Uitspraak 202004210/1/R2


Volledige tekst

202004210/1/R2.
Datum uitspraak: 29 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Nuenen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,

2.       [appellant sub 2], wonend te Nuenen, gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 28 mei 2020 heeft de raad het bestemmingsplan "Nuenen-Centrum, herziening omgeving De Vank" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Rezidenz Development B.V. heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 16 juli 2021, waar [appellant sub 1], bijgestaan door mr. M.C.J. Houben, advocaat in Eindhoven, [appellant sub 2], vertegenwoordigd door [gemachtigde A], en de raad, vertegenwoordigd door C.M.G. Schoof, zijn verschenen. Verder is ter zitting Rezidenz Development B.V., projectontwikkelaar, vertegenwoordigd door [gemachtigde B], als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan omvat het terrein rond het voormalige gemeenschapshuis De Vank in het centrum van de kern Nuenen. In het plan zijn de bestaande woningen op het terrein bestemd. Daarnaast wordt een nieuw appartementencomplex mogelijk gemaakt in de noordoostelijke hoek van het plangebied. Dit appartementencomplex mag uit maximaal 14 appartementen bestaan en kent een maximale bouwhoogte van 17 m. In het voorgaande bestemmingsplan "Nuenen Centrum 2012" was ter plaatse van het nu voorziene appartementencomplex een kleiner bouwvlak toegekend en een lagere maximale bouwhoogte van 5 m toegelaten.

2.       [appellant sub 1] en [appellant sub 2] wonen aan de Van de Schoorhof, ten westen van het voorziene appartementencomplex. De afstand tussen hun appartementen en het bouwvlak voor het appartementencomplex bedraagt ongeveer 12 m. Zij zijn het niet eens met het voorziene appartementencomplex. Dat is volgens hen te groot, te hoog en past niet in de omgeving, het historisch dorpsgezicht Nuenen. Verder is volgens [appellant sub 1] en [appellant sub 2] onvoldoende rekening gehouden met de gevolgen voor hun woon- en leefklimaat.

Toetsingskader

3.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Inhoudelijk

Overleg met omwonenden

4.       [appellant sub 2] betoogt dat het plan onzorgvuldig is voorbereid. Pas toen de plannen al vaststonden zijn omwonenden uitgenodigd voor een informatieavond. Daarom is er in een te laat stadium overleg gevoerd met de omwonenden, aldus [appellant sub 2].

4.1.    De Afdeling stelt vast dat de raad de in de wet voorgeschreven voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft gevolgd voordat het bestemmingsplan is vastgesteld. [appellant sub 2] heeft daarvan gebruik gemaakt door een zienswijze in te dienen over het ontwerpplan, waarop de raad in de nota van zienswijzen heeft gereageerd. Een participatieproces maakt geen deel uit van de wettelijk voorgeschreven voorbereidingsprocedure. Wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd over het moment waarop omwonenden zijn betrokken betekent daarom niet dat sprake is van een onrechtmatig besluit.

Het betoog slaagt niet.

Type woningen

5.       [appellant sub 2] betoogt dat het plan ten onrechte niet voorziet in de woningbehoefte die er is aan sociale huurwoningen en starterswoningen.

5.1.    De raad heeft toegelicht dat er kwantitatief en kwalitatief behoefte is aan de woningen waarin dit plan voorziet. De raad verwijst daarbij naar paragraaf 3.4 van de plantoelichting. Het plan voorziet in een deel van de behoefte die er is aan ongeveer 800 woningen tot en met 2027. ln de prognose van de provincie Noord-Brabant wordt voor Nuenen ook uitgegaan van een toename van de behoefte met ruim 800 woningen in de periode 2017-2027. Hiermee past het plan kwantitatief binnen de provinciale prognose en draagt het bij aan het invullen van de lokale woningvraag in Nuenen, aldus de raad. Verder is er ook een kwalitatieve behoefte. Er is een vraag naar appartementen door vergrijzing en huishoudensverdunning. In een onderzoek van Companen is de vraag naar "verzorgd wonen" voor senioren dan ook geraamd op ruim 60 woningen in de vrije sector. De 14 woningen voorzien in beperkte mate in de lokale Nuenense behoefte om door te stromen naar gelijkvloerse woningen op een centrale locatie nabij voorzieningen, zo staat in de plantoelichting. Er is ook behoefte aan sociale huurappartementen en goedkope koopwoningen, maar daar wordt op andere locaties in voorzien, aldus de raad.

De Afdeling stelt vast dat [appellant sub 2] niet heeft weersproken dat er ook behoefte is aan de in het plan voorziene woningen. Gelet op de door de raad gegeven motivering over de behoefte kon de raad in redelijkheid de keuze maken om in dit plan te voorzien in de woningen die het plan mogelijk maakt.

Het betoog slaagt niet.

Ruimtelijke inpassing in de omgeving

Relativiteit

6.       De raad stelt zich op het standpunt dat voor de beroepsgronden van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] over de ruimtelijke inpassing van het voorziene appartementencomplex in de omgeving, mede vanwege de waarde van het dorpsgezicht, geldt dat in zoverre het relativiteitsvereiste van artikel 8:69a van de Awb aan vernietiging van het plan in de weg staat.

6.1.    Artikel 8:69a van de Awb luidt:

"De bestuursrechter vernietigt een besluit niet op de grond dat het in strijd is met een geschreven of ongeschreven rechtsregel of een algemeen rechtsbeginsel, indien deze regel of dit beginsel kennelijk niet strekt tot bescherming van de belangen van degene die zich daarop beroept."

6.2.    Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in (hoger) beroep komt.

6.3.    De Afdeling stelt vast dat [appellant sub 2] en [appellant sub 1] direct omwonenden zijn van het plandeel waar het appartementencomplex is voorzien. De omgeving van het plangebied en het dorpsgezicht behoren daarom tot hun eigen directe woon- en leefomgeving. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] komen op voor hun belangen bij het behoud van een goede woon- en leefomgeving. Met hun beroepsgronden over de ruimtelijke inpassing van het voorziene appartementencomplex, beroepen [appellant sub 2] en [appellant sub 1] zich daarmee op een aspect van de norm van een goede ruimtelijke ordening, die strekt tot bescherming van hun belangen. De Afdeling zal deze beroepsgronden daarom inhoudelijk behandelen.

Strijd met beleid

7.       [appellant sub 1] betoogt dat in strijd met de nota "Discussienota onderzoek hoger bouwen in de kern Nuenen" (hierna: Discussienota hoger bouwen), door de raad vastgesteld op 8 juli 1999, een bouwhoogte van 17 m is toegestaan op deze locatie. De Discussienota hoger bouwen vormt de leidraad voor de vraag welke bouwhoogte aanvaardbaar is op een bepaalde locatie. Uit paragraaf 4.3 daarvan kan volgens [appellant sub 1] worden afgeleid dat op deze locatie geen ruimte is voor hogere bouwvormen dan 3 bouwlagen, terwijl in dit plan een appartementencomplex van 5 bouwlagen is voorzien.

[appellant sub 2] wijst erop dat de raad recent wel tegen een bestemmingsplan voor "Vinkenhofjes" heeft gestemd omdat de raad het niet passend vond in Nuenen, en dat had een vergelijkbare hoogte. De raad gaat daarom tegen zijn eigen beleid in, aldus [appellant sub 2].

7.1.    De Afdeling stelt vast dat de Discussienota hoger bouwen voor deze locatie het beleid vormt voor de raad waar het gaat om de aanvaardbare bouwhoogte. Voor de locatie waar het bestemmingsplan voor de "Vinkenhofjes" was voorzien is ander beleid van toepassing, namelijk de structuurvisie "Nuenen Zuid". Omdat die structuurvisie ter plaatse van het voorliggende plan niet geldt, ziet de Afdeling geen grond voor het oordeel dat de raad met het voorliggende plan ingaat tegen zijn eigen beleid, zoals [appellant sub 2] betoogt.

7.2.    Naar het oordeel van de Afdeling staat de Discussienota hoger bouwen niet zonder meer in de weg aan het voorziene appartementencomplex met een bouwhoogte van 17 m. Ter zitting is vastgesteld dat het voorziene appartementencomplex niet ligt op een locatie waarvoor in de Discussienota hoger bouwen specifieke beleidsuitgangspunten zijn opgenomen. Dan geldt alleen het algemene uitgangspunt uit de Discussienota hoger bouwen dat een ruimtelijke afweging moet worden gemaakt wanneer meer dan 3 bouwlagen worden toegelaten. Anders dan [appellant sub 1] betoogt, sluit de Discussienota hoger bouwen op deze locatie dus niet elke vorm van hoger bouwen dan 3 bouwlagen uit.

Het betoog slaagt niet.

7.3.    De Afdeling zal in de navolgende overwegingen de gemaakte ruimtelijke afweging beoordelen.

Zichtlijnen

8.       Volgens [appellant sub 1] heeft de raad onvoldoende rekening gehouden met bestaande zichtlijnen op het dorpsgezicht van Nuenen, die door het voorziene appartementencomplex worden aangetast. Hij wijst daarbij op een zichtlijn vanaf de Kerkstraat en zichtlijnen vanaf de oost- en zuidkant van het voorziene appartementencomplex. De impressies van het zicht op het gebouw vanuit de omgeving die als bijlage 1 en 2 bij de nota van zienswijzen zijn gevoegd, zijn niet te verifiëren en daarom onvoldoende, aldus [appellant sub 1].

8.1.    De Afdeling ziet geen grond voor het oordeel dat het plan leidt tot aantasting van bestaande zichtlijnen op het dorpsgezicht die de raad vanuit ruimtelijk oogpunt wil behouden. Desgevraagd heeft de raad toegelicht dat er één bestaande zichtlijn is die de raad wenst te behouden. Deze loopt vanuit het gebied Luistruik, ten oosten van het plangebied, over de begraafplaats ten noorden van het plangebied, naar de kerktoren van de Heilige Clemenskerk. Die zichtlijn is ook vastgelegd in de verbeelding van het voor die gronden geldende bestemmingsplan "Luistruik 2018" met de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - zichtlijn". De raad heeft verder onweersproken gesteld dat het plan geen gevolgen heeft voor deze zichtlijn, omdat die buiten het plangebied ligt en ten noorden langs het plangebied loopt.

Over de zichtlijn vanaf de Kerkstraat heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat deze al onderbroken wordt door bestaande bebouwing. Ter nadere onderbouwing daarvan is een doorsnede met zichtlijn van 10 juli 2020 van bureau De Loods architecten en adviseurs overgelegd. [appellant sub 1] heeft niet gemotiveerd waarom het standpunt van de raad, mede gelet op de doorsnede van 10 juli 2020, onjuist is.

Het betoog slaagt niet.

Hoogte en omvang van het appartementencomplex en ruimtelijke inpassing

9.       [appellant sub 2] en [appellant sub 1] betogen dat het voorziene appartementencomplex vanwege de omvang en maximale bouwhoogte in strijd is met het dorpse karakter van Nuenen en niet past in de omgeving. Ten noorden van het voorziene appartementencomplex ligt een vrijwaringszone van het Rijksbeschermd dorpsgezicht. Volgens [appellant sub 1] verwijst de raad in de nota van zienswijzen ter onderbouwing van de ruimtelijke inpassing naar een positieve beoordeling van het Team Ruimtelijke Kwaliteit Nuenen c.a. (hierna: TRK), maar die beoordeling is niet bij het besluit gevoegd. Het besluit is alleen al daarom onvoldoende gemotiveerd. Bovendien is niet duidelijk of het TRK in de beoordeling ook het beschermd dorpsgezicht en de gevolgen die het voorziene appartementencomplex heeft voor de omgeving heeft betrokken.

9.1.    Buiten het plangebied, direct ten noorden van het plandeel waar het appartementencomplex is voorzien liggen gronden die op grond van het daarvoor geldende bestemmingsplan door de aanduiding "Waarde-Beschermd dorpsgezicht" zijn bestemd als beschermd dorpsgezicht.

Aan de gronden waar het appartementencomplex is voorzien, is deels de aanduiding "vrijwaringszone - waarde dorpsgezicht" toegekend. Op grond van artikel 9.1 kan het college aan bouwwerken ter plaatse van de aanduiding "vrijwaringszone - waarde dorpsgezicht" nadere eisen stellen ter voorkoming van een onevenredige aantasting van de cultuurhistorische waarde en het beeldbepalende karakter van de aanwezige bebouwing en de karakteristieke inrichting van het gebied opgenomen binnen de aangrenzende bestemming "Waarde-Beschermd dorpsgezicht".

9.2.    De Afdeling stelt voorop dat de raad een ruimtelijke afweging moet maken over welke planologische mogelijkheden, waaronder bouwhoogte en bouwmassa, hij ter plaatse ruimtelijk aanvaardbaar acht, mede gelet op de inpassing in de omgeving. Daarbij moet de raad ook afwegen hoe de bouwmogelijkheden zich verhouden tot de waarde van het noordelijk gelegen beschermd dorpsgezicht. Die onderbouwing acht de Afdeling mede van belang, omdat het voorgaande plan slechts beperkte bouwmogelijkheden kende, met een veel kleiner bouwvlak en een veel lagere maximale bouwhoogte van 5 m. Bovendien heeft de raad zelf bepaald dat de bouwmogelijkheden ter plaatse niet los gezien kunnen worden van het beschermd dorpsgezicht, door de aanduiding "vrijwaringszone - waarde dorpsgezicht" deels toe te kennen aan het plandeel waar het appartementencomplex is voorzien. Ter plaatse van die aanduiding kunnen immers op grond van artikel 9.1 van de planregels nadere eisen worden gesteld aan bouwmogelijkheden, in verband met het voorkomen van onevenredige aantasting van de waarde en karakter van het beschermd dorpsgezicht.

9.3.    De Afdeling stelt vast dat de raad zich voor de benodigde ruimtelijke afweging heeft gebaseerd op een positieve beoordeling over de ruimtelijke aanvaardbaarheid van het voorziene appartementencomplex door het TRK, een volgens de raad onafhankelijke deskundige op dit gebied. De Afdeling overweegt dat de raad op het advies van een deskundige kan afgaan, maar in dit geval zijn van de gestelde positieve beoordeling door het TRK geen stukken bij het besluit gevoegd. De alsnog aan het geding toegevoegde verslagen van het TRK dateren weliswaar van voor het nemen van het besluit, maar, zoals de raad heeft erkend, kan daaruit geen onderbouwing van een positieve beoordeling worden afgeleid. De raad heeft ter zitting verder erkend dat ten tijde van de vaststelling van het besluit die positieve beoordeling van het TRK nog niet op schrift was gesteld.

Omdat de raad zijn standpunt over de ruimtelijke aanvaardbaarheid en inpassing in de omgeving heeft gebaseerd op een positieve beoordeling van het TRK terwijl daarvan geen stukken bij het besluit zijn gevoegd, geeft het besluit in strijd met artikel 3:46 van de Awb in zoverre geen blijk van een kenbare motivering.

Het betoog slaagt.

9.4.    De raad heeft - na de uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling van 17 november 2020 - een nadere toelichting van TRK van 21 januari 2021 overgelegd. Daarmee beoogt de raad de positieve beoordeling van het TRK over de ruimtelijke aanvaardbaarheid en de inpassing in de omgeving alsnog inzichtelijk te maken. De raad sluit zich voor zijn ruimtelijke afweging aan bij deze nadere toelichting.

Gelet op het belang van een definitieve geschillenbeslechting zal de Afdeling ingaan op deze nadere toelichting.

9.5.    Naar het oordeel van de Afdeling is de verwijzing van de raad naar de nadere toelichting van het TRK onvoldoende om als ruimtelijke afweging te dienen over de aanvaardbare hoogte en omvang van het gebouw en de inpassing in de omgeving. Een afweging hoe de bouwmogelijkheden voor een appartementencomplex van 17 m zich verhouden tot de omgeving, met het noordelijk gelegen beschermd dorpsgezicht, ontbreekt. Zoals de Afdeling onder 9.2 heeft overwogen is een dergelijke afweging wel van belang, mede gezien de beperkte bouwmogelijkheden in het voorgaande bestemmingsplan, waaronder een maximale bouwhoogte van 5 m. De stelling dat het voorgenomen ontwerp voor het appartementencomplex qua vormgeving en architectuur binnen de omgeving zou passen is onvoldoende, omdat daarmee niet is ingegaan op de bouwmogelijkheden als zodanig, waaronder de bouwhoogte. Het standpunt van de raad dat het plandeel met het appartementencomplex meer hoort bij de oostelijk gelegen woonwijk Luistruik dan bij het beschermd dorpsgezicht, acht de Afdeling evenmin voldoende. Dat doet er immers niet af dat het voorziene appartementencomplex in de nabijheid van het beschermd dorpsgezicht wordt gerealiseerd en dat er daarom een afweging nodig is of dit ruimtelijk aanvaardbaar is. Bovendien valt naar het oordeel van de Afdeling zonder nadere motivering niet in te zien waarom het plandeel met het appartementencomplex meer zou horen bij Luistruik dan bij het dorpsgezicht. Het bestemmingsplan "Luistruik" staat ten oosten van het plandeel weliswaar een appartementencomplex toe met een maximale bouwhoogte van 18 m, maar ter plaatse daarvan is niet de gebiedsaanduiding "vrijwaringszone - waarde dorpsgezicht", toegekend, die wel deels aan het plandeel met het voorziene appartementencomplex is toegekend. Dat betekent dat de door de raad gemaakte ruimtelijke afweging die is gebaseerd op de nadere toelichting van het TRK nog steeds tekortschiet.

Woon- en leefklimaat van [appellant sub 2] en [appellant sub 1]

10.     [appellant sub 2] en [appellant sub 1] betogen verder dat het voorziene appartementencomplex leidt tot schending van hun privacy en hun uitzicht verloren doet gaan.

10.1.  De Afdeling overweegt dat er geen recht bestaat op een vrij uitzicht. Gelet op de ligging van het plangebied binnen de kern Nuenen, in een bebouwde omgeving, ziet de Afdeling in wat is aangevoerd geen grond voor het oordeel dat het in het plan voorziene appartementencomplex leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het uitzicht. Het plan zal verder enige aantasting van de privacy tot gevolg kunnen hebben, maar gegeven de bebouwde omgeving heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat voor een onaanvaardbare aantasting van privacy niet hoeft te worden gevreesd.

Het betoog slaagt niet.

11.     [appellant sub 2] en [appellant sub 1] betogen dat het voorziene appartementencomplex, gezien de hoogte, omvang en korte afstand tot hun woningen, ook om andere redenen zal leiden tot een onaanvaardbare aantasting van hun woon- en leefklimaat. Volgens hen zal als gevolg daarvan het enige directe zonlicht op hun woningen, te weten, in de ochtend op de oostgevel, grotendeels verdwijnen. Daardoor zal grote schaduwhinder ontstaan. Ook de daglichttoetreding zal, als gevolg van het voorziene appartementencomplex, onaanvaardbaar verminderen. Zij wijzen daarbij op een presentatie en presentatieboekje van een onderzoek dat A. van Kuijk, architect en docent bouwkundige regelgeving, heeft gedaan, naar de gevolgen van het voorziene appartementencomplex voor omwonenden.

11.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat het plan evenmin leidt tot een onaanvaardbare aantasting van het woon- en leefklimaat door schaduwwerking of beperking van de daglichttoetreding van [appellant sub 2] en [appellant sub 1]. Volgens de raad blijkt uit de Zonnestudie die bij de nota van zienswijzen is gevoegd dat de gevolgen van het voorziene appartementencomplex wat betreft direct zonlicht aanvaardbaar zijn. Het voorziene appartementencomplex leidt wel tot enige schaduw op de oostgevel van de woningen aan de Van de Schoorhof, maar de raad acht dit gevolg niet onaanvaardbaar. Volgens de raad wijst A. van Kuijk ten onrechte op een TNO-norm voor direct zonlicht. Deze norm is niet verplicht en wordt niet gehanteerd door de raad. Ook de gevolgen van het voorziene appartementencomplex wat betreft daglichttoetreding acht de raad niet onaanvaardbaar.

11.2.  Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad onvoldoende onderzoek gedaan naar de gevolgen van het voorziene appartementencomplex als het gaat om bezonning en daglichttoetreding. [appellant sub 2] en [appellant sub 1] hebben onweersproken gesteld dat alleen op de oostgevel van de woningen, in de ochtendperiode, direct zonlicht staat en het overgrote deel van de daglichttoetreding via de oostgevel de woningen binnenkomt. Het appartementencomplex is juist aan de oostkant voorzien, op een korte afstand van ongeveer 12 m tot de woningen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2], met een niet-geringe bouwhoogte van 17 m.

De raad heeft desgevraagd niet kunnen toelichten op basis van welke norm of welk beleid hij tot de conclusie is gekomen dat de in de Zonnestudie berekende schaduwwerking voor de woningen aan de Van de Schoorhof aanvaardbaar is. Dat alleen 's ochtends schaduwwerking als gevolg van het voorziene appartementencomplex zal optreden, is onvoldoende. Zoals de raad ook zelf concludeert, is er vanwege de vormgeving van de oostgevel van de woningen nu al in de middagperiode schaduwwerking. De schaduwwerking in de ochtend als gevolg van het voorziene appartementencomplex bepaalt dus in welke mate er nog direct zonlicht op de oostgevel overblijft. Verder bevat de Zonnestudie geen vergelijking tussen de berekende schaduwwerking in de huidige situatie en de situatie als gevolg van het voorziene appartementencomplex. In de huidige situatie is feitelijk slechts beperkt bebouwing aanwezig en ook planologisch zijn de bouwmogelijkheden gering in vergelijking tot het nu voorziene appartementencomplex. De raad heeft daarom geen deugdelijke afweging kunnen maken over de aanvaardbaarheid van de toename van schaduwwerking als gevolg van het voorziene appartementencomplex.

Waar het gaat om daglichttoetreding heeft de raad ten tijde van de vaststelling van het plan ten onrechte volstaan met de niet-onderbouwde stelling dat het in het plan voorziene appartementencomplex geen onaanvaardbare invloed op de daglichttoetreding heeft. De Afdeling sluit niet uit dat de raad voor zijn onderbouwing gebruik kan maken van de berekening op basis van de NEN-normen voor daglichttoetreding uit het Bouwbesluit, die door de projectontwikkelaar lopende de procedure is overgelegd. Maar het is aan de raad om een onderbouwde afweging te maken of de te verwachten afname van daglichttoetreding ruimtelijk aanvaardbaar is, en die afweging ontbreekt.

Het plan is in zoverre in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb onzorgvuldig voorbereid en onvoldoende gemotiveerd.

Het betoog slaagt.

Conclusie

12.     Gelet op het voorgaande zijn de beroepen van [appellant sub 2] en [appellant sub 1] gegrond.

13.     Het bestreden besluit is genomen in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb en dient te worden vernietigd, voor zover het gaat om het plandeel met de bestemming "Wonen", de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie middelhoog" en de bijbehorende functie- en gebiedsaanduidingen ter plaatse van het meest noordelijk voorziene appartementencomplex.

Opdracht

14.     Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskostenveroordeling

15.     De raad moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

I.        verklaart de beroepen van [appellant sub 1] en [appellant sub 2] gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten van 28 mei 2020 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Nuenen-Centrum, herziening omgeving De Vank" voor zover het gaat om het plandeel met de bestemming "Wonen", de dubbelbestemming "Waarde - Archeologie middelhoog" en de bijbehorende functie- en gebiedsaanduidingen ter plaatse van het meest noordelijk voorziene appartementencomplex;

III.      draagt de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II. wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten tot vergoeding van bij:

a. [appellant sub 1] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.545,87, waarvan € 1.496,00 toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

b. [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 49,87;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Nuenen, Gerwen en Nederwetten aan [appellant sub 1] en [appellant sub 2] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 178,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzitter, en mr. E.J. Daalder en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.F. van Toor, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 29 september 2021

865