Uitspraak 202100969/1/A3
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2022:241
- Datum uitspraak
- 26 januari 2022
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 4 december 2018 heeft Normec het aan Linisol verleende procescertificaat asbestverwijdering onvoorwaardelijk geschorst voor de duur van 30 dagen. Linisol is een bedrijf dat zich bezighoudt met asbestsanering. Linisol is in het bezit van het procescertificaat asbestverwijdering dat hiervoor op grond van Arbeidsomstandighedenwet is vereist. Normec is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van artikel 20, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet aangewezen als instelling die bevoegd is procescertificaten asbestverwijdering af te geven. Op 24 oktober 2018 heeft Normec een audit uitgevoerd op de locatie [locatie A] te [plaats]. Medewerkers van Linisol waren daar in een bewoonde woning bezig met het saneren van 74 vierkante meter asbesthoudende vlakke plaat. Dit materiaal werd in de woning gebruikt als dakbeschot. Tijdens de audit heeft Normec drie overtredingen van voorschriften van bijlage XIIIa geconstateerd.
- Hoger beroep
- Hoger Beroep - Overige
202100969/1/A3.
Datum uitspraak: 26 januari 2022
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
Linisol Milieutechniek B.V. (hierna: Linisol), gevestigd te Nuth, gemeente Beekdaelen,
appellante,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 januari 2021 in zaak nr. 19/2220 in het geding tussen:
Linisol
en
Normec Certification B.V. (hierna: Normec)
Procesverloop
Bij besluit van 4 december 2018 heeft Normec het aan Linisol verleende procescertificaat asbestverwijdering onvoorwaardelijk geschorst voor de duur van 30 dagen.
Bij besluit van 17 juli 2019 heeft Normec het door Linisol daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 18 januari 2021 heeft de rechtbank het door Linisol daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft Linisol hoger beroep ingesteld.
Normec heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 november 2021. Linisol, vertegenwoordigd door mr. T. Segers, advocaat te Den Bosch, en Normec, vertegenwoordigd door mr. M. de Jong, advocaat te Kerkdriel, hebben via een videoverbinding deelgenomen aan de zitting.
Overwegingen
Inleiding
1. De voor de beoordeling van het hoger beroep relevante bepalingen zijn opgenomen in de bijlage. Deze maakt deel uit van de uitspraak.
2. Linisol is een bedrijf dat zich bezighoudt met asbestsanering. Linisol is in het bezit van het procescertificaat asbestverwijdering dat hiervoor op grond van artikel 20, eerste lid, van de Arbeidsomstandighedenwet is vereist. Normec is door de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid op grond van artikel 20, tweede lid, van de Arbeidsomstandighedenwet aangewezen als instelling die bevoegd is procescertificaten asbestverwijdering af te geven, in te trekken of te schorsen (Stcrt. 2017, 25745). In artikel 20, vierde lid, aanhef en onder c, van de Arbeidsomstandighedenwet staat, voor zover voor deze zaak relevant, dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot de gronden waarop en de gevallen waarin een afgegeven certificaat kan worden geschorst. Deze regels zijn uitgewerkt in artikel 1.5g, derde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit en de artikelen 4.27 en 4.28 van de Arbeidsomstandighedenregeling. Ten tijde van het besluit van 4 december 2018 werd in deze laatste bepalingen verwezen naar het Werkveldspecifiek certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering, zoals opgenomen in bijlage XIIIa van de Arbeidsomstandighedenregeling (hierna: bijlage XIIIa) en het Werkveldspecifiek document voor Aanwijzing en Toezicht op de certificatie-instellingen voor Asbestverwijderingsbedrijven (AVB) en Asbestinventarisatiebedrijven (AIB), zoals opgenomen in bijlage XIIIe van die regeling (hierna: bijlage XIIIe).
3. Op 24 oktober 2018 heeft Normec een audit uitgevoerd op de locatie [locatie A] te [plaats]. Medewerkers van Linisol waren daar in een bewoonde woning bezig met het saneren van 74 vierkante meter asbesthoudende vlakke plaat. Dit materiaal werd in de woning gebruikt als dakbeschot. Tijdens de audit heeft Normec drie overtredingen van voorschriften van bijlage XIIIa geconstateerd. In hoger beroep is alleen nog één van deze overtredingen in geschil. Het gaat om de volgende overtreding die Linisol volgens Normec zou hebben begaan:
-Eén van de twee personen die tijdens werkzaamheden van 24 oktober 2018 aanwezig was als persoon die in het bezit is van het persoonscertificaat deskundig toezichthouder (hierna: DTA), beschikte niet over een facefit-testcertificaat, terwijl dit op grond van artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van bijlage XIIIa wel verplicht was.
In artikel 23, eerste lid, van bijlage XIIIe staat dat in het geval de certificaathouder niet voldoet of heeft voldaan aan bepalingen uit bijlage XIIIa, sprake is van een afwijking. Er zijn vier categorieën afwijkingen, waarbij categorie I de meest ernstige afwijkingen betreft en categorie IV de minst ernstige. In bijlage 1, behorende bij artikel 23, tweede lid, van bijlage XIIIe, is de indeling in categorieën verder uitgewerkt. De hiervoor weergegeven overtreding van 24 oktober 2018 moet volgens Normec op grond van deze indeling worden aangemerkt als een categorie III-afwijking. Normec heeft de op 24 oktober 2018 geconstateerde afwijkingen beschreven in een auditrapport met kenmerk LIM-JW77C.
De besluiten van 4 december 2018 en 17 juli 2019
4. Naar aanleiding van deze audit heeft Normec het besluit van 4 december 2018 genomen. Dit besluit heeft Normec gehandhaafd in het besluit van 17 juli 2019. Normec heeft het procescertificaat krachtens artikel 23, vijfde lid, aanhef en onder b, van bijlage XIIIe onvoorwaardelijk geschorst voor de duur van 30 dagen, omdat zij bij Linisol in een periode van een jaar zes categorie II-afwijkingen heeft geconstateerd. Deze schorsing heeft op grond van artikel 23, zesde lid, van bijlage XIIIe tot gevolg dat Linisol geen asbest mag saneren. Bij haar besluit heeft Normec vijf eerder geconstateerde overtredingen meegeteld die moeten worden aangemerkt als categorie II-afwijkingen. In hoger beroep is alleen nog één van deze overtredingen in geschil. Het gaat om de volgende overtreding die Linisol volgens Normec zou hebben begaan:
-Linisol is op 19 oktober 2018 bij het saneren op de locatie [locatie B] te Maastricht, in strijd met artikel 43, tweede lid, van bijlage XIIIa, afgeweken van de risicoklasse en werkwijze die zijn vastgelegd in het asbestinventarisatierapport en het werkplan.
Daarnaast heeft Normec zes overtredingen meegeteld die moeten worden aangemerkt als categorie III-afwijkingen. Op grond van artikel 23, derde lid, aanhef en onder b, van bijlage XIIIe tellen deze mee als één categorie II-afwijking. In hoger beroep zijn alleen nog vier van deze overtredingen van belang. Het gaat om de hiervoor weergegeven overtreding van 24 oktober 2018 en de volgende overtredingen:
-De sloopmelding die aanwezig was op de projectlocatie waar Linisol op 10 januari 2018 asbest aan het verwijderen was, had geen betrekking op het extra asbest dat Linisol tijdens die werkzaamheden in het vloerzeil van de kruipruimte van de woning heeft aangetroffen. Linisol was verplicht het bevoegd gezag onmiddellijk in kennis te stellen van de vondst van het extra asbest. Deze kennisgeving had aanwezig moeten zijn op de projectlocatie, wat niet het geval was. Linisol heeft daarmee artikel 38, onder a, van bijlage XIIIa overtreden.
-Het werkplan dat is gecontroleerd tijdens een audit van 18 juni 2018 is, in strijd met artikel 36, aanhef en onder a, van bijlage XIIIa, niet toegespitst op de uit te voeren asbestverwijderingswerkzaamheden.
-Tijdens dezelfde audit van 18 juni 2018 is geconstateerd dat de DTA, in strijd met artikel 41, eerste lid, aanhef en onder i, van bijlage XIIIa, niet heeft gecontroleerd, gewaarborgd en erop heeft toegezien dat de veiligheidsmaatregelen die in dat werkplan zijn voorgeschreven passend zijn uitgevoerd.
Het oordeel van de rechtbank
5. De rechtbank heeft overwogen dat bijlage XIIIa en bijlage XIIIe per 1 april 2019 zijn vervallen en vervangen door het Certificatieschema Asbestverwijdering voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering (Stcrt. 2018, 68771; hierna: het Certificatieschema). De rechtbank heeft vervolgens overwogen dat Normec niet verplicht was om in het besluit van 17 juli 2019 aan het Certificatieschema te toetsen, omdat de relevante bepalingen daaruit nagenoeg identiek zijn aan de door Normec toegepaste bepalingen uit bijlage XIIIa en bijlage XIIIe. De rechtbank heeft verder overwogen dat zij Normec niet volgt in haar betoog dat Linisol de aan de schorsing ten grondslag gelegde categorie III-afwijkingen niet meer kan betwisten. Dat Normec Linisol waarschuwingen heeft gegeven voor die afwijkingen en Linisol die waarschuwingen niet heeft aangevochten, staat hieraan volgens de rechtbank niet in de weg, omdat die waarschuwingen niet kunnen worden aangemerkt als besluiten. Dit neemt volgens de rechtbank niet weg dat Normec terecht is overgegaan tot schorsing van het procescertificaat. Linisol heeft erkend dat één van de twee personen die tijdens werkzaamheden van 24 oktober 2018 als DTA aanwezig was, niet beschikte over een facefit-testcertificaat. Normec heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat Linisol daarmee heeft gehandeld in strijd met artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van bijlage XIIIa. Dat de desbetreffende DTA zich buiten het werkgebied bevond en alleen administratief werk verrichtte, is volgens de rechtbank niet relevant. De rechtbank heeft verder overwogen dat Normec zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat Linisol op 19 oktober 2018, in strijd met artikel 43, tweede lid, van bijlage XIIIa, is afgeweken van de risicoklasse en werkwijze die zijn vastgelegd in het asbestinventarisatierapport en het werkplan. Linisol heeft ten onrechte gesaneerd in risicoklasse 1. Het asbestinventarisatierapport biedt weliswaar de mogelijkheid om in deze risicoklasse te saneren, maar dit kan alleen als een validatieonderzoek wordt uitgevoerd conform SCi-547 of SCi-548. Aan dit vereiste wordt echter niet voldaan. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat Linisol op grond van artikel 1.26, achtste lid, van het Bouwbesluit 2012, verplicht was het bevoegd gezag onmiddellijk in kennis te stellen van het extra asbest dat zij had gevonden tijdens de werkzaamheden die zij op 10 januari 2018 uitvoerde. Deze kennisgeving had op 10 januari 2018 aanwezig moeten zijn op de projectlocatie, wat niet het geval was. Normec heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat Linisol daarmee artikel 38, onder a, van bijlage XIIIa heeft overtreden. De rechtbank heeft daarnaast overwogen dat Linisol niet betwist dat zij de tijdens de audit van 18 juni 2018 geconstateerde overtredingen van artikel 36, aanhef en onder a, van bijlage XIIIa en artikel 41, eerste lid, aanhef en onder i, van bijlage XIIIa heeft begaan. Volgens de rechtbank kan Linisol niet worden gevolgd in haar betoog dat Normec deze twee overtredingen als één afwijking had moeten meetellen.
Het toepasselijke juridische kader
6. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat Normec niet gehouden was om in het besluit van 17 juli 2019 aan het Certificatieschema te toetsen. Bij het beslissen op bezwaar moet in beginsel worden getoetst aan het recht dat op dat moment van toepassing is. Hierna zal de Afdeling, bij de bespreking van de hogerberoepsgronden van Linisol, toetsen aan de relevante bepalingen van het Certificatieschema.
Kan Linisol een deel van de overtredingen niet meer betwisten?
7. In haar schriftelijke uiteenzetting heeft Normec aangevoerd dat Linisol op grond van artikel 23, tiende lid, van bijlage XIIIe, welke bepaling overeenkomt met artikel 70, tiende lid, van het Certificatieschema, al waarschuwingen heeft gekregen voor de categorie III-afwijkingen die nog in geschil zijn. Die waarschuwingen moeten, anders dan de rechtbank heeft overwogen, worden aangemerkt als besluiten. Omdat Linisol deze besluiten niet heeft aangevochten, hebben deze formele rechtskracht gekregen en staat in rechte vast dat Linisol de bedoelde overtredingen heeft begaan, aldus Normec.
7.1. Normec heeft het procescertificaat geschorst krachtens artikel 23, vijfde lid, aanhef en onder b, van bijlage XIIIe, welke bepaling overeenkomt met artikel 70, vijfde lid, aanhef en onder b, van het Certificatieschema. Op grond van deze bepalingen wordt het procescertificaat geschorst als binnen een periode van één jaar na de constatering van een categorie II-afwijking voor de zesde keer een categorie II-afwijking wordt geconstateerd. De waarschuwingen waar Normec op doelt, zijn geen wettelijke toepassingsvoorwaarde voor de uitoefening van deze door Normec toegepaste bevoegdheid tot schorsing. Deze waarschuwingen zijn daarom geen besluit. Anders dan Normec betoogt, kan Linisol dus nog wel betwisten dat zij de overtredingen heeft begaan waar die waarschuwingen over gaan. Het betoog faalt.
De gestelde overtreding van 24 oktober 2018 (LIM-JW77C-III/01)
8. Linisol betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van bijlage XIIIa heeft overtreden. Zij voert aan dat het werkgebied tijdens de werkzaamheden van 24 oktober 2018 op juiste wijze was afgezet en dat de DTA die niet beschikte over een facefit-testcertificaat zich buiten dat gebied bevond. Daar kan de asbestvezelconcentratie nooit hoger zijn dan de toepasselijke grenswaarde. De DTA buiten het werkgebied hoeft, anders dan de rechtbank heeft overwogen, niet te beschikken over een facefit-testcertificaat, aldus Linisol.
8.1. In artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van bijlage XIIIa staat, voor zover nu van belang, dat de DTA één keer per certificatiejaar een erkende facefit-test moet uitvoeren. In deze bepaling staat niet dat deze plicht alleen geldt als de DTA kan blootstaan aan een te hoge asbestvezelconcentratie. Daarom heeft de rechtbank terecht geconcludeerd dat Linisol artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van bijlage XIIIa heeft overtreden, ervan uitgaande dat dat artikel van toepassing is. In de opvolger van deze bepaling, namelijk artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, van het Certificatieschema, staat echter wel dat het facefit-testcertificaat alleen is vereist als de DTA kan blootstaan aan een te hoge asbestvezelconcentratie. Normec heeft ondeugdelijk gemotiveerd dat de desbetreffende DTA van Linisol ook onder het Certificatieschema over een facefit-testcertificaat had moeten beschikken. De Afdeling volgt Normec niet in haar standpunt dat uitsluitend bij het gebruik van niet-betreedbare containments kan worden aangenomen dat een DTA niet kan blootstaan aan een te hoge asbestvezelconcentratie. Een dergelijke restrictieve invulling van de uitzondering op de certificeringsplicht, is namelijk niet verwoord in artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b van het Certificatieschema. Dat in de toelichting op deze bepaling (Stcrt. 2018, 68771, p. 41) is vermeld dat de wijziging van artikel 34, eerste lid, aanhef en onder b, wenselijk is 'omdat gebruik kan worden gemaakt van niet-betreedbare containments', maakt dit niet anders. Het betoog slaagt.
Gestelde overtreding van 19 oktober 2018 (LIM-JB15C-II/01)
9. Linisol betoogt dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat zij, in strijd met artikel 43, tweede lid, van bijlage XIIIa, is afgeweken van de risicoklasse en werkwijze die zijn vastgelegd in het asbestinventarisatierapport en het werkplan. Zij voert hiertoe aan dat het asbestinventarisatierapport is opgesteld door een asbestinventarisatiebedrijf. De rechtbank heeft niet onderkend dat asbestinventarisatiebedrijven enerzijds en asbestverwijderingsbedrijven, zoals Linisol, anderzijds, aparte taken en bevoegdheden hebben. De verantwoordelijkheid voor het bepalen van de risicoklasse in het inventarisatierapport ligt exclusief bij het asbestinventarisatiebedrijf. Als de risicoklasse al onjuist zou zijn bepaald, is dat niet de verantwoordelijkheid van Linisol. Op grond van artikel 43, tweede lid, van bijlage XIIIa is Linisol alleen gehouden om conform de risicoklasse te saneren.
9.1. Uit het afwijkingsformulier dat Normec heeft opgesteld blijkt dat de overtreding die zij heeft geconstateerd, in wezen betrekking heeft op de SMART Risicoclassificaties met nummers 1239680 en 1239707, die deel uitmaken van het asbestinventarisatierapport. In het afwijkingsformulier van Normec staat dat kan worden gesteld dat die SMARTS niet naar waarheid zijn ingevuld. Deze SMARTS zijn echter opgesteld door een asbestinventarisatiebedrijf, te weten GBB Asbestinventarisatie. In beide SMARTS heeft GBB Asbestinventarisatie verklaard dat sprake is van risicoclassificatie 1. Niet in geschil is dat Linisol zich aan die kwalificatie heeft gehouden. Van afwijking van de risicoklasse is, anders dan de rechtbank heeft overwogen, dan ook geen sprake. Dit betekent dat Linisol artikel 43, tweede lid, van bijlage XIIIa, welke bepaling overeenkomt met artikel 43, tweede lid, van het Certificatieschema, niet heeft overtreden. Het betoog slaagt.
Gestelde overtreding van 10 januari 2018 (LIM-JW73C-III/01)
10. Linisol betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat uit artikel 38, onder a, van bijlage XIIIa, geen verplichting volgt om de kennisgeving van extra aangetroffen asbest op de projectlocatie aanwezig te hebben.
10.1. De desbetreffende bepaling uit bijlage XIIIa is identiek aan artikel 38, onder a, van het Certificatieschema. Deze bepaling schrijft voor dat 'een afschrift van de sloopmelding, bedoeld in artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012' op de projectlocatie aanwezig moet zijn. Niet in geschil is dat de sloopmelding die Linisol heeft gedaan voordat zij extra asbest had aangetroffen, op 10 januari 2018 op de projectlocatie aanwezig was. Dit betekent naar het oordeel van de Afdeling dat Linisol artikel 38, onder a, van het Certificatieschema niet heeft overtreden. De Afdeling volgt Normec niet in haar betoog dat Linisol, nadat zij extra asbest had aangetroffen, een nieuwe sloopmelding had moeten doen bij het bevoegd gezag en die sloopmelding op de projectlocatie had moeten hebben. Artikel 1.26, achtste lid, van het Bouwbesluit 2012 bepaalt namelijk al dat bij het aantreffen van extra asbest onmiddellijk een kennisgeving moet worden gedaan bij dat bevoegd gezag, wat Linisol ook heeft gedaan. Anders dan de rechtbank heeft overwogen, was Linisol niet verplicht deze kennisgeving van extra aangetroffen asbest op de projectlocatie aanwezig te hebben. Artikel 38, onder a, van het Certificatieschema schrijft alleen voor dat de sloopmelding aanwezig moet zijn. Het betoog slaagt.
De gestelde overtredingen van 18 juni 2018 (LIM-JW75C-III/01 en LIM-JW75C-III/02)
11. Linisol betoogt dat de rechtbank niet heeft onderkend dat Normec de overtreding van artikel 36, aanhef en onder a, van bijlage XIIIa en de overtreding van artikel 41, eerste lid, aanhef en onder i, van bijlage XIIIa, welke bepalingen identiek zijn aan artikel 36, aanhef en onder a en artikel 41, eerste lid, aanhef en onder i, van het Certificatieschema, als één afwijking had moeten meetellen. Zij voert hiertoe aan dat de overtreding van de eerste bepaling erin is gelegen dat tijdens de audit is geconstateerd dat degenen die met de sanering bezig waren over het pannendak moesten lopen omdat onder het dakbeschot verontreinigingen aanwezig konden zijn, terwijl deze werkwijze niet in het werkplan was opgenomen. De geconstateerde overtreding van de tweede bepaling vloeit hier rechtstreeks uit voort. Deze laatste overtreding is er namelijk in gelegen dat tijdens de audit is geconstateerd dat er over het pannendak werd gelopen zonder voorzieningen om het valgevaar te beperken. Gelet op deze samenhang tussen deze overtredingen, had Normec deze als één afwijking moeten meetellen.
11.1. Tussen partijen is niet in geschil dat in het werkplan geen werkwijze is opgenomen die inhoudt dat er over de dakpannen moet worden gelopen omdat er zich onder de dakpannen verontreinigingen bevinden. Verder is niet in geschil dat in het werkplan is opgenomen dat harnasgordels, een veiligheidslijn en valbeveiligingsmiddelen gebruikt moeten worden. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de rechtbank terecht overwogen dat sprake is van twee zelfstandige overtredingen. De eerste overtreding houdt in dat het werkplan niet compleet was. De tweede overtreding houdt in dat de DTA er niet op heeft toegezien dat de in dat werkplan opgenomen veiligheidsvoorschriften werden nageleefd. Van de door Linisol gestelde samenhang is geen sprake. Het betoog faalt.
Conclusie
12. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende hetgeen de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling, gelet op wat zij hiervoor onder 6, 8.1, 9.1 en 10.1 heeft overwogen, het door Linisol ingestelde beroep gegrond verklaren, het besluit van 17 juli 2019 vernietigen en het besluit van 4 december 2018 herroepen. De Afdeling zal verder bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit van 17 juli 2019.
13. Normec moet de proceskosten vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Limburg van 18 januari 2021 in zaak nr. 19/2220;
III. verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;
IV. vernietigt het besluit van Normec Certification B.V. van 17 juli 2019, kenmerk ATR/EC19-01325;
V. herroept het besluit van Normec Certification B.V. van 4 december 2018, kenmerk SHa/EC18-02983;
VI. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
VII. veroordeelt Normec Certification B.V. tot vergoeding van bij Linisol Milieutechniek B.V. in verband met de behandeling van het bezwaar, beroep en hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 4.118,-, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;
VIII. gelast dat Normec Certification B.V. aan Linisol Milieutechniek B.V. het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 886,00 voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. G.M.H. Hoogvliet, voorzitter, en mr. B.P.M. van Ravels en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.R. Fernandez, griffier.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.
Uitgesproken in het openbaar op 26 januari 2022
753
BIJLAGE
Arbeidsomstandighedenwet
Artikel 20
1 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld op grond waarvan werkgevers, werknemers, andere personen of instellingen in het bezit moeten zijn van een of meer certificaten waaruit blijkt dat zij voldoen aan voorschriften, gesteld bij of krachtens deze wet.
2 Onze Minister dan wel een door Onze Minister op verzoek aangewezen instelling beslist op aanvraag over de afgifte van het certificaat en is tevens bevoegd een afgegeven certificaat in te trekken of te schorsen. De Kaderwet zelfstandige bestuursorganen is niet van toepassing op aangewezen instellingen als bedoeld in de eerste zin.
[…]
4 Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur worden regels gesteld onder meer met betrekking tot:
[…];
c. de gronden waarop en de gevallen waarin de afgifte van een certificaat kan worden geweigerd dan wel een afgegeven certificaat kan worden geschorst of ingetrokken;
Arbeidsomstandighedenbesluit
Artikel 1.5g. De weigering, schorsing, wijziging of intrekking van een certificaat
[…]
3 Een certificaat kan worden geschorst, ten nadele van de certificaathouder worden gewijzigd of ingetrokken:
[…]
c. indien de certificaathouder niet meer voldoet aan de bij of krachtens dit besluit met betrekking tot het certificaat gestelde eisen of zijn wettelijke verplichtingen niet meer naar behoren nakomt; of
Arbeidsomstandighedenregeling, zoals die luidt na 1 april 2019
Artikel 4.27. Eisen voor afgifte van certificaten in het werkveld asbest
Een certificaat kan worden afgegeven indien:
a. in geval van het certificaat, bedoeld in artikel 4.54a, vierde lid, van het besluit, de aanvrager voldoet aan de eisen, vastgelegd in het Werkveldspecifiek certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering, zoals opgenomen in bijlage XIIIa bij de regeling;
b. in geval van het certificaat, bedoeld in artikel 4.54d, eerste lid, van het besluit, de aanvrager voldoet aan de eisen, vastgelegd in het Werkveldspecifiek certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering, zoals opgenomen in bijlage XIIIa bij de regeling;
[…]
Artikel 4.28. Eisen voor aanwijzing en (blijven) functioneren als certificerende instelling in het werkveld asbest
Een aanwijzing als certificerende instelling kan geschieden indien:
a. in geval van een certificerende instelling als bedoeld in artikel 4.54a, vierde lid, of artikel 4.54d, eerste lid, van het besluit, de instelling voldoet aan de toepasselijke criteria, vastgelegd in paragraaf 5 van het Certificatieschema voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering, dat is vastgesteld door de Stichting Ascert op 15 november 2018 en door de minister gepubliceerd in de Staatscourant van 6 december 2018 (Stcrt. 2018, 68771).
b. in geval van een certificerende instelling als bedoeld in artikel 4.54d, vijfde of zevende lid, van het besluit de aanvragende instelling voldoet aan de criteria, vastgelegd in paragraaf 2 van het Certificatieschema voor de Persoonscertificaten Deskundig Asbest Verwijderaar niveau 1 en niveau 2 (DAV-1 en DAV-2) en Deskundig Toezichthouder Asbestverwijdering (DTA), dat is vastgesteld door de Stichting Ascert op 15 maart 2019 en door de minister is gepubliceerd in de Staatscourant van 29 maart 2019 (Stcrt. 17010).
Certificatieschema Asbestverwijdering voor de Procescertificaten Asbestinventarisatie en Asbestverwijdering
Artikel 34. Persoonlijke beschermingsmiddelen
1 Indien een DAV-1, DAV-2 of DTA kan blootstaan aan een asbestvezelconcentratie hoger dan de toepasselijke grenswaarde, draagt het asbestverwijderingsbedrijf er zorg voor dat, in aanvulling op de algemene verplichtingen inzake persoonlijke beschermingsmiddelen op grond van hoofdstuk 8, afdeling 1, van het Arbeidsomstandighedenbesluit, aan de volgende eisen is voldaan:
[…]
b. hij voert aantoonbaar één keer per twaalf maanden met een volgelaatsmasker een erkende facefit-test uit volgens de Operational Circular 282/28 - Fit Testing Of Respiratory Protective Equipment Facepieces;
[…]
Artikel 36. Werkplan
Het asbestverwijderingsbedrijf stelt voor het begin van het asbestverwijderingswerk een werkplan op dat is toegespitst op de uit te voeren asbestverwijderingswerkzaamheden:
a. dat voldoet aan de eisen uit artikel 4.50, vierde lid, van het Arbeidsomstandighedenbesluit;
Artikel 38. Vereiste documenten bij de asbestverwijdering
Het asbestverwijderingsbedrijf draagt er zorg voor dat voor de aanvang van en tijdens de asbestverwijdering de volgende documenten op de projectlocatie aanwezig zijn:
a. een afschrift van de sloopmelding, bedoeld in artikel 1.26 van het Bouwbesluit 2012 in geval van asbestverwijdering uit een bouwwerk;
[…]
Artikel 41. Toezicht door de DTA tijdens asbestverwijdering
1. Het asbestverwijderingsbedrijf zorgt ervoor dat de DTA tijdens de asbestverwijdering op de projectlocatie controleert, waarborgt en toezicht houdt dat:
[…]
i. de veiligheidsmaatregelen die in het werkplan zijn voorgeschreven passend zijn uitgevoerd en resulteren in een beheerste situatie;
[…]
Artikel 43. Asbestverwijdering
[…]
2 De werkzaamheden worden uitgevoerd overeenkomstig de risicoklasse en werkwijze die zijn vastgelegd in het asbestinventarisatierapport en het werkplan.
[…]
Artikel 70. Bepalen van een waarschuwing of sanctie
[…]
5. Het procescertificaat wordt onvoorwaardelijk geschorst voor 30 dagen indien:
[…]
b. de certificerende instelling binnen een periode van één jaar na de constatering van een categorie II-afwijking voor de zesde keer een categorie II-afwijking constateert;
[…]
10. Aan de certificaathouder wordt door de certificerende instelling een waarschuwing gegeven in geval van een afwijking uit categorie III en IV.