Uitspraak 202003598/2/A3


Volledige tekst

202003598/2/A3.
Datum beslissing: 9 oktober 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2020 in zaak nr. 19/1399 in het geding tussen:

[appellant]

en

de korpschef van politie.

Procesverloop

[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 20 mei 2020 in zaak nr. 19/1399.

De korpschef heeft gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Overwegingen

1.    De korpschef heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van twee door hem overgelegde stukken kennis zal nemen. Het verzoek betreft een brief van de korpschef aan de Afdeling van 5 augustus 2020 en een bijlage bij deze brief. De brief en de bijlage omvatten samen ongeveer twee bladzijden. Met deze brief en bijlage heeft de korpschef een nadere motivering gegeven voor zijn besluit van 8 februari 2019, waarbij hij heeft beslist op het verzoek van [appellant] om kennisneming van politiegegevens op grond van artikel 25 van de Wet politiegegevens.

2.    Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.    Het geschil tussen partijen betreft de vraag of de korpschef terecht met toepassing van de Wet politiegegevens heeft geweigerd om [appellant] toe te staan kennis te nemen van over hem verwerkte politiegegevens. Voor zover het deze gegevens betreft wordt ten aanzien daarvan gehandeld alsof de Afdeling het verzoek tot beperking van de kennisneming gerechtvaardigd heeft geacht (zie de overzichtsuitspraak van 10 juni 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1367, r.ov. 15). Wanneer een bestuursorgaan in een ander stuk een toelichting of motivering geeft voor de weigering van inzage of verstrekking van stukken, zal de bestuursrechter daarover een beslissing moeten nemen met inachtneming van het bepaalde in artikel 8:29, derde lid, van de Awb. Daarbij is van belang dat voor zover sprake is van een toelichting op of een nadere motivering van het bestreden besluit een belanghebbende daarvan in beginsel kennis moet kunnen nemen. Naarmate de toelichting of motivering meer inzicht geeft in de inhoud van de stukken waarvan de inzage of verstrekking voorwerp van het geschil zijn, komt een verzoek tot beperkte kennisneming van die stukken eerder voor inwilliging in aanmerking.

4.    De Afdeling heeft kennis genomen van de brief en de bijlage. Zij acht aannemelijk dat kennisneming hiervan door [appellant] ertoe kan leiden dat onderzoeken ernstig worden gefrustreerd en schade oplopen. Aan het belang van opsporing en vervolging van strafbare feiten komt in dit geval een zwaar gewicht toe. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang dat [appellant] kennis kan nemen van de brief met bijlage hier niet tegenop.

5.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

w.g. Daalder    w.g. Klein
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 9 oktober 2020