Uitspraak 202002945/1/R4


Volledige tekst

202002945/1/R4.
Datum uitspraak: 30 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op de hoger beroepen van:

1.       Utrechts Maatschappij tot Stadsherstel N.V. (hierna: UMS), gevestigd te Utrecht,

2.       Stichting Gasthuis Leeuwenbergh, gevestigd te Utrecht,

appellanten,

tegen uitspraak van de rechtbank Midden­Nederland van 7 april 2020 in zaak nr. 19/4835 in het geding tussen:

appellanten

en

het college van burgemeester en wethouders van Utrecht.

Openbare zitting gehouden op 30 juli 2021 om 10:00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E.A. Minderhoud, voorzitter

Staatsraad mr. J.M.L. Niederer, rapporteur

Staatsraad mr. S.F.M. Wortmann, lid

griffier: mr. M.T. Annen

Verschenen:

Stichting Gasthuis Leeuwenbergh, vertegenwoordigd door [gemachtigde A], [gemachtigde B] en [gemachtigde C], UMS, vertegenwoordigd door mr. D.G.I. Caelers, mr. C. Ben-Lahcen, advocaten te Den Haag, en [gemachtigde D], en het college, vertegenwoordigd door mr. E. Ossel en H.P. Jansen.

De hoger beroepen richten zich tegen de uitspraak van 7 april 2020 van de rechtbank Midden­Nederland.

De Afdeling

I.        verklaart het hoger beroep van Utrechts Maatschappij tot Stadsherstel N.V. niet-ontvankelijk;

II.       verklaart het hoger beroep van Stichting Gasthuis Leeuwenbergh gegrond;

III.      vernietigt de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 7 april 2020 in zaak nr. 19/4835.

Gronden:

UMS is als vergunninghouder belanghebbende bij het besluit tot verlening van de omgevingsvergunning voor het tijdelijk verwijderen van een orgel uit het gebouw Leeuwenbergh Gasthuis, maar is geen belanghebbende bij de aangevallen uitspraak. UMS heeft tegen dat besluit namelijk geen beroep ingesteld bij de rechtbank en kan vervolgens niet alsnog via een afgeleid belang in hoger beroep worden ontvangen. Het door UMS ingestelde hoger beroep is daarom niet-ontvankelijk.

Gelet op de uitspraak van de Afdeling van 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, onder 4.3 tot en met 4.8, over het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7, heeft de rechtbank het beroep van Stichting Gasthuis Leeuwenbergh ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het door Stichting Gasthuis Leeuwenbergh ingestelde hoger beroep is daarom gegrond. De uitspraak van de rechtbank moet worden vernietigd.

De behandeling van het door Stichting Gasthuis Leeuwenbergh ingestelde beroep heeft eveneens op de zitting plaatsgevonden. De Afdeling zal haar oordeel hierover op een later moment via een uitspraak bekend maken. Bij die gelegenheid zal de Afdeling zich tevens uitlaten over de verschuldigdheid van proceskosten aan de Stichting Gasthuis Leeuwenbergh en de vergoeding van het griffierecht. Aan UMS hoeven geen proceskosten te worden vergoed.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.