Uitspraak 202105628/2/R1


Volledige tekst

202105628/2/R1.
Datum uitspraak: 29 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

[verzoeker A] en [verzoeker B], wonend te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele (hierna tezamen en in enkelvoud: [verzoeker]),

verzoekers,

en

de minister van Infrastructuur en Waterstaat,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 19 juli 2021 heeft de minister op een verzoek daartoe van TenneT TSO B.V. krachtens artikel 2, vijfde lid, van de Belemmeringenwet Privaatrecht (hierna: de BP) aan de in het besluit genoemde rechthebbenden de plicht opgelegd tot het gedogen van de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding Zuid-West 380kV-West-Borssele-Rilland (ZWW) met bijkomende werken op de in het besluit vermelde percelen, zoals op de als bijlage bij het besluit aangehechte situatietekening is aangegeven.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

[verzoeker] en TenneT hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 20 september 2021, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigde A], en de minister, vertegenwoordigd door mr. P. Farahani, zijn verschenen. Voorts is ter zitting TenneT, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], [gemachtigde C] en [gemachtigde D], bijgestaan door mr. C.H.R.M. van der Hoeven, advocaat te Amsterdam, als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       [verzoeker] is rechthebbende op de onroerende zaken, kadastraal bekend gemeente Borsele, sectie K, nummers 487 en 789. Het besluit legt aan [verzoeker] de plicht op om te gedogen dat op deze percelen, behoudens zijn recht op schadevergoeding, de hoogspanningsverbinding wordt aangelegd en in stand gehouden. De percelen zullen tijdelijk worden gebruikt als werkterrein voor de fundatiewerkzaamheden en de oprichting van de masten 1011, 1012 en 1013 en ook zullen tijdelijke werkwegen op de percelen worden aangelegd. De permanente belemmering op perceel sectie K, nummer 487 zal bestaan uit de overhang van hoogspanningsgeleiders met daarboven twee bliksembegeleiders over een deel van het perceel. Op perceel sectie K, nummer 789 zal de permanente belemmering bestaan uit de plaatsing van een hoekmast van mastlocatie 1011 en uit de overhang van hoogspanningsgeleiders met daarboven twee bliksemgeleiders.

3.       De planologische basis voor realisering van de hoogspanningsverbinding met bijkomende werken is het inpassingsplan "Zuid-West, 380 kV-west", dat is vastgesteld op 4 november 2016. Dit inpassingsplan, dat met toepassing van de rijkscoördinatieregeling tot stand is gekomen, is in rechte onaantastbaar. De aanleg en het beheer van de hoogspanningsverbinding berusten bij TenneT.

4.       Het door [verzoeker] gedane verzoek strekt tot schorsing van het besluit, voor zover daarbij aan hem een gedoogplicht wordt opgelegd, totdat in de hoofdzaak uitspraak is gedaan op zijn beroep. Hij heeft aan dit verzoek ten grondslag gelegd dat TenneT op korte termijn met de aanlegwerkzaamheden zal beginnen, waardoor [verzoeker] een inbreuk op zijn eigendomsrecht moet dulden, terwijl het besluit in de bodemprocedure naar verwachting niet in stand zal kunnen blijven.

TenneT heeft te kennen gegeven dat zij op 5 oktober 2021 zal beginnen met de aanleg van het werkterrein en de werkweg op de percelen van [verzoeker]. De voorzieningenrechter acht in zoverre een spoedeisend belang aanwezig bij de gevraagde voorziening.

5.       Volgens [verzoeker] kleven aan het besluit ernstige procedurele en inhoudelijke gebreken. Zo heeft de minister volgens [verzoeker] niet de juiste procedure gevolgd bij de voorbereiding van het besluit. De minister heeft ten onrechte afgeweken van de in artikel 2, vierde lid, van de BP neergelegde procedure door aan [verzoeker] niet de mogelijkheid te bieden om een fysieke zitting op het gemeentehuis bij te wonen, maar te volstaan met een digitale zitting, die hij niet heeft kunnen bijwonen. [verzoeker] betoogt verder dat de minister geen gedoogplicht aan hem heeft mogen opleggen, omdat geen enkel minnelijk overleg met TenneT heeft plaats gevonden. TenneT heeft in de contacten die er zijn geweest alleen maar steeds haar standpunten herhaald, zonder inhoudelijk met hem in overleg te treden, aldus [verzoeker]. Verder betoogt [verzoeker] dat het besluit niet in stand kan blijven, omdat de minister ten onrechte niet heeft onderzocht of zijn belang redelijkerwijs onteigening vordert en dat om die reden geen gedoogplicht mag worden opgelegd. In dit verband heeft [verzoeker] er op gewezen dat zijn woning na realisering van deze hoogspanningsverbinding ingesloten zal zijn tussen twee hoogspanningsverbindingen en dat het op de weg van de minister ligt om te meten of door de cumulatie van de magneetvelden de voorzorgsnorm van 0,4 microtesla zal worden overschreden. Ook betoogt [verzoeker] dat de beperkingen van zijn eigendomsrecht groter zijn dan waarvan de minister in zijn besluit is uitgegaan.

6.       Gelet op de naar voren gebrachte beroepsgronden en het karakter van de voorlopige voorzieningenprocedure, leent deze procedure zich niet goed voor het geven van een oordeel over de rechtmatigheid van het besluit. Die beoordeling moet dan ook plaats vinden in de bodemprocedure. De vraag of vooruitlopend op de uitspraak in de hoofdzaak aanleiding bestaat tot het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening zal de voorzieningenrechter daarom beantwoorden aan de hand van een belangenafweging.

7.       [verzoeker] heeft ter toelichting van zijn belangen bij het treffen van een voorlopige voorziening gesteld dat de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding inbreuk op zijn eigendomsrecht zal maken en dat niet is uitgesloten dat ingebruikname van de hoogspanningsverbinding schadelijk is voor zijn gezondheid vanwege de bloostelling aan de magnetische velden. Ter zitting heeft [verzoeker] hieraan nog toegevoegd dat zijn vee schade zal kunnen lijden.

Tegenover het belang van [verzoeker] staat het belang van TenneT om de in het inpassingsplan mogelijk gemaakte hoogspanningsverbinding te kunnen realiseren en gevrijwaard te blijven van vertraging bij de oprichting daarvan in de periode tot aan de uitspraak van de Afdeling in de bodemprocedure. TenneT heeft uitvoerig gemotiveerd uiteengezet dat uitstel van de realisering van de hoogspanningsverbinding zeer onwenselijk is gelet op het belang van het veiligstellen van een betrouwbaar elektriciteitsnet en het als netbeheerder kunnen voldoen aan de wettelijke verplichtingen. TenneT heeft hierover toegelicht dat de huidige transportcapaciteit van de bestaande verbinding onvoldoende is en dat dit een belemmering vormt voor de onderhoudswerkzaamheden aan de leidingen en een risico is voor de leveringszekerheid van elektriciteit in Zeeland. TenneT heeft in er in dit verband onder meer op gewezen dat tal van nieuwe energieprojecten niet op het hoogspanningsnet kunnen worden aangesloten doordat de capaciteit momenteel al volledig wordt benut. Ook zal TenneT bij het uitvallen van één circuit van de huidige bestaande verbinding Borssele-Rilland niet meer voldoen aan de wettelijk verplichte storingsreserve, waardoor de leveringszekerheid in Zeeland in gevaar komt. Deze onwenselijke situatie zal langer voortduren bij uitstel van inbedrijfsname van de verbinding. Verder zal een schorsing van het besluit volgens TenneT ook grote gevolgen hebben voor andere grondeigenaren. Als begin oktober 2021 niet kan worden gestart met de aanlegwerkzaamheden op de percelen van [verzoeker], zal dat namelijk direct vertraging opleveren voor de aanlegwerkzaamheden op andere percelen in deeltracé 1 en zal dat tot gevolg hebben dat de werkwegen en werkterreinen op die percelen langer blijven liggen. Daar komt volgens TenneT nog bij dat de start en afronding van de aanlegwerkzaamheden in deeltracé 2 afhankelijk zijn van de afronding van deeltracé 1. TenneT heeft verder, met een weergave van te verwachten kostenposten, naar voren gebracht dat vertraging in de aanlegwerkzaamheden als gevolg van een schorsing van het besluit aanzienlijke vertragingsschade met zich zal brengen.

8.       De belangen van de minister en TenneT bij voortgang in de aanlegwerkzaamheden van de hoogspanningsverbinding raken de energievoorziening in Nederland en wegen daarom zwaar. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de door TenneT gegeven uiteenzetting over de planning van de werkzaamheden, zoals die ter zitting nog nader is toegelicht, en de gestelde gevolgen van schorsing van het besluit tot oplegging van de gedoogplicht.

Voor zover [verzoeker] de noodzaak voor de aanleg van de hoogspanningsverbinding in twijfel heeft getrokken, overweegt de voorzieningenrechter dat de vraag over het nut en de noodzaak van de hoogspanningsverbinding in deze procedure over het besluit tot oplegging van een gedoogplicht niet meer aan de orde kan komen. De Afdeling heeft hierover al geoordeeld in de uitspraak van 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2672, over het inpassingsplan "Zuid-West, 380 kV-west".

In die uitspraak is de Afdeling ook ingegaan op de nu door [verzoeker] naar voren gebrachte mogelijke gezondheidsrisico’s van de cumulatieve effecten van de magneetveldzones. De Afdeling heeft hierover overwogen dat uit de berekeningen van de magneetveldzones in het uitgevoerde magneetveld-onderzoek blijkt dat de woning van [verzoeker] niet binnen de magneetveldzone van 0,4 µT komt te liggen en dat bij deze berekening rekening is gehouden met het feit dat ter plaatse twee tracés in elkaars nabijheid zullen komen te liggen. De Afdeling heeft [verzoeker] daarom niet gevolgd in zijn betoog dat onvoldoende onderzoek is gedaan naar de cumulatieve effecten van twee parallelle hoogspanningstracés in de buurt van zijn woning. Gelet hierop biedt de door [verzoeker] geuite ongerustheid over de gezondheidsrisico’s naar het oordeel van de voorzieningenrechter geen grond voor schorsing van het besluit tot oplegging van de gedoogplicht. Verder is het de voorzieningenrechter niet duidelijk geworden op welke wijze het op de percelen aanwezige vee schade zal lijden door de aanwezigheid van de hoogspanningslijnen, zoals [verzoeker] ter zitting heeft gesteld.

De voorzieningenrechter overweegt dat [verzoeker] enige belemmeringen in het gebruik van zijn percelen zal ondervinden als gevolg van de aanleg en instandhouding van de hoogspanningsverbinding, maar dat niet is gebleken dat het huidige gebruik van de percelen grotendeels onmogelijk wordt of dat de belangen van [verzoeker] anderszins onevenredig worden geraakt als de verzochte voorziening niet wordt getroffen.

Hiertegenover staat het belang van een betrouwbaar elektriciteitsnet, het belang van TenneT om aan de wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen en om gevrijwaard te blijven van aanzienlijke vertragingsschade, alsmede het belang van andere grondeigenaren om niet geconfronteerd te worden met een langere periode van hinder op hun percelen.

9.       Gelet op het bovenstaande ziet de voorzieningenrechter bij afweging van de betrokken belangen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

10.     De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. A. ten Veen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. G.J. Deen, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.  De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2021