Uitspraak 202006335/1/R3


Volledige tekst

202006335/1/R3.
Datum uitspraak: 19 januari 2022

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellant A] en [appellant B] (hierna tezamen en in enkelvoud: [appellant]), wonend te Enschede,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Enschede,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 september 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Buitengebied herstel verbeelding" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [appellant] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak gelijktijdig met zaak nrs. ECLI:NL:RVS:2022:107 en ECLI:NL:RVS:2022:109 op een zitting behandeld op 1 december 2021, waar [appellant], bijgestaan door mr. I.C. Dunhof-Lampe en mr. C. Ebbers, beiden advocaat te Enschede, en de raad, vertegenwoordigd door mr. J.E. van Gilst, zijn verschenen. Verder is op de zitting [partij A], als partij gehoord.

Overwegingen

Het plan

1.       Het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost" is vastgesteld door de raad op 27 mei 2013. Het bestemmingsplan Buitengebied Noordwest" stelde de raad vast op 10 maart 2014. In de loop der jaren is gebleken dat de verbeeldingen van beide plannen op onderdelen gebrekkig zijn. Dit plan beoogt de gebreken op de verbeeldingen te herstellen. Op een later moment wordt een plan in procedure gebracht waarmee gebreken in de planregels worden hersteld.

Het beroep

2.       [appellant] was eigenaar van het perceel [locatie 1], kadastraal aangeduid als Lonneker AA341. Op dit perceel had hij een woonboerderij, bijgebouwen en een voormalig agrarisch bedrijf. In het kader van een Rood-voor-Rood-overeenkomst die hij met de gemeente heeft gesloten in 2009, heeft [appellant] de kippenschuur op het perceel gesloopt. In ruil daarvoor nam de gemeente de inspanningsverplichting op zich om een tweede woning mogelijk te maken op het perceel. Op 27 mei 2013 is het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost" (hierna: het bestemmingsplan) vastgesteld, waarin een tweede woning mogelijk is gemaakt op het perceel. In 2015 heeft [appellant] een bijgebouw bij de woonboerderij op het perceel [locatie 1] vergunningvrij verbouwd tot een mantelzorgwoning, waarna de ouders van [appellant B] hier zijn gaan wonen.

3.       In 2017 is het perceel [locatie 1], kadastraal aangeduid als Lonneker AA341, gesplitst in twee afzonderlijke percelen: het perceel [locatie 1], kadastraal aangeduid als Lonneker AA3520, en het perceel [locatie 2], kadastraal aangeduid als Lonneker AA3519. Na de splitsing heeft [appellant] het perceel [locatie 1], kadastraal aangeduid als Lonneker AA3520, inclusief de voormalige woonboerderij en de voormalige mantelzorgwoning verkocht en geleverd aan [partij A] en [partij B]. [partij A] en [partij B] zijn gaan wonen in de voormalige woonboerderij en de schoonouders van [partij A] zijn in de voormalige mantelzorgwoning gaan wonen. [appellant] bleef eigenaar van het perceel [locatie 2].

4.       [appellant] wil op zijn perceel [locatie 2], op de locatie van de voormalige kippenschuur, een nieuwbouwwoning realiseren. Hij betoogt dat in het voorliggende plan ten onrechte geen mogelijkheid is opgenomen voor de bouw van een woning.

5.       De raad heeft het perceel [locatie 2] niet opgenomen in het plan. De beroepsgrond van [appellant] vat de Afdeling daarom op als een plangrensbezwaar.

5.1.    De Afdeling overweegt dat de raad beleidsruimte toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte is echter niet zo groot dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Gelet op wat [appellant] heeft aangevoerd is de Afdeling van oordeel dat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat de vastgestelde planbegrenzing strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Zij neemt daarbij in aanmerking dat dit plan alleen ziet op door de raad geconstateerde gebreken op de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost" of "Buitengebied Noordwest". Voor de planologisch ongedeelde percelen [locatie 1]/[locatie 2] is op de verbeelding van het bestemmingsplan "Buitengebied Zuidoost" een mogelijkheid opgenomen voor de bouw van twee woningen, zoals de raad destijds heeft beoogd. De raad stelt dus terecht dat hier geen sprake is van een gebrek op de verbeelding.

5.2.    De Afdeling overweegt verder dat in deze procedure niet aan de orde is of de raad ten onrechte een woning op het perceel [locatie 2] niet wil toestaan. Dit kan aan de orde komen in de procedure over het inmiddels door het college genomen besluit tot weigering van de op 19 december 2019 aangevraagde omgevingsvergunning, waarover inmiddels een beroepsprocedure loopt bij de rechtbank.

Conclusie

6.       Het beroep is ongegrond.

Proceskosten

7.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Priem, griffier.

Het lid van de enkelvoudige kamer is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 19 januari 2022

646