Uitspraak 201905487/1/R2


Volledige tekst

201905487/1/R2.
Datum uitspraak: 23 juni 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak, onderscheidenlijk tussenuitspraak met toepassing van artikel 8:51d van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) in het geding tussen:

1.       Vergil Vastgoed B.V. (hierna: Vergil Vastgoed), gevestigd te Gilze, gemeente Gilze en Rijen,

2.       Barge Terminal Tilburg B.V. en [appellante sub 2B] (hierna tezamen en in enkelvoud: Barge Terminal), beide gevestigd te Tilburg,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Tilburg,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 6 mei 2019 heeft de raad het bestemmingsplan "Reeshofweide 2018" gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Vergil Vastgoed en Barge Terminal beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Barge Terminal, Vergil Vastgoed, Fundament Real Estate en de raad hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 mei 2021, waar Barge Terminal, vertegenwoordigd door mr. A.J. Coppelmans, advocaat te Tilburg, bijgestaan door [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door mr. M.E.J.F. Cratsborn-Janssen en ing. P.W.T.M. van Uum, zijn verschenen.

Tevens is Fundament Real Estate, vertegenwoordigd door [gemachtigde], bijgestaan door mr. P.M.J. de Haan, advocaat te Etten-Leur, als partij gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het bestemmingsplan "Reeshofweide 2018" voorziet onder meer in de bouw van 35 patiowoningen en de aanleg van een volkstuinencomplex in het gebied Reeshofweide en het gebied De Lange Rekken (hierna: het plangebied). Fundament Real Estate is de beoogde ontwikkelaar van de in het deelgebied Reeshofweide te realiseren 35 patiowoningen. Het deelgebied Reeshofweide is onderdeel van de groenblauwe mantel en het Natuurnetwerk Brabant. Het is de bedoeling dat in dat deelgebied verstedelijking en natuur (rood en groen) in evenwicht met elkaar kunnen worden ontwikkeld, wat moet leiden tot een duurzame inrichting van dit deelgebied. De belangrijkste "groene" opgave voor dit deelgebied is het doortrekken van de ecologische verbindingszone via het natuurgebied Reeshofweide naar het gebied De Lange Rekken. Daarnaast is dit deelgebied bestemd voor de realisatie van de natuurcompensatie voor de verbreding van het Wilhelminakanaal, realisatie van de natuurcompensatie ten behoeve van de Beekse Bergen en een volkstuinencomplex. De "rode" opgave bestaat uit de bouw van 35 patiowoningen en in beginsel in een latere fase, via een apart bestemmingsplan, de bouw van een autismecentrum. In het deelgebied De Lange Rekken is een natuurcompensatie opgenomen voor natuurwaarden die verloren gaan bij de verbreding van het Wilhelminakanaal.

Vergil Vastgoed is eigenaar van het perceel aan de Langendijk 182, dat gelegen is in de Dalemweide en grenst aan de zuidzijde van het deelgebied Reeshofweide. Vergil Vastgoed wil op haar perceel woningen bouwen. Zij stelt dat het bestemmingsplan op onjuiste gronden is vastgesteld.

Barge Terminal verzet zich tegen het plandeel "Wonen" in het deelgebied Reeshofweide. Barge Terminal exploiteert aan de overzijde van het Wilhelminakanaal aan de Asteriastraat 37 te Tilburg een containerterminal en gebruikt het daarnaast gelegen perceel aan de Letostraat voor op- en overslag. Beide percelen zijn in eigendom van [appellante sub 2B] en liggen op ongeveer 350 meter afstand van het plangebied. Barge Terminal vreest voor belemmering in de uitvoering van haar bedrijfswerkzaamheden.

2.       Het op deze zaak betrekking hebbend wettelijk kader en de planregels zijn opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak, die daarvan deel uitmaakt.

Ingetrokken beroepsgrond

3.       Barge Terminal heeft haar beroepsgrond dat de hoogte van de bestaande grondwal in het plangebied niet is gewaarborgd in het plan, ter zitting ingetrokken.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

Het beroep van Vergil Vastgoed

Alternatieven

5.       Vergil Vastgoed betoogt dat er ook mogelijkheden zijn om buiten het te realiseren natuurgebied, bijvoorbeeld in Dalemweide, woningen te realiseren. De locatie Langendijk 182, die in eigendom is van Vergil Vastgoed en gelegen is in de Dalemweide, is meer geschikt voor woningbouw. Ook betoogt zij dat de Visie Integratie Stad-Land Reeshof-Dalemweide niet het raadsbeleid, maar het collegebeleid is.

5.1.    De raad stelt dat volgens het gemeentelijk beleid de bestaande structuur van de Dalemweide in beginsel ongewijzigd dient te blijven. De raad staat niet onwelwillend tegenover woningbouw in de Dalemweide maar vindt de daarvoor door Vergil Vastgoed ingediende plannen te intensief.

5.2.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen. In de Visie Integratie

Stad-Land Reeshof-Dalemweide, die door het college van burgemeester en wethouders op 24 mei 2016 is vastgesteld, staat dat voor het gebied Dalemweide de structuur grotendeels ongewijzigd blijft. De raad heeft de Visie Integratie Stad-Land Reeshof-Dalemweide aan zijn besluit ten grondslag gelegd en daarmee ook tot zijn beleid gemaakt.

De raad is bereid om in afwijking van het beleid woningbouw in Dalemweide toe te staan maar vindt dat de daarvoor door Vergil Vastgoed ingediende plannen te intensieve woningbouw mogelijk maken. Dit is dan ook de reden dat de raad op 10 september 2018 heeft besloten geen medewerking te verlenen aan de plannen van Vergil Vastgoed. Het betreffende initiatief is volgens de raad bovendien in strijd met de provinciale verordening. Volgens de raad hebben partijen daarna met elkaar gesproken, maar ten tijde van de planvaststelling en ook tijdens de behandeling van het beroep ter zitting nog geen overeenstemming bereikt over een aangepast plan. De raad heeft het door Vergil Vastgoed voorgestelde alternatief naar het oordeel van de Afdeling voldoende afgewogen bij de vaststelling van het plan en in redelijkheid dat alternatief kunnen afwijzen.

Het betoog slaagt niet.

Stedelijke ontwikkeling

6.       Vergil Vastgoed betoogt dat de raad ten onrechte de bestemming "Wonen" voor het deelgebied Reeshofweide heeft vastgesteld. Zij stelt dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 9.1 van de ten tijde van het bestreden besluit geldende Verordening Ruimte Noord-Brabant 2014

(hierna: de Verordening). Er is volgens haar geen sprake van een stedelijke ontwikkeling als bedoeld in 1.75 van de Verordening omdat het plan te kleinschalig is. Zij voert daartoe aan dat het plan slechts één woonblok, met één weg en één groenvoorziening mogelijk maakt en door de raad ten onrechte is gekwalificeerd als woonwijk. De uitbreiding van het bestaande ruimtebeslag strekt volgens haar niet ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies. Hiertoe verwijst zij naar de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BY7299. Dat, zoals de raad stelt, al een bestaande grondwal en een bestaande vrijstaande woning aanwezig zijn, betekent niet dat met het plan sprake is van nieuw ruimtebeslag, aldus Vergil Vastgoed. Dat mogelijk in de toekomst met een ander bestemmingsplan een autismecentrum mogelijk wordt gemaakt, doet voor dit plan niet ter zake.

6.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat het plan wel voorziet in een stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 1.75 van de Verordening. Gelet op het beoogde aantal woningen met infrastructuur en groenvoorzieningen, en gezien de aanwezigheid van een reeds bestaande geluidwal en vrijstaande woning, is hier volgens de raad sprake van een uitbreiding van het ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies.

6.2.    De Afdeling stelt vast dat het plangebied ligt binnen de aanduiding "Gebied integratie stad-land" als bedoeld in artikel 9.1 van de Verordening. Ingevolge artikel 9.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de Verordening kan een bestemmingsplan, ter plaatse van de aanduiding "Gebied integratie stad-land", onder voorwaarden voorzien in een stedelijke ontwikkeling. Ingevolge artikel 1.75 van de Verordening wordt onder stedelijke ontwikkeling een nieuw ruimtebeslag dan wel uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies verstaan.

Met het bestemmingsplan "Reeshofweide 2018" worden 35 patiowoningen en een volkstuinencomplex met infrastructuur en groenvoorzieningen voorzien. Gelet op de definitie van een stedelijke ontwikkeling heeft de raad zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan voorziet in een stedelijke ontwikkeling, als bedoeld in artikel 1.75 van de Verordening. Weliswaar zijn een bestaande wal en woning ook opgenomen in het plan, maar met de bestemming voor 35 woningen, een volkstuinencomplex met infrastructuur en groenvoorzieningen voorziet het plan in nieuw ruimtebeslag, dan wel in een uitbreiding van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies als bedoeld in artikel 1.75 van de Verordening. Reeds hierom is sprake van een stedelijke ontwikkeling.

Voor zover Vergil Vastgoed met verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 27 december 2012 heeft aangevoerd dat de uitbreiding van het bestaand ruimtebeslag in dit geval ontoereikend is om een stedelijke ontwikkeling aan te nemen, overweegt de Afdeling dat in die uitspraak is geoordeeld dat met de bouw van drie woningen op zichzelf geen samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies ontstaat, terwijl het plan hier voorziet in aanzienlijk meer woningen met bijbehorende infrastructuur en een volkstuinencomplex.

Het betoog slaagt niet.

Noodzaak woningbouw en gemeentelijk beleid

7.       Vergil Vastgoed betoogt verder dat woningbouw in het deelgebied Reeshofweide niet noodzakelijk is. Uit de gemeentelijke Ruimtelijke Structuurvisie Tilburg 2020, de gemeentelijke Visie Integratie Stad-Land Reeshof-Dalemweide en de ligging van het plangebied in de groenblauwe mantel en ecologische hoofdstructuur, als bedoeld in artikelen 1.10 en 1.34 van de Verordening, volgt volgens Vergil Vastgoed dat in het plangebied primair natuur(ontwikkeling) was beoogd. Het provinciale en gemeentelijke beleid is zo aangepast dat woningbouw mogelijk werd om het geld te verwerven dat nodig is om de natuurontwikkeling te bekostigen. Het financiële aspect is derhalve ten onrechte leidend geweest, aldus Vergil Vastgoed.

7.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat inbreiding in stedelijk gebied voor deze woningbouwontwikkeling geen optie was. In dit bestemmingsplan gaat het om levensloopbestendige patiowoningen met een groot ruimtebeslag, waardoor is gekozen voor dit plangebied. Deze minder intensieve woningbouw past in de Visie Integratie Stad-Land Reeshof-Dalemweide, waaruit blijkt dat vanuit het leidende aspect van groenvoorziening naar het volgende aspect van woningbouw is gedacht. Het financiële aspect is hierbij volgens de raad niet leidend geweest.

7.2.    Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad voldoende gemotiveerd dat de woningbouw in het deelgebied Reeshofweide in het kader van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is en dat daarbij ruimtelijke motieven leidend zijn geweest. Verder is er in de door de raad onderschreven Visie Integratie Stad-Land Reeshof-Dalemweide niet voor gekozen om het deelgebied Reeshofheide volledig als natuurgebied in te richten. In de visie is beschreven hoe in het gebied verstedelijking en natuur (rood en groen) in evenwicht met elkaar ontwikkeld kunnen worden en hoe dit bijdraagt aan een duurzame inrichting van het gebied. Gelet op deze visie bestaat geen grond voor het oordeel dat het financiële aspect leidend was voor de woningbouw in het plan. Dat een deel van de ingevolge het plan te realiseren natuurvoorzieningen wordt gefinancierd uit de opbrengsten van de woningbouw doet hier niet aan af. Gelet op het bovenstaande is woningbouw in het plan in overeenstemming met de Visie Integratie Stad-Land Reeshof-Dalemweide.

Het betoog slaagt niet.

Herhalen en inlassen zienswijze

8.       Voor zover Vergil Vastgoed daarnaast in het beroepschrift verzoekt de inhoud van haar zienswijze als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de nota van zienswijzen behorende bij het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijze.

Vergil Vastgoed heeft in haar beroepschrift geen redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze in het bestreden besluit onjuist zou zijn. Het betoog slaagt niet.

Het beroep van Barge Terminal

Zicht

9.       Barge Terminal betoogt dat het plan ten onrechte voorziet in woningbouw.

Zij stelt dat er ter plaatse van de patiowoningen geen sprake kan zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat vanwege het zicht vanuit de patiowoningen op de terminal van Barge Terminal. Zij voert hiertoe aan dat de raad ten onrechte stelt dat er door de aanwezige grondwal nauwelijks zicht is vanuit de woningen op het bedrijventerrein, omdat niet duidelijk is wat de maximale bouwhoogte is voor de voorziene woningen. Het voor de voorziene woningen aan te houden peil is in de planregels onvoldoende duidelijk gedefinieerd. Er is geen straat of weg waar een referentiehoogte voor het peil kan worden gemeten.

9.1.    Voor zover Barge Terminal stelt dat het peil en daarmee de bouwhoogte van de woningen niet voldoende duidelijk in de planregels zijn vastgelegd, overweegt de Afdeling als volgt. De definitie van het peil in artikel 1.115 van de planregels regelt zowel de situatie dat de hoofdtoegang van bouwwerken onmiddellijk aan de straat grenst als de situatie dat de hoofdtoegang van bouwwerken niet onmiddellijk aan de straat grenst. Voor zover de hoofdtoegang niet direct aan de straat grenst in het geval er nog geen straat is aangelegd, is het peil ingevolge artikel 1.115, de hoogte van het terrein ter plaatse van de hoofdtoegang van de woningen bij voltooiing van de bouw. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat deze bepaling en de op grond hiervan te meten bouwhoogte onduidelijk is.

De maximale bouwhoogte van de patiowoningen bedraagt ingevolge artikel 8.2.2, aanhef en onder i, van de planregels 4 meter. De raad heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het zicht vanuit de patiowoningen op het bedrijfsterrein aanvaardbaar is, gelet op de geringe bouwhoogte van deze woningen, de aanwezigheid van de grondwal en gezien de afstand, waardoor dit zicht in hoofdzaak alleen betrekking heeft op het hoge deel van de op dat bedrijfsterrein aanwezige kranen.

Het betoog faalt.

Geluid: inleiding

10.     De Afdeling stelt vast dat de belangrijkste geluidbronnen, afkomstig van het bedrijf van Barge Terminal, bestaan uit het laden en lossen van containers vanaf containerschepen door de twee mobiele elektrische kranen van de terminal van Barge Terminal. Voorts staat vast dat de voorziene woningen tot op zekere hoogte zullen worden blootgesteld aan geluidbelasting afkomstig van wegverkeerslawaai, industrielawaai en scheepvaartbewegingen.

De raad heeft zich voor de beoordeling van het woon- en leefklimaat in verband met geluid gebaseerd op de richtafstanden uit de brochure "Bedrijven en milieuzonering" uit 2019 van de Vereniging Nederlandse Gemeenten (hierna: de VNG-brochure) en de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. Hierbij heeft de raad een onderscheid gemaakt tussen geluidbronnen die zich voordoen tijdens de dagperiode (07.00-19.00) en de avondperiode (19.00-23.00). Voor de beoordeling van de cumulatieve geluidbelasting heeft de raad gebruik gemaakt van de zogeheten methode Miedema.

Volgens Barge Terminal heeft de raad niet onderkend dat in en bij de voorziene woningen de geluidhinder van de bedrijvigheid van Barge Terminal substantieel is, ook al wordt aan de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en de richtafstanden uit de VNG-brochure voldaan. Zij verwijst hiervoor naar een akoestisch onderzoek van bureau Cauberg Huygen van 31 maart 2020.

Momentopnamen

11.     Barge Terminal stelt dat de raad bij het berekenen van de geluidhinder van haar bedrijf ten onrechte is uitgegaan van een momentopname, terwijl de terminal continu in ontwikkeling is. De invulling van de beschikbare geluidruimte en borging daarvan vindt beleidsmatig plaats in een bewakingsmodel en juridisch door middel van maatwerkvoorschriften. De constatering dat nu aan de relevante richtwaarden en normen uit de VNG-brochure en het Activiteitenbesluit milieubeheer wordt voldaan, wordt volgens Barge Terminal ten onrechte maatgevend geacht. Zij verwijst hierbij naar de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, inclusief de maatwerkvoorschriften van haar vergunning, het zonebewakingsmodel Vossenberg West II van 7 februari 2018 en de nog onbenutte geluidruimte in dit model en naar het akoestisch onderzoek van bureau Cauberg Huygen van 31 maart 2020.

11.1.  De raad stelt zich op het standpunt dat sprake is van een passende scheiding van functies, enerzijds doordat de geprojecteerde woningen buiten de 50 dB(A) etmaalwaarde geluidzone van industrieterrein Vossenberg West Midden liggen, anderzijds doordat de richtafstand van 300 meter uit de VNG-brochure in acht wordt genomen. Dat sprake is van een momentopname doet volgens de raad niet af aan het feit dat de geluidnormen actief door de raad worden bewaakt. Hierdoor wordt voorkomen dat buiten de geluidzone het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau meer dan 50 dB(A) etmaalwaarde bedraagt. Ondanks dat op een aantal zonebewakingspunten het zonebeheermodel nog niet helemaal is gevuld, wordt door actief zonebeheer voorkomen dat de normen op de grens van de geluidzone worden overschreden. Het geluidbeheerplan staat Barge Terminal meer geluidruimte toe dan de oorspronkelijke kavelreservering, onder de strikte voorwaarde dat de 50 dB(A) etmaalwaarde op de geluidzone te allen tijde wordt gerespecteerd. Bij de vaststelling van het maatwerkvoorschrift in haar vergunning maar ook bij toekomstige uitbreidingen van Barge Terminal zal het gemeentebestuur aan deze voorwaarde toetsen.

11.2.  Wat betreft het betoog van Barge Terminal over de beoordeling van de geluidbelasting van haar inrichting als momentopname overweegt de Afdeling als volgt. De geluidzone voor het bedrijventerrein waarin Barge Terminal is gevestigd ligt vast in het zonebeheerplan. Er is hier geen sprake van een wettelijke maar van een beleidsmatige geluidzone. Binnen de geluidzone zijn ontwikkelingen mogelijk mits het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de grens van deze zone niet meer dan 50 dB(A) bedraagt. Volgens de zienswijzennota onder 5.6 is de in het geluidbeheerplan vastgestelde grens van 50 dB(A) etmaalwaarde tot stand gekomen met een volledige invulling met bedrijven tot de maximaal mogelijke milieu-bedrijfscategorie, met de grootst mogelijke schaalgrootte binnen de bedrijfscategorie en continu werkend op de maximale capaciteit. Hierbij wordt ook opgemerkt dat dit een worst-case situatie betreft waarbij geen rekening is gehouden met afscherming ten gevolge van bebouwing (en/of geluidwerende voorzieningen. De totstandkoming van de 50 dB(A) contour is dus gebaseerd op de maximale planologische mogelijkheden die het bestemmingsplan voor bedrijvigheid biedt, aldus de zienswijzennota. Vast staat dat de patiowoningen buiten de 50 dB(A) contour zijn gelegen. Daarmee vormen deze woningen naar het oordeel van de Afdeling in zoverre geen belemmering voor de bedrijfsvoering van de terminal. De raad is daarbij, anders dan gesteld, niet uitgegaan van een momentopname maar van de zonegrens die voor de (toekomstige) bedrijvigheid vastligt en waarbij rekening is gehouden met de maximale planologische mogelijkheden. Het betoog slaagt niet.

Cumulatieve geluidbelasting

12.     Volgens Barge Terminal heeft de raad ten onrechte geoordeeld dat de cumulatieve geluidbelasting, vanwege haar bedrijfsperceel, het wegverkeer, de scheepvaart en de overige industrie, aanvaardbaar is. Hierbij is de toepassing van de methode Miedema volgens haar niet toereikend. Volgens de berekeningen die door de raad zijn gemaakt bij de vaststelling van het bestemmingsplan Vossenberg-West II, is voor de gecumuleerde geluidbelasting bij de bestaande woningen in de nabij gelegen woonwijk Reeshof (waaronder de Munnekenburenstraat) sprake van een "matig" woon- en leefklimaat. Dit werd niet onaanvaardbaar geacht, omdat deze woningen beschikken over een aanvaardbaar binnenniveau en een geluidluwe buitenruimte. Ten aanzien van de geprojecteerde woningen in het nu voorliggende plan is niet onderzocht wat het geluidniveau binnen in de woningen is en of er een geluidluwe buitenruimte is.

12.1.  De raad stelt dat de cumulatieve geluidbelasting volgens de methode Miedema leidt tot een redelijk woon- en leefklimaat bij de voorziene woningen en daarom aanvaardbaar is in het kader van de goede ruimtelijke ordening. Uit het akoestisch onderzoek van bureau AGEL adviseurs van 15 december 2017, blijkt dat de maximale geluidbelasting vanwege het wegverkeer op de noordelijk gelegen gevels van de geprojecteerde woningen maximaal 47 dB(A) bedraagt zonder toepassing van de aftrek die op grond van artikel 110g Wet geluidhinder mogelijk is. Het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau als gevolg van industrielawaai ter plaatse van Vossenberg West Midden op de noordelijk gelegen gevels bedraagt maximaal 45 dB(A) etmaalwaarde. De geluidbelasting door scheepsvaartlawaai op de noordelijk gelegen gevels van de geprojecteerde woningen bedraagt maximaal 45 dB(A) etmaalwaarde. De maximale gecumuleerde geluidbelasting van deze geluidbronnen tezamen op de maatgevende noordelijk gelegen gevels van de geprojecteerde woningen bedraagt 52 dB(A). Overeenkomstig de methode Miedema leidt dit volgens de raad tot een redelijk woon- en leefklimaat en is deze geluidbelasting aanvaardbaar in het kader van de goede ruimtelijke ordening. Ook wordt voldaan aan de VNG-richtafstanden en de geluidnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer, aldus de raad.

12.2.  Voor zover Barge Terminal betoogt dat bij de berekening van de cumulatieve geluidbelasting bij de geprojecteerde woningen niet is onderzocht wat het geluidniveau binnen in de woningen is en of er een geluidluwe buitenruimte is overweegt de Afdeling als volgt. Uit het akoestisch onderzoek van bureau AGEL adviseurs van 15 december 2017 en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de cumulatieve geluidbelasting op de gevels van de in het plan voorziene woningen is onderzocht. De maximale gecumuleerde geluidbelasting op de maatgevende noordelijk gelegen gevels van de geprojecteerde woningen bedraagt 52 dB(A). Overeenkomstig de methode Miedema leidt dit volgens de raad tot een redelijk woon- en leefklimaat en is deze geluidbelasting aanvaardbaar in het kader van de goede ruimtelijke ordening. Gelet hierop bestond er wat betreft de cumulatieve geluidbelasting voor de raad geen aanleiding om het geluidniveau binnen  woningen te berekenen of na te gaan of er een geluidluwe buitenruimte is.

De conclusie is dat de raad zich wat betreft de berekening van de geluidhinder heeft gebaseerd op de juiste uitgangspunten. Voorts heeft hij zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de cumulatieve geluidbelasting aanvaardbaar is en dat geen nader onderzoek nodig is.

Het betoog slaagt niet.

Piekbelasting

13.     Barge Terminal stelt dat het geluidzonebeheerplan en de berekende cumulatieve geluidbelasting niet zien op de maximale geluidniveaus (piekbelasting). Met verwijzing naar het akoestisch onderzoek van bureau Cauberg Huygen van 31 maart 2020, stelt Barge Terminal dat tot 300 keer per etmaal als gevolg van de verlading in de containerterminal vanuit de inrichting voor de nieuwe bewoners (goed) herkenbare piekgeluiden kunnen worden gehoord, waaronder 70 keer in de avondperiode.

13.1.  Volgens de notitie "Akoestisch onderzoek maximale geluidniveaus containerhandeling; Bestemmingsplan Reeshofweide" van bureau Cauberg Huygen van 31 maart 2020 zijn op 17 september 2019 geluidmetingen verricht tijdens het gebruik van één van de twee elektrische kranen bij het laden en lossen van containers. Tijdens de metingen zijn diverse malen zeecontainers in het lege scheepsruim en in de stack geplaatst. Aan de hand van een bestaand rekenmodel, dat aangevuld is met de beide bronnen en de meetresultaten die representatief worden geacht voor de normale bedrijfssituatie, is bepaald wat de te verwachten geluidbelastingen (maximale geluidniveaus) zullen zijn ter plaatse van de gevels van de bestemde patiowoningen. Uit de rekenresultaten blijkt dat de grenswaarden voor de maximale geluidbelasting uit het Activiteitenbesluit milieubeheer en de VNG-brochure gerespecteerd blijven ter plaatse van de nieuw te realiseren patiowoningen. De te verwachten maximale geluidniveaus zullen ten gevolge van de containerhandeling tussen de 55 en 60 dB(A) bedragen en voorkomen in de periode tussen 07:00 en 23:00 uur, zeven dagen per week. Dergelijke maximale geluidniveaus zullen naar verwachting 5 tot 15 dB(A) boven het heersende achtergrondgeluid uitkomen. Op basis van de wenselijke bedrijfssituatie waarbij beide kranen dagelijks 150 containers van schip naar stack en vice versa verplaatsen, zullen de bedoelde pieken 300 maal per dag kunnen optreden (230 maal in de dagperiode en 70 maal in de avondperiode). Mede daardoor en vanwege de herkenbaarheid van deze specifieke geluiden bestaat er een reële kans op hinder. Ondanks dat er voldaan wordt aan de grenswaarden worden de specifieke geluiden als hinderlijk ervaren. Buiten de geluidbelastingen waarvoor een wettelijke grenswaarde geldt ter plaatse van de gevels van de patiowoningen, zullen de bewoners het algehele woon- en leefklimaat rondom de woningen (tuinen en buitengebied) als geheel beschouwen. Dit zal eveneens kunnen resulteren in onbegrip als verwezen wordt naar wettelijke toetsposities, aldus het akoestisch onderzoek.

13.2.  De raad stelt dat de piekgeluiden door laad- en losactiviteiten voldoen aan de grenswaarden voor de maximale geluidbelasting uit het Activiteitenbesluit milieubeheer. De Afdeling is echter van oordeel dat een goede ruimtelijke ordening voor het aspect geluid slechts gedeeltelijk wordt ingevuld door het Activiteitenbesluit milieubeheer en daarbuiten een zelfstandige betekenis heeft. Uit oogpunt van een goede ruimtelijke ordening had de raad dienen te beoordelen of met de piekgeluiden ten gevolge van de bedrijfswerkzaamheden van Barge Terminal, gelet op de zeer hoge dagelijkse frequentie hiervan, bij de voorziene woningen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, ook al blijven deze piekgeluiden ieder afzonderlijk binnen de grenswaarden voor maximale geluidniveaus in het Activiteitenbesluit milieubeheer. Nu de raad dit niet heeft gedaan, is het besluit in zoverre onzorgvuldig genomen. Het betoog slaagt.

Conclusie en betekenis van de uitspraak

14.     Het beroep van Vergil Vastgoed B.V. is ongegrond. Voor haar is deze uitspraak een einduitspraak, zodat hiermee haar procedure bij de Afdeling ten einde komt.

15.     Ten aanzien van dit beroep hoeft de raad geen proceskosten te vergoeden.

Bestuurlijke lus

16.     Zoals is overwogen in 13.2. slaagt het betoog van Barge Terminal.

De Afdeling ziet in het belang van een spoedige beëindiging van het geschil aanleiding de raad op de voet van artikel 8:51d van de Awb op te dragen het geconstateerde gebrek te herstellen. Daartoe dient de raad met inachtneming van wat in 13.2. is overwogen alsnog te beoordelen of bij de voorziene woningen, gelet op de frequentie van de piekgeluiden vanwege de activiteiten van Barge Terminal, zowel overdag als in de avonduren, sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat, en zo nodig een ander besluit te nemen.

De Afdeling zal in het dictum van deze uitspraak een termijn stellen. De raad dient de Afdeling en de betrokken partijen de uitkomst van de opdracht mede te delen en een wijziging van het besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen. Bij de voorbereiding ervan hoeft afdeling 3.4 van de Awb niet te worden toegepast.

Deze uitspraak is in zoverre een tussenuitspraak, zodat de procedure nog niet ten einde komt voor Barge Terminal.

In de einduitspraak zal ten aanzien van Barge Terminal worden beslist over de proceskosten en vergoeding van het betaalde griffierecht.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van Vergil Vastgoed B.V. ongegrond;

II.       draagt de raad van de gemeente Tilburg met betrekking tot het beroep van Barge Terminal Tilburg B.V. op om binnen 20 weken na verzending van deze uitspraak:

- met inachtneming van wat is overwogen onder 13.2. en 16. het daarin omschreven gebrek in het besluit van de raad van 6 mei 2019 te herstellen, en;

- de Afdeling, Barge Terminal Tilburg B.V. en Fundament Real Estate de uitkomst mede te delen en een gewijzigd of nieuw besluit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen.

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, en mr. A. Kuijer en mr. W. den Ouden, leden, in tegenwoordigheid van mr. R.P.F. Boermans, griffier.

w.g. Minderhoud
voorzitter

w.g. Boermans

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 juni 2021

429-965.

Bijlage

Verordening Ruimte Noord-Brabant 2014

Artikel 1.10

attentiegebied ehs: gebied gelegen rondom en binnen de ecologische hoofdstructuur waar fysieke ingrepen een negatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding;

Artikel 1.34

groenblauwe mantel: gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water die overwegend grenzen aan de ecologische hoofdstructuur en ecologische verbindingszone en die deze verbinden;

Artikel 1.75

stedelijke ontwikkeling: nieuw ruimtebeslag dan wel uitbreiding of wijziging van bestaand ruimtebeslag ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke structuur van stedelijke functies;

Artikel 4.2

Stedelijke ontwikkeling: Bestemmingsplannen die voorzien in een stedelijke ontwikkeling zijn uitsluitend gelegen in bestaand stedelijk gebied.

Artikel 9.1

Gebieden integratie stad - land:

1. In afwijking van artikel 4.2 (stedelijke ontwikkeling) kan een bestemmingsplan, ter plaatse van de aanduiding Gebied integratie stad-land, voorzien in een stedelijke ontwikkeling mits:

a. deze in samenhang en in evenredigheid geschiedt met een groene en blauwe landschapsontwikkeling in het gebied zelf of de naaste omgeving;

b. deze geen betrekking heeft op een te ontwikkelen of een uit te breiden middelzwaar- en zwaar bedrijventerrein;

2. Een bestemmingsplan als bedoeld in het eerste lid strekt ertoe dat:

a. de stedelijke ontwikkeling aansluit bij het bestaand stedelijk gebied of plaatsvindt in een nieuw cluster van stedelijke bebouwing;

b. bij de stedenbouwkundige en landschappelijke inrichting van de stedelijke ontwikkeling rekening wordt gehouden met de aanwezige ruimtelijke kwaliteiten en structuren in het gebied zelf en in de naaste omgeving, waaronder mede begrepen de ontwikkeling van een groene geleding ten behoeve van ecologische en landschappelijke verbindingen;

c. is verzekerd dat de beoogde stedelijke ontwikkeling in omvang en ruimtelijke kwaliteit evenredig is met de beoogde groene en blauwe landschapsontwikkeling.

Bestemmingsplan "Reeshofweide 2018"

Artikel 1.115

Peil (straatpeil): Hieronder wordt verstaan:

a. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de straat grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

b. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.

Artikel 8.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende algemene regels:

a. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - patiowoning mogen uitsluitend patiowoningen worden gebouwd;

b. ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - vrijstaand mogen uitsluitend vrijstaande woningen worden gebouwd;

c. hoofdgebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;

d. het bebouwingspercentage van het bouwvlak mag 100% bedragen; bij de patiowoningen is dit inclusief aan- en uitbouwen en bijgebouwen;

e. in afwijking van het bepaalde onder c. mogen ondergeschikte delen van een bouwwerk, voor zover gelegen binnen het bestemmingsvlak, het bouwvlak overschrijden;

f. in afwijking van het bepaalde onder c mag ter plaatse van de specifieke bouwaanduiding - patiowoning het bouwvlak met maximaal 10% worden overschreden;

g. de maximale bouwhoogte van de vrijstaande woning bedraagt 10m;

h. de maximale goothoogte van de vrijstaande woning bedraagt 5m;

i. de maximale bouwhoogte van de patiowoningen bedraagt 4m.