Uitspraak 202003736/1/R1


Volledige tekst

202003736/1/R1.
Datum uitspraak: 7 juli 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend te Oostdijk, gemeente Reimerswaal,

2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B] (hierna: [appellant sub 2]), wonend te 's-Heerenhoek, gemeente Borsele,

3.       [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] (hierna: [appellant sub 3]), wonend te 's-Gravenpolder, gemeente Borsele,

appellanten,

en

1.       de minister van Landbouw, Natuur en Voedselveiligheid,

2.       het college van burgemeester en wethouders van Borsele,

3.       het college van burgemeester en wethouders Kapelle,

4.       het college van burgemeester en wethouders van Reimerswaal,

5.       het dagelijks bestuur van het Waterschap Scheldestromen,

verweerders.

Procesverloop

Ter uitvoering van het rijksinpassingsplan "Zuid-West, 380 kV-west" zijn 8 uitvoeringsbesluiten genomen.

Tegen een of meer van deze besluiten hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] beroep ingesteld.

De minister van LNV, het college van Borsele, het college van Kapelle, het college van Reimerswaal en het dagelijks bestuur van het waterschap hebben verweerschriften ingediend.

De minister van Economische Zaken en Klimaat (hierna EZK) en Tennet TSO B.V. (hierna Tennet) hebben een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

[appellant sub 2] en Tennet hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 februari 2021, waar zijn verschenen:

- [appellant sub 2], in de persoon van [appellant sub 2B] (via telehoren);

- [appellant sub 3], in de persoon van [appellant sub 3A];

- de minister van LNV, vertegenwoordigd door mr. P.J. Kooiman;

- het college van Borsele, vertegenwoordigd door L.M. van der Gouwe en J. Buijze (via telehoren);

- het college van Kapelle, vertegenwoordigd door M. de Groot en B. Davidse (via telehoren);

- het college van Reimerswaal, vertegenwoordigd door J.C. de Visser (via telehoren).

Voorts zijn ter zitting als partij gehoord:

- de minister van EZK, vertegenwoordigd door mr. J.E.W. Tieleman;

- Tennet, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en mr. N.H. van den Biggelaar, advocaat te Amsterdam.

Overwegingen

Inleiding

1.       Bij eerdere besluiten is een 380 kV hoogspanningsverbinding van Borssele naar Rilland mogelijk gemaakt. Daarmee staat vast dat er planologisch toestemming is om de hoogspanningsverbinding te verwezenlijken. Deze besluiten liggen nu niet ter beoordeling voor.

Deze uitspraak gaat over een aantal uitvoeringsbesluiten. Die zijn grotendeels gelijk aan de eerder vastgestelde uitvoeringsbesluiten, waaronder ook eerdere omgevingsvergunningen, maar wijken op onderdelen af. Zo bleek de draaicirkel vanaf de openbare weg naar de werkwegen te krap. Daarom worden de werkwegen en -terreinen aangepast. Ook heeft het project vertraging opgelopen, zodat van een aantal besluiten de einddatum gewijzigd moest worden.

2.       In deze uitspraak gaat de Afdeling eerst in op de relatie van de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] tot het rijksinpassingsplan dat, zoals hiervoor is gezegd, nu niet ter beoordeling staat.

Vervolgens komen de beroepsgronden aan de orde die gaan over het gebrek aan goede afspraken met Tennet, zoals appellanten dat ervaren, en onduidelijkheid over de vergoeding van diverse vormen van schade en inkomensderving.

Daarna bespreekt de Afdeling per beroep afzonderlijk de uitvoeringsbesluiten in het licht van wat [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] daartegen hebben aangevoerd.

Het rijksinpassingsplan

3.       [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] voeren beroepsgronden aan die zijn gericht tegen het rijksinpassingsplan. Dat wil zeggen dat zij in deze procedure op willen komen tegen de eerder genomen besluiten waarmee de nieuwe hoogspanningsverbinding mogelijk is gemaakt en de route daarvan is bepaald. Hierover oordeelt de Afdeling als volgt.

3.1.    Voor de aanleg van een nieuwe hoogspanningsverbinding is op 4 november 2016 het rijksinpassingsplan vastgesteld. In de uitspraak van 8 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2672, heeft de Afdeling dit besluit gedeeltelijk vernietigd en voor het overige in stand gelaten. Daarna is op 17 oktober 2018 een herstelbesluit genomen. Inmiddels is het rijksinpassingsplan in rechte onaantastbaar geworden.

Dit brengt met zich dat het rijksinpassingsplan in deze procedure niet opnieuw ter beoordeling staat. Daardoor kunnen niet succesvol beroepsgronden worden aangevoerd tegen de komst van de nieuwe hoogspanningsverbinding, het tracé en de locatie van de daarin vastgelegde masten. Daarom bespreekt de Afdeling de volgende beroepsgronden niet:

- de procedurele beroepsgronden over de wijze van besluitvorming;

- de beroepsgronden over nut en noodzaak;

- de beroepsgronden over de magneetzone en geluid door de hoogspanningsleiding;

- de beroepsgronden over de gevolgen voor het landschap.

3.2.    De conclusie is dat het rijksinpassingsplan in deze procedure niet ter beoordeling staat. Daarom zijn de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] niet-ontvankelijk voor zover die daartegen zijn gericht.

Afspraken over de aanlegfase en schadevergoeding

4.       [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] voeren diverse beroepsgronden aan over het gebrek aan goede afspraken met Tennet en onduidelijkheid over de vergoeding van diverse vormen van schade en inkomensderving.

Daarnaast stelt [appellant sub 2] onder meer dat al werkzaamheden op zijn perceel worden verricht, terwijl er geen overeenkomst of toestemming is. Volgens hem is er geen goed overleg gevoerd en neemt Tennet een starre houding aan.

[appellant sub 3] spreekt van een intimiderende houding en misbruik van macht door Tennet. Volgens hem stelt Tennet zich zeer onredelijk op en weigert Tennet gemaakte afspraken over schadevaststelling na te komen.

4.1.    Als het gaat om afspraken over de uitvoering en schadevergoeding is de gebruikelijke gang van zaken dat Tennet eerst probeert om in goed overleg met de mensen om wie het gaat er onderling uit te komen. In dat kader probeert Tennet met appellanten een zakelijk-rechtovereenkomst af te sluiten. Daarbij hanteert zij als uitgangspunt de brochure ‘Schade en vergoedingengids - Bovengrondse 380 kV-hoogspanningsverbindingen’. Daaruit volgt dat Tennet bij de vestiging van een zakelijk recht het principe van schadeloosstelling (volledige schadevergoeding) hanteert zoals de Belemmeringenwet Privaatrecht dit kent. Schadeloosstelling betekent dat de rechthebbenden voor en na de vestiging van het zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie verkeren. Daar behoort ook toekomstschade bij, die niet eerder kon worden voorzien en/of worden bepaald. De hoogte van de schade wordt in onderling overleg, dan wel door een deskundigentaxatie vastgesteld.

Als een zakelijk-rechtovereenkomst of een gebruiksovereenkomst tot stand is gekomen en alleen geen overeenstemming kan worden bereikt over de hoogte van een schadecomponent, kan volgens de brochure worden teruggevallen op een bindende driedeskundigentaxatie waarbij de hoogte wordt vastgesteld. Die wordt vastgelegd in de overeenkomst. Een driedeskundigentaxatie houdt in dat zowel de grondeigenaar als Tennet een deskundige aanwijst voor het beoordelen van de hoogte van de schade. De twee deskundigen wijzen gezamenlijk een derde deskundige aan.

4.2.    Daarna kan worden teruggevallen op twee wettelijke procedures. Als overeenstemming over het vestigen van een zakelijk recht tussen de grondeigenaar en Tennet niet of niet op tijd tot stand komt, zal Tennet het bevoegd gezag verzoeken de rechthebbende(n) van het betreffende perceel een gedoogplicht op grond van de Belemmeringenwet Privaatrecht op te leggen. Op basis daarvan wordt ook voorzien in volledige schadeloosstelling.

Als een perceel zo wordt belast dat geen gedoogplicht kan worden opgelegd, zal Tennet trachten tot overeenstemming te komen over de aankoop van het perceel. Als dat niet of niet op tijd tot stand komt, zal tot onteigening van het perceel op basis van de onteigeningswet worden overgegaan. Op basis daarvan wordt ook voorzien in volledige schadeloosstelling.

4.3.    Wat hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat binnen elk van de drie relevante regimes een overeenkomst, al of niet na een driedeskundigentaxatie, Belemmeringenwet Privaatrecht en onteigeningswet, een volledige schadeloosstelling het doel is.

4.4.    De Afdeling overweegt dat in wat [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben aangevoerd geen grond bestaat voor het oordeel dat de schaderegeling van Tennet onredelijk is. In dit kader is van belang dat Tennet in de schaderegeling de volledige schadeloosstelling zoals neergelegd in de Belemmeringenwet Privaatrecht als uitgangpunt hanteert. Daardoor zullen rechthebbenden voor en na de vestiging van het zakelijk recht in een gelijkwaardige vermogens- en inkomenspositie verkeren. Daarnaast is van belang dat naast de Schade- en vergoedingengids de wettelijke regelingen, in het bijzonder de Belemmeringenwet Privaatrecht en de Wet ruimtelijke ordening en, als dit aan de orde zou zijn, de onteigeningswet, van toepassing zijn. Gelet hierop zijn [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] niet verplicht om overeenkomsten te sluiten met Tennet. Indien zij wel een overeenkomst willen sluiten maar niet tot overeenstemming kunnen komen, voorziet de schaderegeling in een bindende taxatie door drie deskundigen. Indien appellanten geen overeenkomst willen sluiten, kan worden teruggevallen op de regeling uit de Belemmeringenwet Privaatrecht.

De Afdeling overweegt verder dat wat [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben aangevoerd over de inhoud van de te sluiten overeenkomsten, de opstelling van Tennet bij de onderhandelingen, de hoogte van de schadevergoeding en de voorwaarden waaronder een gedoogplicht kan worden opgelegd, niet in deze procedure aan de orde kan komen maar in een eventuele schadeprocedure.

Deze betogen tegen de uitvoeringsbesluiten, slagen daarom niet.

Het beroep van [appellant sub 1]

5.       [appellant sub 1] woont aan de [locatie 1] te Oostdijk. Dat ligt in de gemeente Reimerswaal. Daar heeft hij een boerderij met veestal, erf, woonhuis en weiland. Het rijksinpassingsplan voorziet in windtrackmasten in het weiland. De hoogspanningsverbinding komt boven zijn stal.

In het beroepschrift van [appellant sub 1] staat dat hij zich richt tegen de ontwerpbesluiten voor het project "Zuid-West 380 kV west (Borssele-Rilland) fase 4". Daarmee heeft hij niet gespecificeerd tegen welke van die besluiten het beroep precies is gericht. Hierom zal de Afdeling naar de inhoudelijke beroepsgronden kijken om te bepalen tegen welke besluiten het beroep is gericht.

[appellant sub 1] vreest voor de gevolgen van werkzaamheden, waaronder werkzaamheden nabij zijn woning, voor het Natura 2000-gebied "Oosterschelde". Hij voert in dit kader beroepsgronden aan over wadvogels en stikstof. Daarnaast vreest hij voor kosten in verband met de volgens hem benodigde verplaatsing van een stal. Ook vreest hij voor inkomstenderving als gevolg van stress bij zijn vee als gevolg van geluid en de magneetzone.

Dit leidt tot de conclusie dat het beroep van [appellant sub 1] is gericht tegen het rijksinpassingsplan als zodanig, de uitvoering daarvan wat betreft afspraken en schadevergoeding, de ontheffing soortenbescherming van LNV, de Wnb-vergunning en de omgevingsvergunning van de gemeente Reimerswaal voor werkwegen en -terreinen.

5.1.    Voor de delen van het beroep over het rijksinpassingsplan als zodanig en afspraken over de aanlegfase en schadevergoeding verwijst de Afdeling naar wat zij hiervoor heeft overwogen onder 3 tot en met 4.4.

5.2.    Wat betreft de ontheffing soortenbescherming en de Wnb-vergunning overweegt de Afdeling dat [appellant sub 1] opkomt voor de bescherming van het Natura 2000-gebied "Oosterschelde" en dan specifiek op het punt van wadvogels en stikstof. Dat gebied ligt op ongeveer 570 m van zijn woning.

Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet aanpassing bestuursprocesrecht (Kamerstukken II, 2009/10, 32 450, nr. 3, blz. 18-20) blijkt dat de wetgever met artikel 8:69a van de Awb de eis heeft willen stellen dat er een verband is tussen een beroepsgrond en het belang waarin de appellant door het bestreden besluit dreigt te worden geschaad. De bestuursrechter mag een besluit niet vernietigen wegens schending van een rechtsregel die kennelijk niet strekt tot bescherming van het belang van degene die in beroep komt.

Tegen de achtergrond van de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.51 en 10.66 en verder, overweegt de Afdeling dat het Natura 2000-gebied "Oosterschelde" op een afstand van 570 m van de woning van [appellant sub 1] geen deel uitmaakt van zijn directe leefomgeving. Gelet hierop bestaat geen duidelijke verwevenheid van zijn individuele belang bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn directe leefomgeving met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen. De normen van de Wnb strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 1]. Daarom bespreekt de Afdeling de beroepsgronden tegen de ontheffing soortenbescherming en de Wnb-vergunning niet.

5.3.    De Afdeling ziet in wat [appellant sub 1] heeft aangevoerd over de omgevingsvergunning van de gemeente Reimerswaal voor werkwegen en -terreinen geen aanleiding voor het oordeel dat de gekozen tijdelijke inrichting in de bouwfase vanwege de belangen van [appellant sub 1] onevenredig is. Hierbij stelt de Afdeling voorop dat de nu ter beoordeling staande omgevingsvergunning niet meer is dan een beperkte wijziging van de werkwegen en -terreinen ten opzichte van de eerder verleende omgevingsvergunning. De wijziging houdt onder meer verband met de benodigde draaicirkel vanaf de openbare weg naar de werkwegen. [appellant sub 1] heeft niet onderbouwd waarom het college niet heeft kunnen besluiten tot die wijzigingen van de werkwegen en -terreinen. Verder is, zoals hiervoor is overwogen, volledige schadevergoeding het doel. Het betoog slaagt niet.

5.4.    Gelet op het vorenstaande is het beroep van [appellant sub 1] tegen de ontheffing soortenbescherming van LNV, de Wnb-vergunning en de omgevingsvergunning van de gemeente Reimerswaal voor werkwegen en -terreinen ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 2]

6.       [appellant sub 2] heeft een woning en een weiland aan de [locatie 2] te ‘s-Heerenhoek. Dat ligt in de gemeente Borsele. Het rijksinpassingsplan voorziet in windtrackmasten in het weiland.

In het beroepschrift van [appellant sub 2] staat dat hij zich richt tegen het besluit "Zuid-West 380 kV west (Borssele-Rilland) fase 4". Dit is echter de omschrijving van een geheel dat uit verschillende besluiten bestaat. [appellant sub 2] heeft niet gespecificeerd tegen welke besluiten het beroep precies is gericht. Hierom zal de Afdeling zelf naar de inhoudelijke beroepsgronden kijken om te bepalen tegen welke besluiten het beroep is gericht. Daarbij betrekt zij ook dat [appellant sub 2] ter zitting heeft aangegeven dat het beroep niet is gericht tegen de omgevingsvergunning van de gemeente Kapelle voor werkwegen en de omgevingsvergunning van diezelfde gemeente voor mast nr. 1058.

Het beroep van [appellant sub 2] gaat over het gebrek aan goede afspraken in de aanlegfase, waaronder de bereikbaarheid van zijn gronden, en over schadevergoeding. Daarnaast betoogt [appellant sub 2] dat het plan leidt tot stikstofdepositie als gevolg van werkzaamheden bij mastnummer 1011.

Dit leidt tot de conclusie dat het beroep van [appellant sub 2] is gericht tegen het rijksinpassingsplan als zodanig, de uitvoering daarvan wat betreft afspraken en schadevergoeding, de Wnb-vergunning en de omgevingsvergunning van de gemeente Borsele voor werkwegen en -terreinen.

6.1.    Voor de delen van het beroep over het rijksinpassingsplan als zodanig en afspraken over de aanlegfase en schadevergoeding verwijst de Afdeling naar wat zij hiervoor heeft overwogen onder 3 tot en met 4.4.

6.2.    Wat betreft de Wnb-vergunning overweegt de Afdeling dat [appellant sub 2] opkomt voor de bescherming van het Natura 2000-gebied "Westerschelde & Saeftinghe" en dan specifiek op het punt van stikstof. Dat gebied ligt op 4,6 km van zijn woning.

Tegen de achtergrond van de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.51 en 10.66 en verder, overweegt de Afdeling dat het Natura 2000-gebied "Westerschelde & Saeftinghe" op een afstand van 4,6 km van de woning van [appellant sub 2] geen deel uitmaakt van zijn directe leefomgeving. Gelet hierop bestaat geen duidelijke verwevenheid van zijn individuele belang bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn directe leefomgeving met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen. De normen van de Wnb strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 2]. Daarom bespreekt de Afdeling de beroepsgronden tegen de Wnb-vergunning niet.

6.3.    De Afdeling ziet in wat [appellant sub 2] heeft aangevoerd over de omgevingsvergunning van de gemeente Borsele voor werkwegen en -terreinen geen aanleiding voor het oordeel dat de gekozen tijdelijke inrichting in de bouwfase, gelet op de belangen van [appellant sub 2], onevenredig is. Hierbij stelt de Afdeling voorop dat de nu ter beoordeling staande omgevingsvergunning niet meer is dan een beperkte wijziging van de werkwegen en -terreinen ten opzichte van de eerder verleende omgevingsvergunning. Die wijziging houdt onder meer verband met de benodigde draaicirkel vanaf de openbare weg naar de werkwegen. [appellant sub 2] heeft niet onderbouwd waarom het college niet heeft kunnen besluiten tot die wijzigingen van de werkwegen en -terreinen. Verder is, zoals hiervoor is overwogen, het doel te voorzien in volledige schadevergoeding. Het betoog slaagt niet.

6.4.    Gelet op het vorenstaande is het beroep van [appellant sub 2] tegen de Wnb-vergunning en de omgevingsvergunning van de gemeente Borsele voor werkwegen en -terreinen ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 3]

7.       [appellant sub 3] woont aan de [locatie 3] te ’s-Gravenpolder. Dat ligt in de gemeente Borsele. Hij heeft daar een woning met tuin en enkele percelen plaatselijk bekend gemeente Borsele, sectie X, nrs. 492, 748 en 749. [appellant sub 3] omschrijft zijn gronden als een zorgvuldig onderhouden landgoed met veel diversiteit in flora en fauna. Het rijksinpassingsplan voorziet in een hoogspanningsleiding over dat landgoed heen.

In het beroepschrift van [appellant sub 3] staat tegen welke besluiten het beroep is gericht. In aanvulling daarop heeft [appellant sub 3] ter zitting aangegeven dat het beroep niet is gericht tegen de omgevingsvergunning van de gemeente Reimerswaal voor werkwegen en -terreinen, de omgevingsvergunning van de gemeente Kapelle voor werkwegen en -terreinen en de omgevingsvergunning van de gemeente Kapelle voor mast nr. 1058.

[appellant sub 3] komt op voor het behoud van zijn landgoed en de daar aanwezige flora en fauna. Hij verwijst naar stukken en eigen waarnemingen die duiden op de aanwezigheid van zeldzame uilen zoals de ransuil, sperwers, buizerds en slechtvalken. Volgens hem is ten onrechte geen onderzoek gedaan naar de effecten die de besluiten zullen hebben op zijn perceel en de daar aanwezige flora en fauna. Dat wordt versterkt doordat voor de aanleg van de hoogspanningsleidingen vrijwel alle bomen - waaronder nestbomen van sperwers en buizerds - gekapt moeten worden, aldus [appellant sub 3].

Verder is volgens [appellant sub 3] onvoldoende geluisterd naar zijn verzoek uit 2017 om het werkterrein te verplaatsen naar een plek buiten het bos. Ook vreest hij bij de aanleg hiervan voor PFAS.

Daarnaast wijst [appellant sub 3] op het gebrek aan goede afspraken met Tennet en onduidelijkheid over de vergoeding van diverse vormen van schade en inkomensderving.

Dit leidt tot de conclusie dat het beroep van [appellant sub 3] is gericht tegen het rijksinpassingsplan als zodanig, de uitvoering daarvan wat betreft afspraken en schadevergoeding, de ontheffing soortenbescherming, de Wnb-vergunning, de omgevingsvergunning van de gemeente Borsele voor werkwegen en -terreinen en de watervergunning en -ontheffing van het waterschap.

7.1.    Voor de delen van het beroep over het rijksinpassingsplan als zodanig en afspraken over de aanlegfase en schadevergoeding verwijst de Afdeling naar wat zij hiervoor heeft overwogen onder 3 tot en met 4.4.

7.2.    Over de ontheffing soortenbescherming overweegt de Afdeling als volgt.

Aan de ontheffing is de "Memo Verlenging ontheffing Wnb flora en fauna" van 20 februari 2019, opgesteld door Arcadis, ten grondslag gelegd. Die memo is gebaseerd op het onderzoek "Inventarisatie beschermde soorten ZW380kV West" van 12 december 2017, uitgevoerd door Arcadis. Daarin staat dat in het landgoedbos nabij mast 1040 mogelijk de buizerd, de havik, de sperwer en de ransuil aanwezig zijn. Daardoor zou de uitvoering van het rijksinpassingsplan kunnen leiden tot aantasting van nestlocaties en verstoring. Vervolgens is onderbouwd waarom voor deze soorten een ontheffing kan worden verleend. Daarbij is onder meer betrokken dat een groot deel van het bos gehandhaafd blijft, zodat voldoende alternatieven beschikbaar zijn. Er is geen sprake van aantasting van de functionaliteit van het leefgebied. Verder wordt alleen buiten het broedseizoen gewerkt, zodat geen broedlocaties worden verstoord.

[appellant sub 3] betoogt dat de onderzoekers het landgoed bij hun onderzoek niet hebben bezocht en daardoor soorten zoals de slechtvalk hebben gemist. In de memo en de nota van zienswijzen staat echter dat onderzoekers het landgoed van de eigenaar niet mochten betreden. Onder die omstandigheden heeft het college zich in redelijkheid mogen baseren op onderzoek dat heeft plaatsgevonden vanaf de naastgelegen openbare weg.

Ook voor het overige heeft [appellant sub 3] niet duidelijk gemaakt waarom het onderzoek zulke gebreken of leemten in kennis bevat dat het college niet in redelijkheid hiervan mocht uitgaan. Het betoog slaagt niet.

7.3.    Wat betreft de Wnb-vergunning overweegt de Afdeling dat [appellant sub 3] opkomt voor de bescherming van het Natura 2000-gebied "Westerschelde & Saeftinghe". Dat ligt op 2,5 km van zijn woning.

Tegen de achtergrond van de overzichtsuitspraak van 11 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2706, onder 10.51 en 10.66 en verder, overweegt de Afdeling dat het Natura 2000-gebied "Westerschelde & Saeftinghe" op een afstand van 2,5 km van de woning van [appellant sub 3] geen deel uitmaakt van zijn directe leefomgeving. Gelet hierop bestaat geen duidelijke verwevenheid van zijn individuele belang bij het behoud van een goede kwaliteit van zijn directe leefomgeving met het algemene belang dat de Wnb beoogt te beschermen. De normen van de Wnb strekken daarom kennelijk niet tot bescherming van de belangen van [appellant sub 3]. Daarom bespreekt de Afdeling de beroepsgronden tegen de Wnb-vergunning niet.

7.4.    Wat betreft de omgevingsvergunning van de gemeente Borsele voor werkwegen en -terreinen overweegt de Afdeling als volgt.

Voor zover volgens [appellant sub 3] onvoldoende is geluisterd naar zijn verzoek uit 2017 om het werkterrein te verplaatsen naar een plek buiten het bos, overweegt de Afdeling dat het werkterrein uiteindelijk is verplaatst, zij het pas toen Tennet daarom verzocht. Deze beroepsgrond gaat over eerdere besluitvorming of ontwerpen daarvan. De Afdeling kan in deze procedure alleen een oordeel geven over het uiteindelijke besluit. [appellant sub 3] heeft de plek van het werkterrein in het uiteindelijke besluit niet bestreden.

De Afdeling ziet in wat [appellant sub 3] betoogt over onvoldoende onderzoek naar PFAS in relatie tot de aanleg van werkwegen geen aanleiding om te oordelen dat de omgevingsvergunning niet uitvoerbaar is. [appellant sub 3] licht zijn betoog ook niet toe.

Voor het overige heeft [appellant sub 3] geen beroepsgronden tegen de omgevingsvergunning gericht op grond waarvan zou kunnen worden geoordeeld dat de gekozen tijdelijke inrichting in de bouwfase gelet op de belangen van [appellant sub 3] onevenredig is.

Het betoog slaagt niet.

7.5.    Tegen de watervergunning en de ontheffing van het waterschap heeft [appellant sub 3] geen inhoudelijke beroepsgronden gericht.

7.6.    Gelet op het vorenstaande is het beroep van [appellant sub 3] tegen de ontheffing soortenbescherming, de Wnb-vergunning, de omgevingsvergunning van de gemeente Borsele voor werkwegen en -terreinen en de watervergunning en -ontheffing van het waterschap ongegrond.

Proceskosten

8.       De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart de beroepen niet-ontvankelijk voor zover die zijn gericht tegen de besluiten tot vaststelling van het Rijksinpassingsplan "Zuid-West, 380 kV-west" van 4 november 2016 en 17 oktober 2018;

II.       verklaart de beroepen voor het overige ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.B.M.J. van der Beek-Gillessen, voorzitter, en mr. D.A. Verburg en mr. P.H.A. Knol, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.S.S. Hupkes, griffier.

De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

De griffier is verhinderd de uitspraak te ondertekenen.

Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2021

635.