Uitspraak 202006778/1/A3


Volledige tekst

202006778/1/A3.
Datum uitspraak: 8 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

Handboogschietvereniging HKS Zoetermeer, gevestigd te Zoetermeer,

appellante,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 november 2020 in zaak nr. 19/7857 in het geding tussen:

HKS

en

de burgemeester van Zoetermeer.

Procesverloop

Bij besluiten van 5 juni 2019 heeft de burgemeester de aanvragen van HKS om evenementenvergunningen voor twee handboogschietwedstrijden ingewilligd en evenementenvergunningen en ontheffingen in de zin van artikel 4, derde lid, van de Zondagswet verleend.

Bij besluit van 4 juli 2019 heeft de burgemeester het door HKS daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 4 november 2020 heeft de rechtbank het door HKS daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft HKS hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 augustus 2021, waar HKS, vertegenwoordigd door mr. E.J.M. Lombaers, en de burgemeester, vertegenwoordigd door R. Heerings en A.A.M. Bol, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.       HKS is een handboogschietvereniging in Zoetermeer. HKS heeft bij de burgemeester evenementenvergunningen aangevraagd om twee handboogschietwedstrijden, de 'Veldronde Lakota Trophy" op 30 juni 2019 en 'Westerparkronde (3D)' op 14 juli 2019, te houden in het Westerpark in Zoetermeer. De burgemeester heeft de aanvragen bij besluiten van 5 juni 2019 ingewilligd en daarnaast ontheffingen verleend in de zin van artikel 4, derde lid, van de Zondagswet.

HKS heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 5 juni 2019. Volgens HKS zijn de wedstrijden geen openbare vermakelijkheid in de zin van artikel 4 van de Zondagswet, reden waarom geen ontheffing nodig is. De verleende ontheffingen vormen volgens HKS een beletsel in de zin van artikel 7, tweede lid, van de Zondagswet. De burgemeester heeft het bezwaar onder verwijzing naar het advies van de commissie bezwaarschriften ongegrond verklaard.

Aangevallen uitspraak

2.       De rechtbank heeft geoordeeld dat de wedstrijden zijn aan te merken als een openbare vermakelijkheid in de zin van artikel 4 van de Zondagswet. Daartoe heeft de rechtbank overwogen dat het begrip openbare vermakelijkheid moet worden gezien als een ruim begrip, de wedstrijden niet vallen onder de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 1 van het Besluit ex artikel 4, vierde lid, en artikel 5, tweede lid, der Zondagswet (hierna: Besluit) en de wedstrijden openbaar toegankelijk zijn. De beperkingen aan het bezoeken van en deelnemen aan de wedstrijden maken niet dat er geen sprake is van een openbare vermakelijkheid. Omdat de wedstrijden dienen te worden aangemerkt als openbare vermakelijkheid zijn de verleende ontheffingen geen beletsel in de zin van artikel 7, tweede lid, van de Zondagswet, aldus de rechtbank.

Hoger beroep

3.       HKS betoogt, mede onder verwijzing naar het voor de evenementen opgestelde Algemeen Plan, dat de rechtbank ten onrechte heeft geoordeeld dat de burgemeester de ontheffingen niet ten onrechte heeft verleend. Daartoe voert zij aan dat de rechtbank de wedstrijden ten onrechte aanmerkt als openbare vermakelijkheid en dat oordeel op onjuiste criteria en een verkeerde lezing van artikel 4, vierde lid, van de Zondagswet baseert. Het Besluit bevat geen limitatieve opsomming van openbare vermakelijkheden die niet als openbare vermakelijkheid in de zin van die wet worden beschouwd en bevat geen limitatieve opsomming in die zin dat iedere andere vorm van vermakelijkheid per definitie een openbare vermakelijkheid is en dus wel onder de werking van de Zondagswet valt.

De wetgever heeft sportbeoefening een bijzondere positie gegeven die zich niet leent voor opname in het Besluit, omdat sportbeoefening vaak niet in besloten ruimten plaatsvindt. De wedstrijden voldoen niet aan de door de wetgever gestelde eis dat deze voor anderen dan die daaraan deelnemen als openbare vermakelijkheid worden georganiseerd. De wedstrijden zijn niet openbaar toegankelijk voor deelnemers, wat bovendien geen eis is voor een openbare vermakelijkheid. Door de fysieke afsluiting van het terrein en de doorlopende controles daarvan is het terrein voor de duur van de afsluiting aan de openbare ruimte onttrokken en deel gaan uitmaken van de accommodatie van HKS. Voor de stelling dat de accommodatie niet openbaar is verwijst HKS naar de conclusie van advocaat-generaal mr. G. Knigge van 7 november 2017, ECLI:NL:PHR:2017:1407.

Verder betoogt HKS dat het feit dat de burgemeester de wedstrijden afhankelijk laat zijn van de besluitvorming over ontheffingen een beletsel inhoudt voor sportbeoefening als bedoeld in artikel 7, tweede lid, van de Zondagswet.

Beoordeling

4.       In geschil is of de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat de wedstrijden zijn aan te merken als openbare vermakelijkheid in de zin van artikel 4, eerste lid, van de Zondagswet. De Afdeling beantwoordt die vraag ontkennend.

5.       Ingevolge artikel 4, eerste lid, van de Zondagswet is het verboden op zondag voor 13.00 uur openbare vermakelijkheden te houden, daartoe gelegenheid te geven of daaraan deel te nemen.

Ingevolge het vierde lid wordt ten aanzien van openbare vermakelijkheden, waarvan redelijkerwijze geen beletselen voor de viering van de zondag en geen verstoring van de openbare rust op de zondag zijn te duchten, bij algemene maatregel van bestuur bepaald, dat zij niet als openbare vermakelijkheden in de zin van deze wet zullen worden beschouwd.

Krachtens artikel 1 van het Besluit kunnen toneelvoorstellingen, filmvoorstellingen, concerten en andere openbare bijeenkomsten, welke in besloten ruimten worden gehouden en de geestelijke, zedelijke of culturele verheffing of ontwikkeling van het publiek ten doel hebben niet als openbare vermakelijkheden in de zin van de Zondagswet worden beschouwd.

6.       Voor het oordeel dat de wedstrijden niet zijn aan te merken als openbare vermakelijkheid in de zin van artikel 4, eerste lid, van de Zondagswet vindt de Afdeling steun in de wetsgeschiedenis van de Zondagswet. HKS verwijst in dit verband terecht naar de memorie van toelichting. Daarin is het volgende opgenomen:

"het al aanstonds duidelijk (is), dat de huidige wetgever tegenover sportbeoefening op Zondag niet dezelfde houding kan aannemen als de oude wet (...). Te dezen dient enerzijds te worden bedacht, dat de behoefte aan ontspanning in deze tijd voor velen is samengegroeid met de behoefte aan een wekelijkse rustdag. Wat de beoefening van sport en andere lichaamsbeweging in de open lucht betreft, voor hen, die op werkdagen daartoe geen gelegenheid hebben, mag dit gevoeglijk een levensbehoefte heten. (...) Anderzijds behoeft de openbare godsdienstoefening van sportbeoefening in de voor godsdienstoefening gebruikte tijd niet onvermijdelijk werkelijke hinder te ondervinden. Anders wordt het, zodra de sportbeoefening voor anderen dan die daaraan deelnemen, als een openbare vermakelijkheid wordt georganiseerd (...)." (Kamerstukken II 1950/51, 2176, nr. 3, p. 1-2)

6.1.    De Afdeling is gelet op het Algemeen plan, de praktijk van de wedstrijden en wat hierover ter zitting naar voren is gebracht van oordeel dat de wedstrijden niet voor anderen dan die daaraan deelnemen, als een openbare vermakelijkheid worden georganiseerd. HKS heeft toegelicht dat geen tot incidenteel enkele bezoekers aanwezig zijn bij de wedstrijden. Er worden geen bezoekers uitgenodigd en voor de wedstrijden wordt ook niet de publiciteit gezocht. Dat de wedstrijden niet voor bezoekers maar voor deelnemers worden georganiseerd blijkt ook uit de opzet van de wedstrijden. Uit het Algemeen Plan blijkt dat de vergunningen zijn aangevraagd voor wedstrijden die naast het terrein van HKS een deel van het Westerpark beslaan. Het terrein is afgesloten met hekwerk en afzetlinten. Medewerkers houden daar controles gedurende de wedstrijden, omdat spontane bezoekers het terrein niet mogen betreden en de deelnemers op veilige wijze moeten kunnen schieten. Er zijn verschillende velden waarop wordt geschoten. Bij de veldrondes en 3D-rondes leggen de deelnemers in groepen een uitgezet parcours door het wedstrijdterrein af waarbij zij van doel naar doel lopen. Er wordt op afstanden geschoten van 5 tot 80 meter vanaf aangegeven schietposities. De daardoor ontstane onveilige zones kunnen gelet op de afstanden een groot oppervlak van het terrein beslaan. Toeschouwers kunnen zich niet zomaar op het terrein bevinden vanwege hun eigen veiligheid en het niet verstoren van het verloop van de wedstrijden. Als er een toeschouwer is, heeft deze volgens het Algemeen plan alleen na melding toegang tot het terrein waar op dat moment wordt geschoten en dan onder begeleiding van een medewerker of deel uitmakend van een peloton deelnemers. Ter zitting heeft HKS verder toegelicht dat bezoekers die zich niet voorafgaand hebben gemeld niet verder komen dan de kantine van HKS.

De burgemeester heeft tegen de stelling van HKS dat de wedstrijden niet voor anderen dan die daaraan deelnemen, als een openbare vermakelijkheid worden georganiseerd ingebracht dat HKS bij de aanvraag van een evenementenvergunning heeft gemeld dat een groot aantal bezoekers verwacht zou worden. HKS heeft ter zitting echter toegelicht dat de aanvraag van de evenementenvergunningen digitaal heeft plaatsgevonden en het bij het digitale formulier voor de aanvrager niet mogelijk was om te specificeren wat de hoedanigheid van de aanwezigen bij de wedstrijden zou zijn of anderszins toe te lichten dat met name werd gedoeld op het aantal deelnemers. Dit sluit aan bij het Algemeen plan waarin is vermeld dat het maximum aantal deelnemers aan een door HKS georganiseerde wedstrijd ligt op ongeveer 200. Het bovenstaande heeft HKS al in de bezwaarfase toegelicht, zodat het toen voor de burgemeester duidelijk had moeten zijn dat de wedstrijden niet voor anderen dan die daaraan deelnemen als openbare vermakelijkheid worden georganiseerd.

6.2.    Gelet op het bovenstaande is het verbod uit artikel 4, eerste lid, van de Zondagswet in dit geval niet van toepassing omdat deze wedstrijden van HKS niet zijn aan te merken als openbare vermakelijkheid in de zin van artikel 4, eerste lid, van de Zondagswet.

7.       Het betoog slaagt. De overige hoger beroepsgronden behoeven geen bespreking.

Conclusie

8.       Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak moet worden vernietigd. Doende wat de rechtbank zou behoren te doen, zal de Afdeling het beroep gegrond verklaren, het besluit van 4 juli 2019 vernietigen en de besluiten van 5 juni 2019 herroepen voor zover daarbij ontheffing is verleend op grond van artikel 4, derde lid, van de Zondagswet.

9.       De burgemeester moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het hoger beroep gegrond;

II.       vernietigt de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 4 november 2020 in zaak nr. 19/7857;

III.      verklaart het bij de rechtbank ingestelde beroep gegrond;

IV.     vernietigt het besluit van de burgemeester van Zoetermeer van 4 juli 2019, kenmerk BZ-2019-00034;

V.      herroept de besluiten van de burgemeester van Zoetermeer van 5 juni 2019, kenmerken APV-EVM20190290 en APV-EVM20190149, voor zover daarbij ontheffing is verleend op grond van artikel 4, derde lid, van de Zondagswet;

VI.     veroordeelt de burgemeester van Zoetermeer tot vergoeding van bij Handboogschietvereniging HKS Zoetermeer in verband met de behandeling van het bezwaar opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 534,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VII.     veroordeelt de burgemeester van Zoetermeer tot vergoeding van bij Handboogschietvereniging HKS Zoetermeer in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 2.992,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    gelast dat de burgemeester van Zoetermeer aan Handboogschietvereniging HKS Zoetermeer het door haar betaalde griffierecht ten bedrage van € 877,00 voor de behandeling van het beroep en het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzitter, en mr. H.C.P. Venema en mr. E.A. Minderhoud, leden, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 8 september 2021

176-898.