Uitspraak 202105686/2/R4


Volledige tekst

202105686/2/R4.
Datum uitspraak: 10 november 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoekster], wonende te Lexmond, gemeente Vijfheerenlanden,

en

de raad van de gemeente Vijfheerenlanden,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 10 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Paraplubestemmingsplan wonen en parkeren van de gemeente Vijfheerenlanden" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft [verzoekster] beroep ingesteld.

[verzoekster] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[verzoekster] heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 28 oktober 2021, waar [verzoekster], en de raad, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het plan is een zogenoemd "paraplubestemmingsplan" voor het grondgebied van de gehele gemeente, dat de van kracht zijnde bestemmingsplannen wijzigt of aanvult. In het plan is aan de gronden van het plangebied de aanduiding "Overige zone - wonen en parkeren" toegekend. Het plan heeft betrekking op de onderwerpen "wonen" en "parkeren".

In artikel 1 van de planregels worden de begrippen "huishouden", "wonen" en "woning of wooneenheid" gedefinieerd. In artikel 3.5 is een afwijkingsbevoegdheid opgenomen voor "kamergewijze verhuur en/of woon (zorg) initiatieven".

Met de parkeerregeling van het plan is beoogd om het gemeentelijke parkeerbeleid planologisch vast te leggen. Omdat de gemeente nog geen specifiek eigen beleid heeft, sluit de planregeling aan bij de aanbevelingen van de CROW-publicatie 381: "Toekomstbestendig parkeren - Van parkeerkencijfers naar parkeernormen". In de artikelen 3.1 tot en met 3.4 van de planregels wordt de parkeerregeling nader uitgewerkt. Deze regeling houdt onder meer in dat het verboden is om te bouwen of om gronden in gebruik te nemen indien niet wordt voldaan aan de geldende parkeernormen en dat, voordat een omgevingsvergunning voor het bouwen wordt verleend, getoetst wordt of aan deze normen wordt voldaan.

3.       [verzoekster] woont aan de [locatie] in Lexmond. Voor haar gronden is het bestemmingsplan "Buitengebied Zederik" van kracht, vastgesteld door de raad bij besluit van 29 juni 2015. De gronden van haar perceel zijn in het bestemmingsplan uit 2015 bestemd voor "Wonen". Het bestreden besluit werkt dus aanvullend op het bestemmingsplan uit 2015.

4.       [verzoekster] heeft beroep ingesteld, omdat zij vreest dat het plan nadelige gevolgen heeft voor de gebruiksmogelijkheden van haar eigen perceel. Daarnaast vreest zij dat het plan leidt tot een verruiming van de bouw- en gebruiksmogelijkheden in de omgeving van haar perceel en dat dit leidt tot een aantasting van haar woon- en leefklimaat.

5.       [verzoekster] betoogt dat de definitie van het begrip "huishouden" ten onrechte is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan. Zij woont samen met haar drie kinderen in de woning op het perceel en zij vormt daarmee een "huishouden". De gewijzigde definitie heeft volgens [verzoekster] mogelijk tot gevolg dat het bestaande gebruik van haar woning, waarbij dus sprake is van thuiswonende kinderen, niet meer wordt gezien als bewoning door een "huishouden". Zij vreest dat als gevolg daarvan, haar kinderen het ouderlijk huis moeten verlaten.

5.1.    Het begrip "huishouden" is in artikel 1 van de planregels als volgt gedefinieerd:

"persoon of groep personen die gemeenschappelijk samenleven in een onderlinge persoonlijke verbondenheid gericht op een duurzaam samenzijn waarbij sprake is van de continuïteit in de samenstelling ervan en die binnen een woning gebruik maakt van dezelfde voorzieningen".

Deze bepaling is gewijzigd vastgesteld ten opzichte van het ontwerpplan. In het ontwerpplan was het begrip "huishouden" anders gedefinieerd, namelijk:

"een huishouden bestaat uit één of meer personen die op hetzelfde adres wonen en een economisch-consumptieve eenheid vormen. Van een huishouden is slechts sprake indien er bloedverwantschap, huwelijksbinding of een daaraan in intensiteit en continuïteit gelijk te stellen mate van binding tussen de bewoners is".

5.2.    De gewijzigde vaststelling van de definitie van het begrip "huishouden" is een gevolg van een door de raad aangenomen amendement. Uit de toelichting bij het amendement volgt dat met deze wijziging juist is beoogd om de definitie van het begrip "huishouden" te verruimen. In het amendement wordt onder meer overwogen dat een huishouden (bijvoorbeeld) ook kan bestaan uit drie volwassenen waarbij er onderling geen familiaire relatie bestaat. Op de zitting heeft de raad bevestigd dat de wijziging van het begrip "huishouden" was ingegeven door de overweging dat in de definitie van het ontwerpplan de nadruk te zeer werd gelegd op het bestaan van een "familiare relatie" tussen de samenwonende personen. Het staat volgens de raad buiten twijfel dat in de situatie van [verzoekster], waarbij sprake is van bewoning door de moeder en haar drie kinderen, sprake is van één "huishouden".

5.3.    De voorzieningenrechter is van oordeel dat deze toelichting van de raad juist is en dat er dus in het geval van [verzoekster] sprake is van één huishouden. Dat betekent dat [verzoekster] en haar drie kinderen kunnen blijven wonen in hun woning op de manier waarop zij dat altijd al hebben gedaan. Dit bestemmingsplan wijzigt daar niets aan.

6.       In haar beroepschrift en op de zitting heeft [verzoekster] een aantal andere bezwaren naar voren gebracht over de situatie op de percelen in de omgeving van haar woning. Deze bezwaren gaan onder meer over de overlast die [verzoekster] ondervindt door bepaalde bouwwerken op de naburige percelen. Ook ervaart zij overlast door het feitelijk handelen van omwonenden. [verzoekster] vindt dat de gemeente zich haar situatie te weinig aantrekt en onvoldoende doet met haar klachten over de situatie in de omgeving.

6.1.    De voorzieningenrechter kan zich in deze procedure niet uitlaten over klachten die los staan van wat in dit bestemmingsplan is geregeld. Zoals hiervoor is vermeld, is in dit bestemmingsplan een regeling opgenomen die betrekking heeft op het gebruik van gronden voor wonen en voor parkeren. De overlast die [verzoekster] ondervindt en het nadeel dat zij stelt te ervaren wordt niet veroorzaakt door dit bestemmingsplan. Daarom kan de voorzieningenrechter niet oordelen over de overige klachten die [verzoekster] heeft aangevoerd. Dat betekent ook dat deze klachten geen reden kunnen zijn om dit bestemmingsplan te schorsen.

7.       Het verzoek om schorsing van het bestemmingsplan dient te worden afgewezen.

Proceskosten en griffierecht

8.       Omdat het verzoek is afgewezen hoeft de raad de door [verzoekster] gemaakte kosten voor de procedure niet te vergoeden. Ook het door haar betaalde griffierecht blijft voor eigen rekening.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. C.H.M. van Altena, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. D. Milosavljević, griffier.

w.g. Van Altena
voorzieningenrechter

w.g. Milosavljević

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 november 2021

739.