Uitspraak 202101048/2/R2


Volledige tekst

202101048/2/R2.
Datum uitspraak: 10 juni 2021

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

Stichting Groene Sporenwolf, gevestigd te Nieuwstadt, gemeente Echt-Susteren,

verzoekster,

en

1.       provinciale staten van Limburg

2.       het college van gedeputeerde staten van Limburg,

verweerders.

Procesverloop

Bij het besluit van 18 december 2020 hebben provinciale staten van Limburg (hierna: provinciale staten) het inpassingsplan "Uitbreiding VDL Nedcar" vastgesteld.

Bij besluit van 22 december 2020 heeft het college van gedeputeerde staten van Limburg (hierna: het college) ter uitvoering van het inpassingsplan een omgevingsvergunning verleend voor onder meer de activiteiten bouw en milieu en voor het kappen van bomen.

Het inpassingsplan en de omgevingsvergunning zijn, met andere samenhangende besluiten, gecoördineerd voorbereid.

Tegen deze gecoördineerd voorbereide besluiten heeft onder meer de stichting beroep ingesteld.

De stichting heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Provinciale staten en het college hebben gezamenlijk een verweerschrift ingediend.

Alle partijen hebben nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 mei 2021, waar de stichting, vertegenwoordigd door [gemachtigde A] en [gemachtigde B], en provinciale staten en het college, vertegenwoordigd door H.D.P. Lahaije, bijgestaan door mr. F. Onrust, advocaat te Amsterdam, zijn verschenen.

Voorts zijn namens VDL Nedcar B.V. en anderen mr. M.C. Brans, advocaat te Amsterdam, en [gemachtigde C] gehoord.

Overwegingen

Inleiding

1.       Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2.       Het provinciale inpassingsplan strekt tot de uitbreiding van de autofabriek van VDL Nedcar in Born met een tweede productielijn.

Het inpassingsplan maakt daarvoor extra bebouwing, vergroting van het huidige bedrijfsterrein in noordelijke, oostelijke en zuidelijke richting en aanpassingen aan de omliggende infrastructuur mogelijk.

Bij besluit van 22 december 2020 heeft het college daarvoor onder meer omgevingsvergunning verleend voor het kappen van bomen en het vellen van houtopstanden langs wegen en lanen in de directe nabijheid van het terrein van VDL Nedcar.

Spoedeisend belang

3.       Gelet op het verhandelde ter zitting heeft het verzoek van de stichting om een voorlopige voorziening betrekking op de omgevingsvergunning voor het kappen van bomen in het Sterrebos (hierna ook: kapvergunning). Het verzoek strekt ertoe die vergunning te schorsen totdat de Afdeling in de hoofdzaak uitspraak heeft gedaan. Hiermee wil de stichting voorkomen dat al hangende de beroepsprocedure met het kappen van de bomen in het Sterrebos zal worden begonnen, wat tot onomkeerbare gevolgen zal leiden.

4.       Het Sterrebos is onderdeel van rijksmonument (kasteellandgoed) Wolfrath ten noorden van het terrein van VDL Nedcar. De kapvergunning maakt het vellen mogelijk van het deel van het Sterrebos dat volgens het inpassingsplan komt te liggen binnen de nieuwe grenzen van de inrichting van VDL Nedcar.

5.       Het college heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek van de stichting geen spoedeisend belang heeft, omdat voor het kappen van de bomen in het Sterrebos ontheffing op gronden van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb) voor soortenbescherming nodig is en een dergelijke ontheffing nog niet van kracht is.

6.       Niet in geschil is dat voor het kappen van de bomen in het Sterrebos een ontheffing op gronden van de Wnb is vereist, vanwege de gevolgen daarvan voor de leefomgeving van onder meer verschillende vleermuissoorten en dassen.

Op 25 maart 2021 heeft het college daartoe een ontwerp-ontheffing ter inzage gelegd van de verbodsbepalingen in artikel 3.5, eerste, tweede en vierde lid, van de Wnb en artikel 3.10, eerste lid, onder a en b, van de Wnb.

7.       In artikel 8 van de aan de ontwerp-Wnb-ontheffing verbonden voorschriften is bepaald dat de maatregelen moeten worden uitgevoerd die onder meer zijn beschreven in hoofdstuk 2 tot en met 5 van het rapport "Mitigatie- en compensatieplan, Uitbreiding VDL Nedcar te Born" van bureau Antea Group van 30 oktober 2020, dat als bijlage bij het inpassingsplan is gevoegd.

In hoofdstuk 4 van het rapport is een indicatie opgenomen van de planning en volgorde van uitvoering van de mitigerende en compenserende maatregelen. Tabel 4.1 bevat de randvoorwaarden voor de planning bij de invulling van de diverse mitigerende en compenserende maatregelen, met de  ontwikkelings- en gewenningsperiodes die daarbij in acht moeten worden genomen.

In tabel 4.2 van het rapport is bepaald dat nadat de maatregelen ten behoeve van de dassen in het Sterrebos zijn aangebracht, waaronder het plaatsen van nieuwe burchten in het gebied, zes maanden in acht moeten worden genomen als gewenningsperiode voor de dassen voordat de activiteiten waarvoor de ontheffing is verleend mogen worden uitgevoerd.

8.       Op de zitting heeft het college verklaard dat de mitigerende en compenserende maatregelen ten behoeve van onder meer de das op 7 mei 2021 zijn afgerond en dat geen enkele boom in het Sterrebos voor 8 november 2021 zal mogen worden gekapt.

Het college heeft op de zitting verklaard dat de termijn van zes maanden die in het ontwerpbesluit is opgenomen, naar alle verwachting ook in het definitieve ontheffingsbesluit zal worden opgenomen. Mocht dit naar aanleiding van de ingebrachte zienswijzen toch anders worden, dan wordt dat beschouwd als een nieuw ontwerp dat vervolgens opnieuw ter inzage zal worden gelegd. Hiermee is volgens de voorzieningenrechter voldoende zeker gesteld dat voor 8 november 2021 in het Sterrebos geen kap van bomen mag plaatsvinden.

De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat in zoverre met het verzoek op dit moment geen spoedeisend belang is gemoeid dat het treffen van een voorlopige voorziening rechtvaardigt.

Het staat de stichting uiteraard vrij om een nieuw verzoek om schorsing van de kapvergunning in te dienen als 8 november 2021 nadert en de Wnb-ontheffing niet is geschorst.

Conclusie

9.       Gelet op wat hiervoor is overwogen bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

10.     Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. J.A. Hagen, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. N.T. Zijlstra, griffier.

w.g. Hagen
voorzieningenrechter

w.g. Zijlstra

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 juni 2021

240.