze uitspraak en de tussenuitspraak, een nieuw besluit te nemen waarbij nieuwe bouw- en gebruiksregels voor parapluhooibergen worden vastgesteld en zal daartoe een termijn stellen. Indien de raad wenst vast te houden aan het toekennen van aanduidingen voor nieuwe parapluhooibergen, dient alsnog inzichtelijk te worden gemaakt waarom het toekennen van dit aantal uit ruimtelijk oogpunt aanvaardbaar is. De Afdeling geeft mee om in het nieuw te nemen besluit te bezien of onduidelijkheden over de uiterlijke verschijningsvormen van een parapluhooibergen kunnen worden weggenomen, zo nodig door een bij vergunningverlening bindende definitie van een parapluhooiberg in de planregels op te nemen. Bij het nemen van een nieuw besluit behoeft geen toepassing te worden gegeven aan afdeling 3.4 van de Awb. Een nieuw besluit dient op de wettelijk voorgeschreven wijze te worden bekendgemaakt en medegedeeld.

Proceskosten

12.     De raad moet de proceskosten vergoeden.

De landelijke voorziening

13.     Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel VII van deze uitspraak dat betrekking heeft op het plandeel Zandstraat-Moleneind binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van Vereniging het Groene Hart Brabant tegen het besluit van de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel van 14 juni 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied, tweede actualisatie" gegrond;

II.       vernietigt het onder I. vermelde besluit, voor zover het betreft:

a.       de plandelen met de bestemming "Wonen" ter plaatse van de Hemelrijkstraat (ongenummerd), Donksestraat (ongenummerd), Zandstraat-Moleneind en de Woudseweg (ongenummerd); en

b.       de aanduidingen "specifieke vorm van agrarisch - parapluhooiberg" en "specifieke vorm van wonen - parapluhooiberg", voor zover gelegen op gronden waarvoor op peildatum 14 juni 2018 nog geen omgevingsvergunning voor de bouw van een parapluhooiberg was verleend;

III.      verklaart het beroep van Vereniging het Groene Hart Brabant tegen het besluit van de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel van 24 september 2020 tot het gewijzigd vaststellen van het bestemmingsplan "Buitengebied, tweede actualisatie" gegrond;

IV.      vernietigt het onder III. genoemde besluit, voor zover daarbij de planregels zijn gewijzigd;

V.       bepaalt dat de rechtsgevolgen van het onder I. genoemde besluit, voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Wonen" ter plaatse van de Hemelrijkstraat (ongenummerd), Donksestraat (ongenummerd) en de Woudseweg (ongenummerd), in stand blijven;

VI.      draagt de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van wat daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen met betrekking tot nieuwe parapluhooibergen en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

VII.     draagt de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor onder II. vermelde onderdeel dat betrekking heeft op de Zandstraat-Moleneind wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Sint-Michielsgestel aan Vereniging het Groene Hart Brabant het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. H.C.P. Venema, voorzitter, en mr. H.G. Sevenster en mr. A. Kuijer, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.E.A. Matulewicz, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen

Uitgesproken in het openbaar op 6 april 2022

45-911