Uitspraak 202200070/2/R4


Volledige tekst

202200070/2/R4.
Datum uitspraak: 8 maart 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], wonend te Kesteren, gemeente Neder-Betuwe,

en

de raad van de gemeente Neder-Betuwe,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 november 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Kesteren Hoofdstraat 31" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 februari 2022, waar [verzoekster], vertegenwoordigd door mr. ing. M.J.M. Blankvoort, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J. van Vulpen, advocaat te Nijmegen, en T.L. van Deursen, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting [partij A] en [partij B] als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan voorziet in de herontwikkeling van het perceel Hoofdstraat 31-33 in Kesteren. Voorheen was op deze gronden een supermarkt gevestigd. Op het zuidwestelijke deel staat een (bedrijfs)woning. In de beoogde toekomstige situatie wordt voorzien in bebouwing van twee bouwlagen, met detailhandel en maatschappelijke voorzieningen op de begane grond en daarboven in totaal 13 appartementen.

3.       [verzoekster] woont aan de [locatie] in Kesteren, direct ten oosten van het plangebied.

Aan de gronden van het plangebied is de bestemming "Centrum" toegekend. Op het bestemmingsvlak is voorzien in drie te onderscheiden bouwvlakken. Voor het bouwvlak dat het meest nabij het perceel van [verzoekster] ligt, geldt een goot- en bouwhoogte van 6,5 m en 10 m. Voor het middelste bouwvlak geldt alleen een bouwhoogte van 12,5 m, en voor het noordelijke bouwvlak een goot- en bouwhoogte van 9 m en 12 m.

De afstand tussen het perceel van [verzoekster] en het meest nabijgelegen bouwvlak - waarop een goot- en bouwhoogte van 6,5 m en 10 m is voorzien - bedraagt ongeveer 3 m. De afstand tussen haar woning en het bouwvlak is ongeveer 8 m.

[verzoekster] vreest voor aantasting van haar woon- en leefgenot, omdat de omvang en situering van de in het plan voorziene bebouwing voor haar nadeliger is in vergelijking met de feitelijk bestaande situatie en de situatie die mogelijk was op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan "Kernen Neder-Betuwe" vastgesteld door de raad bij besluit van 14 mei 2020.

4.       Artikel 3.1 van de planregels luidt:

"De voor "Centrum" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. detailhandel, uitsluitend op de begane grond en met inachtneming van het bepaalde in lid 3.3.1;

b. dienstverlening, uitsluitend op de begane grond;

c. horeca in horecacategorie 1 en 2a, uitsluitend op de begane grond;

d. ondersteunende horeca;

e. maatschappelijke activiteiten;

f. kantoren met baliefunctie;

g. wonen als bedoeld in 1.58, uitsluitend op de verdieping(en);

h. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;

een en ander met de bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen, paden e.d."

In artikel 3.3.1, aanhef en onder a, van de planregels is vastgelegd dat onder strijdig gebruik in ieder geval wordt begrepen het gebruiken of laten gebruiken van de gronden en/of bouwwerken binnen deze bestemming ten behoeve van een supermarkt.

Bezonning

5.       [verzoekster] vreest voor ernstige schaduwhinder vanwege de in het plan voorziene bebouwing. Het gaat haar in het bijzonder om de gevolgen van de bebouwing op het bouwvlak dat direct ten westen van haar perceel ligt. Op grond van het voorheen geldende bestemmingsplan was in het zuidoostelijke deel van het plangebied geen bebouwing mogelijk. De raad heeft volgens [verzoekster] geen deugdelijk onderzoek laten verrichten naar de gevolgen van de voorziene bebouwing voor de bezonning in haar woning en op haar perceel. Het onderzoek dat ten grondslag ligt aan het plan bestaat uit een aantal schaduwdiagrammen zonder bijbehorende toelichting. Uit de nota van zienswijzen kan volgens [verzoekster] worden opgemaakt dat de raad het uitgangspunt heeft gehanteerd dat voldaan moet worden aan de zogenoemde strenge TNO-norm van minimaal 3 uur zonlicht per dag. Uit het onderzoek dat ten grondslag ligt aan het plan kan echter niet worden opgemaakt dat aan deze norm wordt voldaan. [verzoekster] heeft zelf onderzoek laten verrichten naar de gevolgen van het plan voor de bezonning. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in het rapport "Bezonningsonderzoek Hoofdstraat te Kesteren" van Cauberg Huygen van 19 juli 2021. Uit dit rapport volgt dat niet wordt voldaan aan de strenge TNO-norm, aldus [verzoekster].

5.1.    De raad stelt dat hij bij het vaststellen van het plan de gevolgen daarvan voor de bezonningssituatie van [verzoekster] heeft betrokken. Aan de hand van bezonningsdiagrammen heeft hij de bezonningssituatie aanvaardbaar geacht. In reactie op het bezonningsonderzoek van [verzoekster], heeft de raad nader onderzoek laten verrichten naar de bezonningssituatie op het perceel van [verzoekster]. De resultaten van dit nadere onderzoek zijn vastgelegd in het rapport "Bezonningsstudie Hoofdstraat 33 Kesteren" van Bro van 14 februari 2022. Het nadere onderzoek bevestigt de initiële aanname dat de gevolgen voor de bezonning aanvaardbaar zijn, aldus de raad.

5.2.    Niet in geschil is dat de raad bij het vaststellen van het plan de bezonningssituatie bij de woning van [verzoekster] heeft beoordeeld aan de hand van de bezonningsdiagrammen opgesteld door HZ Bouwadvies. Uit deze diagrammen blijkt dat in de bestaande situatie de ten oosten van het plangebied gelegen woning van [verzoekster] tot 13.00 uur geen schaduwwerking ondervindt. Schaduw ontstaat voor [verzoekster] in de loop van de middag. In de nieuwe situatie is er ook tot in ieder geval 13.00 uur geen schaduwwerking. Omdat het bouwvlak richting de woning van [verzoekster] is verschoven en hoger mag worden gebouwd verslechtert de bezonningssituatie bij de woning van [verzoekster] in de middag. In aanmerking genomen dat er geen wettelijke normen zijn voor bezonning en gegeven dat het plangebied en de woning van [verzoekster] in een stedelijke omgeving is gelegen, is de voorzieningenrechter van oordeel dat de raad op grond van deze gegevens aan de belangen van de realisering van het bouwplan meer gewicht heeft mogen toekennen dan aan het belang van [verzoekster] bij het behoud van een ongewijzigde bezonningssituatie. Aan het onderzoek van Cauberg Huygen geeft de voorzieningenrechter geen doorslaggevende betekenis toe. Dat rapport heeft uitsluitend betrekking op de gevolgen van het plan voor de bezonning op de westgevel van de woning van [verzoekster] terwijl voor de aanvaardbaarheid bepalend is de bezonningssituatie voor de gehele woning. Ook twijfelt de voorzieningenrechter op grond van de zich in het dossier bevindende gegevens er niet aan dat de bezonningssituatie bij de woning van [verzoekster] zelfs voldoet aan de strenge TNO-norm van 3 uur zonlicht per dag.

Het betoog slaagt niet.

Richtafstanden VNG-brochure

6.       [verzoekster] betoogt dat het plan niet in overeenstemming is met de systematiek van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (hierna: VNG-brochure). Deze systematiek ligt wel ten grondslag aan het plan. De raad gaat ervan uit dat de omgeving van het plangebied een "gemengd gebied" is als bedoeld in de VNG-brochure. Indien hiervan wordt uitgegaan zijn categorie 1-functies als bedoeld in de VNG-brochure ruimtelijk aanvaardbaar. Het plan maakt volgens [verzoekster] echter ook categorie 2-functies mogelijk op gronden met de bestemming "Centrum". Daarvoor geldt een richtafstand van 10 m in een gemengd gebied. Als voorbeeld wijst [verzoekster] op een school en een kerkgebouw. Hieraan wordt niet voldaan.

6.1.    De raad heeft toegelicht dat hij beoogd heeft om - op de begane grond - inrichtingen in categorie 1 toe laten als bedoeld in de VNG-brochure. Het gaat in het bijzonder om detailhandel (winkels). Voor detailhandel geldt een richtafstand van 0 m in een gemengd gebied. Dit is dus in overeenstemming met de VNG-systematiek. Het is volgens de raad echter juist dat het plan andere categorieën inrichtingen niet uitsluit. Op de gronden met de bestemming "Centrum" zijn namelijk onder meer detailhandel en maatschappelijke activiteiten toegelaten. Strikt genomen kunnen dit ook categorie 2-inrichtingen zijn. Dit gebrek kan volgens de raad worden hersteld door middel van een zogenoemd 6:19-besluit of door de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure.

6.2.    Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met de bij het nemen van een besluit te betrachten zorgvuldigheid voor zover op gronden met de bestemming "Centrum" inrichtingen zijn toegelaten van een hogere VNG-zwaartecategorie dan 1. Het betoog slaagt.

Verkeer en parkeren

7.       [verzoekster] vreest voor geluidsoverlast vanwege het gebruik van het voorziene parkeerterrein met ongeveer 25 parkeerplaatsen in het noordoostelijke deel van het plangebied. Ook is volgens haar niet uitgesloten dat het parkeerterrein gebruikt zal worden voor laad- en losactiviteiten voor de in het plangebied gevestigde detailhandel. [verzoekster] heeft een geluidsberekening overgelegd waaruit volgens haar volgt dat het gebruik van het volgens haar openbare parkeerterrein leidt tot een onaanvaardbare geluidsbelasting bij haar woning.

7.1.    De raad stelt dat het parkeerterrein is bedoeld voor de bewoners van de voorziene appartementen. Gelet op het beperkte aantal voertuigbewegingen zal dit gebruik niet leiden tot een hoge geluidsbelasting bij de woning van [verzoekster]. Dit volgt uit een door de omgevingsdienst gemaakte geluidsberekening. De resultaten van deze berekening zijn vastgelegd in de notitie "Sparlocatie Hoofdstraat 31 Kesteren, geluid van oprit naar parkeerterrein" van de Omgevingsdienst Rivierenland van 9 februari 2022 (hierna: Geluidsnotitie).

7.2.    In de Geluidsnotitie staat dat rekening is gehouden met (de voertuigbewegingen van) 62 personenauto's en 4 vrachtwagens in de dagperiode, en 21 personenauto’s in de avondperiode. De rekenresultaten zijn weergegeven in tabel 1 van de Geluidsnotitie. Hieruit volgt dat op de gevel van de woning van [verzoekster] voldaan wordt aan een etmaalwaarde van (maximaal) 50 dB(A). Volgens de notitie kunnen de geluidswaarden nog worden verlaagd door het plaatsen van een geluidsscherm [verzoekster] heeft de voorzieningenrechter niet ervan overtuigd dat dit onderzoek uitgaat van een te laag aantal verkeersbewegingen. Hierbij neemt de voorzieningenrechter in aanmerking dat het parkeerterrein wordt gerealiseerd op gronden die in eigendom zijn van initiatiefnemer, zodat de aanname van de berekeningen van [verzoekster] dat het zou gaan om een openbaar parkeerterrein niet juist is. Overigens heeft initiatiefnemer in dit verband op zitting medegedeeld dat zo nodig een slagboom zal worden geplaatst. De voorzieningenrechter is gelet hierop van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het gebruik van het parkeerterrein niet zal leiden tot onaanvaardbare geluidsoverlast bij de woning van [verzoekster]. Het betoog slaagt niet.

Overige beroepsgronden

8.       Hetgeen [verzoekster] voor het overige heeft aangevoerd geeft voorshands geen aanleiding voor het oordeel dat het plan is vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd is met het recht.

Conclusie

9.       Gelet op het hiervoor in 6.2 gegeven oordeel ziet de voorzieningenrechter aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter zal bepalen dat het plan wordt geschorst voor zover op gronden met de bestemming "Centrum" inrichtingen zijn toegelaten van een hogere zwaartecategorie dan 1 als bedoeld in de VNG-brochure.

Proceskosten

10.     De raad moet de proceskosten van [verzoekster] vergoeden. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om in het kader van deze uitspraak de raad te veroordelen de kosten te vergoeden die [verzoekster] heeft gemaakt voor de door haar overgelegde bezonningsstudie.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van de raad van de gemeente Neder-Betuwe van 10 november 2021, tot vaststelling van het bestemmingsplan "Kesteren Hoofdstraat 31", voor zover op gronden met de bestemming "Centrum" inrichtingen zijn toegelaten van een hogere zwaartecategorie dan 1 als bedoeld in de brochure "Bedrijven en Milieuzonering" van de Nederlandse Vereniging van Gemeenten;

II.       veroordeelt de raad van de gemeente Neder-Betuwe tot vergoeding van bij [verzoekster] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.518,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

III.      gelast dat de raad van de gemeente Neder-Betuwe aan [verzoekster] het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 174,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljevic, griffier.

w.g. Van Diepenbeek
voorzieningenrechter De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 8 maart 2022

739