Uitspraak 202101048/6/R2


Volledige tekst

202101048/6/R2.
Datum uitspraak: 18 januari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

Stichting Ecologisch Vleermuis Onderzoek Nederland (hierna: SEVON), gevestigd te Heemstede,

verzoekster,

en

het college van gedeputeerde staten van Limburg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 16 november 2021 heeft het college een op 1 juni 2021 aan VDL Nedcar verleende soortenbeschermingsontheffing op grond van de Wet natuurbescherming gewijzigd waar het gaat om bij de ontheffing behorende voorschriften.

SEVON heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

1.       Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader is opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

2.       De voorzieningenrechter doet uitspraak zonder zitting.

3.       SEVON is voor het door haar ingediende verzoek griffierecht verschuldigd. Een verzoek wordt ingevolge artikel 8:41, vierde, vijfde en zesde lid, gelezen in verbinding met artikel 8:82, derde lid, van de Awb niet-ontvankelijk verklaard indien storting of bijschrijving van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen twee weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de indiener van een verzoekschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

4.       SEVON is bij aangetekend verzonden brief van 22 december 2021 op de verschuldigdheid van het griffierecht gewezen. Daarbij is meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht binnen twee weken na de dag van verzending van de brief, dat wil zeggen uiterlijk 5 januari 2022, op de rekening van de Raad van State dient te zijn bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State dient te zijn betaald. Tevens is vermeld dat, indien het verschuldigde bedrag niet op de vermelde datum is ontvangen, het verzoek reeds om die reden niet-ontvankelijk wordt verklaard, behoudens in uitzonderlijke gevallen.

Het bedrag is niet en derhalve ook niet binnen de aldus gestelde termijn op de rekening van de Raad van State bijgeschreven of contant op het adres van de Raad van State betaald. Niet is gebleken van feiten of omstandigheden, op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat SEVON in verzuim is geweest.

5.       Het verzoek is kennelijk niet-ontvankelijk.

6.       Het college hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het verzoek niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. A. Ten Veen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.F. van Toor, griffier.

w.g. Ten Veen
voorzieningenrechter

w.g. Van Toor

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 januari 2022

865.

BIJLAGE

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 8:41

1. Van de indiener van het beroepschrift wordt door de griffier een griffierecht geheven.

4. De griffier deelt de indiener van het beroepschrift mede welk griffierecht is verschuldigd en wijst hem daarbij op het bepaalde in het vijfde en zesde lid.

5. Het griffierecht dient binnen vier weken na verzending van de mededeling van de griffier te zijn bijgeschreven op de rekening van het gerecht dan wel ter griffie te zijn gestort.

6. Indien het bedrag niet tijdig is bijgeschreven of gestort, is het beroep niet-ontvankelijk, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.

Artikel 8:82

3. Artikel 8:41, derde tot en met zesde lid, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat de termijn voor de bijschrijving of storting van het griffierecht twee weken bedraagt. De voorzieningenrechter kan een kortere termijn stellen.