Uitspraak 202104043/2/R4


Volledige tekst

202104043/2/R4.
Datum uitspraak: 2 september 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht), hangende het hoger beroep van:

[verzoekers] (hierna samen en in enkelvoud: [verzoeker]), wonend te Beuningen,

verzoekers,

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 18 mei 2021 in zaak nr. 20/4074 in het geding tussen:

[wederpartij]

en

het college van burgemeester en wethouders van Beuningen.

Procesverloop

Bij besluit van 19 september 2019 heeft het college geweigerd handhavend op te treden tegen het gebruik van een garage op het perceel [locatie A] (hierna: het perceel) voor een poppentheater en de opslag van hout, bouwmaterialen en klinkers in de tuin.

Bij besluit van 15 juni 2020 heeft het college het besluit van 19 september 2019 herroepen. Vervolgens is bij besluit van 23 december 2020 nogmaals geweigerd handhavend op te treden.

Bij uitspraak van 18 mei 2021 heeft de rechtbank het door [wederpartij]  daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, de besluiten van 15 juni 2020 en 23 december 2020 vernietigd en het college opgedragen een nieuw besluit op bezwaar te nemen binnen vier weken. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [verzoeker] hoger beroep ingesteld.

Bij besluit van 16 juni 2021 heeft het college een last onder dwangsom opgelegd aan [verzoeker].

[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 19 augustus 2021, waar [verzoeker], bijgestaan door [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. E.H.C. Bulkens, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Op het perceel lagen ten tijde van het besluit van 19 september 2019 een stapel boomstammen, losse boomstammen die worden gebruikt voor het houden van geiten, een stapel stenen en bouwmateriaal met daarop golfplaten. [wederpartij] woont op het nabijgelegen perceel Tempelstraat 10 en heeft het college, onder meer, verzocht hiertegen handhavend op te treden.

Bij besluit van 16 juni 2021 is het college naar aanleiding van de aangevallen uitspraak overgegaan tot handhavend optreden tegen de opslag van hout, bouwmaterialen en klinkers op het perceel van [verzoeker].

Volgens het college liggen de houtstapel, bouwmaterialen en klinkers binnen de bestemming "Groen" en of "Wonen" en kan dit worden gekwalificeerd als verboden buitenopslag als bedoeld in de artikelen 11.3.1 en 18.4.1 van de planregels van het ter plaatse geldende bestemmingsplan "Kern Beuningen".

Het college heeft [verzoeker] gelast om de buitenopslag, bestaande uit hout en andere bouwmaterialen op het perceel te verwijderen en verwijderd te houden uiterlijk 8 weken na de verzenddatum van het besluit van 16 juni 2021. Indien daaraan niet of niet geheel wordt voldaan is [verzoeker] een dwangsom verschuldigd van € 500,00 per week met een maximum van € 2.500,00.

3. Artikel 11.3.1 van de planregels luidt:

Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

a. buitenopslag.

Artikel 18.4.1

Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend het gebruiken of laten gebruiken van gronden en bouwwerken voor:

a. buitenopslag;

[…];

4.       [verzoeker] heeft een verzoek om voorlopige voorziening ingediend om te voorkomen dat hij in afwachting van de behandeling van de hoofdzaak dwangsommen verbeurt. [verzoeker] heeft ter zitting nader toegelicht dat de opgeslagen bouwmaterialen met daarop golfplaten zijn verwijderd en dat op het perceel alleen opslag van klinkers en boomstammen plaatsvindt. [verzoeker] heeft ter zitting uitgelegd dat de boomstammen afkomstig zijn van een door de gemeente ter plaatse gevelde boom en worden gebruikt als stookhout. Het aantal wordt dus na elke winter minder en de stapel wordt niet aangevuld. Verder valt de stapel klinkers onder de beschermende werking van overgangsrecht volgens [verzoeker].

Daarnaast is zoals nader toegelicht ter zitting niet in geschil tussen [verzoeker] en het college dat de last ook ziet op boomstammen die binnen de bestemming "Groen" liggen voor de geiten terwijl is beoogd de last alleen te laten zien op de opslag van boomstammen die zullen worden verwerkt als stookhout.

5.       De vraag of de rechtbank terecht heeft overwogen dat de opslag van boomstammen en stenen aangemerkt kan worden als buitenopslag als bedoeld in de planregels en het college bevoegd is daartegen handhavend op te treden dient nader te worden onderzocht in de hoofdzaak. Ook het beroep op het overgangsrecht van [verzoeker] dient nader te worden onderzocht in de hoofdzaak.

De voorzieningenrechter ziet gelet op de ter zitting nader toegelichte belangen van [verzoeker] aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. Daarbij acht de voorzieningenrechter van belang dat de last onder dwangsom, zoals ook nader toegelicht ter zitting door het college, ook ziet op het verwijderen van boomstammen die worden gebruikt door de geiten in de tuin van [verzoeker], terwijl dit volgens het college niet in strijd is met het bestemmingsplan. Daarnaast zijn door het verwijderen van een deel van buitenopslag met daarop golfplaten de belangen van [wederpartij] gediend. Nu voorts niet is gebleken van zodanig dringende belangen aan de zijde van het college dat de uitspraak op het hoger beroep niet kan worden afgewacht en in aanmerking genomen dat de opslag al enige tijd aanwezig is en steeds minder wordt en het treffen van de gevraagde voorlopige voorziening geen onaanvaardbare of onomkeerbare gevolgen met zich brengt, ziet de voorzieningenrechter bij afweging van de in dit geding aan de orde zijnde belangen aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

6.       Gelet op het vorenstaande ziet de voorzieningenrechter aanleiding de hierna te melden voorlopige voorziening te treffen.

7.       Het college moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Beuningen van 16 juni 2021, kenmerk OD60/W.Z18.110979.14/D210918653;

II.       veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Beuningen tot vergoeding van bij [verzoekers] in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.546,87 (zegge: vijftienhonderdzesenveertig euro en zevenentachtig cent), waarvan € 1.496,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen;

III.      gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Beuningen aan [verzoekers] het door hen voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van €  270,00 (zegge: tweehonderdzeventig euro) vergoedt, met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de anderen.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. S. Vermeulen, griffier.

De voorzieningenrechter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 2 september 2021