Uitspraak 202104666/2/R3


Volledige tekst

202104666/2/R3.
Datum uitspraak: 26 augustus 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

de vereniging Huurdersbelang Haastrecht, Stolwijk, Vlist (hierna: de vereniging), gevestigd te Krimpenerwaard,

verzoekster,

en

de raad van de gemeente Krimpenerwaard,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 1 juni 2021 heeft de raad het bestemmingsplan "Hoflaan" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld.

De vereniging heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De vereniging en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 17 augustus 2021, waar de vereniging, vertegenwoordigd door [gemachtigden], en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.A.J. van den Boer en mr. H. Nieman, zijn verschenen. Voorts is ter zitting Woningbouwvereniging Groen Wonen Vlist, vertegenwoordigd door [gemachtigde], als partij gehoord.

Overwegingen

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

Inleiding

2.       Het bestemmingsplan - dat in de besluitvorming ook is aangeduid als het bestemmingsplan "Hoflaan Stolwijk" - maakt de herontwikkeling van een gebied ten noorden van de Bovenkerkseweg en ten westen van de Kievitslaan in Stolwijk mogelijk. De herontwikkeling houdt in dat tien woningen en de brandweerkazerne in het plangebied worden gesloopt en dat daarvoor in de plaats door Woningbouwvereniging Groen Wonen Vlist 12 koopappartementen, ten minste 22 seniorenappartementen, 3 rijwoningen, 2 twee-onder-een-kapwoningen worden gerealiseerd, en door de Veiligheidsregio Hollands Midden een nieuwe brandweerkazerne wordt gerealiseerd. Bij de herontwikkeling zullen enkele andere woningen, een belastingadvieskantoor en een uitvaartcentrum in het plangebied behouden blijven.

De vereniging komt op voor de belangen van huidige en toekomstige huurders van sociale huurwoningen van de woningbouwvereniging. Zij is het niet eens met de voorgestane inrichting van het gebied die met het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt. Die inrichting zal volgens haar nadelige gevolgen hebben voor de toekomstige huurders in het plangebied.

Belanghebbendheid

3.       De voorzieningenrechter gaat er in deze voorlopige voorzieningenprocedure van uit dat de belangen van toekomstige huurders geacht kunnen worden te behoren tot de belangen die de vereniging krachtens haar statutaire doelstelling in het bijzonder behartigt, zodat zij als belanghebbende kan opkomen tegen het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.

Spoed

4.       Ter zitting heeft de woningbouwvereniging bevestigd dat zij op korte termijn met de uitvoering van de herontwikkeling van het plangebied wil beginnen. Dat betekent dat de vereniging een spoedeisend belang heeft bij schorsing van het plan.

Kwalificatie gebied

5.       De vereniging betoogt dat de raad het plangebied ten onrechte heeft aangemerkt als "gemengd gebied" in de zin van de brochure "Bedrijven en milieuzonering" van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Volgens haar moet het gebied worden aangemerkt als "rustige woonwijk". Zij wijst erop dat bijvoorbeeld de oude brandweerkazerne al is gesloopt, net als vroeger aanwezige gemeentelijke gebouwen en opslagloodsen. Door het gebied aan te merken als rustige woonwijk kunnen toekomstige bewoners beter worden beschermd tegen hinder, aldus de vereniging.

5.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat hier moet worden uitgegaan van gemengd gebied. Vanwege de ligging in het centrum van Stolwijk is sprake van functiemenging in en rond het plangebied. Winkels, horeca, woningen en maatschappelijke functies bevinden zich op relatief korte afstand van elkaar.

5.2.    De voorzieningenrechter overweegt dat het omgevingstype als bedoeld in de VNG-brochure moet worden bepaald aan de hand van de feitelijk bestaande aard van de omgeving waarbinnen de mogelijk te maken ontwikkelingen worden voorzien. De kwalificatie van het gebied is dus beschrijvend, en niet normerend. Voor die kwalificatie is de begrenzing van het plangebied niet bepalend.

Gelet op de beschrijving van het gebied door de raad en de toelichting die hij daar ter zitting op heeft gegeven, ziet de voorzieningenrechter geen reden om te twijfelen aan de juistheid van het standpunt van de raad dat hier moet worden uitgegaan van gemengd gebied.

Telecommast

6.       De vereniging voert aan dat de raad in de planregeling ten onrechte de mogelijkheid heeft gehandhaafd om in het plangebied een telecommast te plaatsen. Zij wil ook dat wordt gewaarborgd dat de bestaande mast zal worden verwijderd. Zij vreest dat het voornemen om deze mast te verwijderen anders niet doorgaat omdat geen alternatieve locatie kan worden gevonden.

6.1.    Artikel 13 van de planregels bevat algemene afwijkingsregels. Onderdeel e van dit artikel maakt het mogelijk dat het bevoegd gezag met een omgevingsvergunning afwijkt van het bepaalde in de planregels voor de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden met een maximale bouwhoogte van 45 m. Het beleid is daarbij gericht op het combineren van deze voorzieningen, op een koppeling van voorzieningen met bebouwing en op een dusdanige situering dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gewenste stedenbouwkundige kwaliteit van het plangebied.

De raad heeft toegelicht dat deze bepaling in beginsel wordt opgenomen in alle bestemmingsplannen voor de kernen Stolwijk, Haastrecht en Vlist, om voldoende flexibiliteit te behouden om alle inwoners van goed (internet)bereik te kunnen voorzien. Ook het voorgaande plan bevatte deze bepaling al.

6.2.    De voorzieningenrechter ziet geen reden voor het oordeel dat de raad er niet voor mocht kiezen om deze afwijkingsbevoegdheid in het plan op te nemen. In deze voorlopige voorzieningenprocedure is verder van belang dat niet is betwist dat er geen concrete plannen bestaan om met toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid in het plangebied een mast te realiseren.

Voor zover de vereniging verwijdering van de bestaande mast in het plangebied nastreeft, is van belang dat die mast wordt beschermd door het overgangsrecht. Daaraan ligt geen keuze van de raad ten grondslag. Met schorsing van het bestemmingsplan kan niet worden bereikt dat deze mast moet worden verwijderd.

Parkeerplaatsen, opstelplaats, infrastructuur

7.       De vereniging voert aan dat er niet op juiste wijze is voorzien in parkeerruimte, met name voor het voorziene appartementencomplex voor senioren in het oostelijke deel van het plangebied. De geplande parkeerplaatsen voor dit appartementencomplex liggen te ver van de ingang, terwijl juist voor senioren van belang is dat parkeerruimte zich op zo kort mogelijke afstand bevindt. Dat geldt ook voor de opstelplaats voor hulpdiensten en taxi's en dergelijke. Volgens de vereniging is het met een andere inrichting van het gebied ook goed mogelijk om parkeerruimte en een opstelplaats dichter bij de ingang te realiseren, bijvoorbeeld direct langs de oostelijke en noordelijke gevel van het appartementencomplex.

De vereniging verzet zich ook tegen de voorziene langsparkeerplaatsen aan de Kievitslaan voor dit appartementencomplex. De afstand tot de ingang is volgens haar te groot en de parkeerplaatsen zijn, zeker voor senioren, niet veilig. De vereniging beroept zich daarbij mede op het "Civiel technisch handboek Openbare Werken", waarin staat dat parkeren niet mogelijk moet worden gemaakt langs een verkeersader of gebiedsontsluitingsweg.

Ook heeft de raad volgens de vereniging ten onrechte nagelaten om te beoordelen of andere infrastructuur in het plangebied kan worden gerealiseerd met inachtneming van de normen uit dit handboek.

7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat op basis van de parkeerkencijfers van het CROW, waaraan blijkens het parapluplan "Parkeren Krimpenerwaard" de parkeernormen worden ontleend, voor de functies in het plangebied in totaal 64 parkeerplaatsen benodigd zijn. Hieraan wordt met de 80 voorziene parkeerplaatsen ruimschoots voldaan. Er liggen parkeerplaatsen op ongeveer 20 m afstand van de ingang van het oostelijke appartementencomplex. De opstelplaats voor hulpdiensten en taxi's en dergelijke ligt op zo'n 15 m afstand van die ingang. Dit zijn volgens de raad gangbare en aanvaardbare afstanden. Het door de vereniging gewenste alternatief is volgens de raad niet haalbaar met het oog op de beschikbare ruimte en verkeersveiligheid.

De Kievitslaan is volgens de raad geschikt om parkeerplaatsen aan te leggen. Deze weg is volgens de raad geen verkeersader of gebiedsontsluitingsweg.

7.2.    De voorzieningenrechter ziet allereerst geen reden om aan te nemen dat de raad van een te laag aantal benodigde parkeerplaatsen is uitgegaan. Ter zitting heeft de vereniging dat ook niet meer aangevoerd.

Verder is niet vereist dat de benodigde parkeerplaatsen in het plangebied zelf worden gevonden. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad de beoogde parkeerplaatsen langs de Bovenkerkseweg, die direct buiten de zuidelijke planbegrenzing lijken te liggen, buiten beschouwing had moeten laten. Overigens vallen de beoogde parkeerplaatsen langs de Kievitslaan, anders dan de vereniging stelt, kennelijk wel binnen het plangebied. In het vastgestelde bestemmingsplan is ter hoogte van de oostelijke planbegrenzing langs die Kievitslaan immers alsnog voorzien in een strook met de bestemming "Verkeer" om deze parkeerplaatsen mogelijk te maken. De voorzieningenrechter ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat er niet in het benodigde aantal parkeerplaatsen kan worden voorzien.

7.3.    De voorzieningenrechter acht de afstand tussen de beoogde parkeerplaatsen en de ingang van het appartementencomplex niet zodanig groot dat gerede twijfel bestaat of de raad dat in redelijkheid aanvaardbaar kon achten. Hetzelfde geldt voor de afstand tussen de beoogde opstelplaats en die ingang. Met de raad ziet de voorzieningenrechter niet dat de genoemde afstanden ongebruikelijk groot zijn. De omstandigheid dat het appartementencomplex door senioren zal worden bewoond, maakt op zichzelf niet dat parkeerplaatsen en een opstelplaats dichter bij de ingang zijn vereist. Overigens heeft de woningstichting ter zitting terecht opgemerkt dat het de vraag is of parkeerplaatsen en een opstelplaats direct voor de ingang uit een oogpunt van verkeersveiligheid wel gewenst en aanvaardbaar zouden zijn.

De voorzieningenrechter ziet verder geen reden om aan te nemen dat de Kievitslaan niet geschikt is voor de beoogde langsparkeerplaatsen. Niet gebleken is dat die Kievitslaan moet worden aangemerkt als verkeersader of gebiedsontsluitingsweg waarlangs volgens het Civiel Technisch Handboek niet moet kunnen worden geparkeerd. Zoals de raad naar voren heeft gebracht, gaat het om een weg waar de maximale snelheid 30 km/u bedraagt en waar fietsverkeer is gemengd met autoverkeer. Bovendien bevinden zich elders langs de Kievitsstraat al langsparkeerplaatsen, onder meer voor het uitvaartcentrum in het plangebied.

7.4.    Voor zover de vereniging heeft aangevoerd dat de raad niet kenbaar heeft onderzocht of de overige infrastructuur in overeenstemming met het Civiel technisch handboek kan worden gerealiseerd, overweegt de voorzieningenrechter dat op voorhand geen reden bestaat om eraan te twijfelen dat op de gronden met de bestemming "Verkeer" een uitvoering overeenkomstig dit handboek mogelijk is.

Sanering

8.       De vereniging voert aan dat het saneringsplan, dat is opgesteld vanwege ernstige grondverontreiniging in het plangebied, ten onrechte geen onderdeel uitmaakt van het bestemmingsplan. Zij acht dat nodig uit een oogpunt van informatievoorziening. Eventuele toekomstige huurders kunnen dan zelf afwegen of zij wel in dit gebied willen gaan wonen.

8.1.    De voorzieningenrechter overweegt dat geen verplichting bestaat om ter informatie een bestaand saneringsplan in een bestemmingsplan of een plantoelichting op te nemen. Overigens heeft de woningbouwvereniging ter zitting naar voren gebracht dat zij niet zal bouwen op verontreinigde grond en toekomstige huurders over de verontreiniging zal informeren.

Overleg

9.       De vereniging betoogt dat in het raadsvoorstel tot vaststelling van het bestemmingsplan ten onrechte staat dat na de ontwerpfase overleg heeft plaatsgevonden tussen de gemeente en de vereniging. Van de kant van de gemeente en de woningbouwvereniging zijn slechts nadere toelichtingen gegeven waarover geen overleg meer mogelijk was.

9.1.    De vereniging heeft over het ontwerpbestemmingsplan een zienswijze ingediend. Daarop is gereageerd in de zienswijzennota waarmee de raad heeft ingestemd. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te oordelen dat de raad het bestemmingsplan niet had mogen vaststellen voordat nader overleg met de vereniging had plaatsgevonden.

Bouwhoogte

10.     De vereniging voert aan dat de toegestane bouwhoogte van het appartementencomplex in het noordwesten van het plangebied van 15 m volgens de verbeelding niet overeenstemt met de planregels, die slechts een hoogte van 11 m toestaan. Een hoogte van 15 m, die een toename inhoudt ten opzichte van het ontwerpplan, acht de vereniging onaanvaardbaar.

10.1.  Voor het bouwvlak waarop het door de vereniging bedoelde gebouw is gesitueerd bevat de verbeelding een aanduiding van de maximale bouwhoogte van 15 m. Uit artikel 8, lid 8.2.1, van de planregels blijkt dat de aanduidingen van de maximale goot- en bouwhoogte binnen een bouwvlak op de verbeelding leidend zijn. Uitsluitend voor zover dergelijke aanduidingen ontbreken, geldt op grond van dat artikellid een maximale bouwhoogte van 11 m. De verbeelding en planregels zijn in zoverre met elkaar in overeenstemming.

De vereniging heeft slechts gesteld dat zij zich tegen de toegestane bouwhoogte van 15 m verzet om bouwkundige en architectonische redenen en om redenen van piëteit in verband met de nabijgelegen begraafplaats. Gegeven de beleidsruimte die de raad heeft, acht de voorzieningenrechter dat onvoldoende voor het oordeel dat de raad een bouwhoogte van 15 m hier niet aanvaardbaar had mogen achten. Overigens heeft de raad aangetoond dat deze toegestane bouwhoogte, anders dan de vereniging veronderstelt, niet is gewijzigd ten opzichte van het ontwerpplan.

Conclusie

11.     Samenvattend ziet de voorzieningenrechter in wat de vereniging heeft aangevoerd geen reden om aan te nemen dat het bestemmingsplan in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening wordt daarom afgewezen.

12.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J.N. Witsen, griffier.

w.g. Slump
voorzieningenrechter

w.g. Witsen

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 augustus 2021