Uitspraak 201906165/2/A3


Volledige tekst

201906165/2/A3.
Datum beslissing: 20 mei 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het hoger beroep van:

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

appellant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Gelderland van 9 juli 2019 in zaak nrs. 19/2922 en 19/2921 in het geding tussen:

[wederpartij], wonend te [woonplaats],

en

de minister.

Procesverloop

De minister heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 9 juli 2019 in zaak nrs. 19/2922 en 19/2921.

De minister heeft een verzoek van RTL Nederland B.V. op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (hierna: Wob) deels toegewezen. RTL heeft in het kader van de toezichttaken van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit verzocht om openbaarmaking van inspectierapporten en opvolgende beslissingen. In de categorie 'dierenwelzijn' is verzocht om alle documenten van alle bedrijven, per bedrijf en per locatie.

De minister heeft de vertrouwelijke versie van een aantal gedingstukken overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Overwegingen

1.    De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van de vertrouwelijke B-stukken (B3-B5 en B7-B14) kennis zal nemen. Deze stukken vallen niet onder het verzoek van RTL op grond van de Wob (B6), zodat de Afdeling hierover een beslissing dient te nemen.

2.    Het gaat bij een verzoek om beperkte kennisneming niet om openbaarmaking van stukken, maar om de vraag of aan de procespartijen kennisneming van stukken mag worden onthouden. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of de weigering dan wel beperking van de kennisneming van een stuk gerechtvaardigd is. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

B4, B5 (kennisgeving besluit) en B7-B14

3.    De Afdeling heeft kennisgenomen van de vertrouwelijke B-stukken waarop het verzoek ziet. Het verzoek van de minister ziet vooral op door [wederpartij] ingebrachte processtukken die de minister voor RTL (deels) geheim wil houden.

3.1.    Bij brief van 28 januari 2020 heeft de Afdeling RTL in de gelegenheid gesteld om als partij aan de procedure deel te nemen. Daarbij is meegedeeld dat als RTL binnen de daarvoor gestelde termijn van twee weken niet reageert, ervan wordt uitgegaan dat zij niet wil deelnemen als partij. RTL heeft niet gereageerd. Dit betekent dat RTL in deze procedure geen procespartij is en geen stukken ontvangt. Een afwijzing van het verzoek om beperkte kennisneming van deze stukken betekent dus slechts dat [wederpartij] zelf als enige andere procespartij hiervan kennis kan nemen.

3.2.    De Afdeling acht daarom het verzoek van de minister tot beperkte kennisneming in zoverre niet gerechtvaardigd.

4.    Indien RTL zich later in de procedure alsnog als belanghebbende meldt en in deze zaak als partij wordt toegelaten, zou er alsnog aanleiding kunnen bestaan om met toepassing van artikel 8:29 van de Awb te bepalen dat RTL voor zover het deze stukken betreft daarvan geen kennis kan nemen. In dat geval kan de minister opnieuw een gemotiveerd verzoek daartoe indienen, waarop de Afdeling dan zal beslissen.

B3 en B5 (afschrift besluit)

5.    De in de processtukken vermelde namen van de personen die namens RTL het verzoek hebben ingediend, heeft de minister weggelakt met het oog op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Dat belang weegt volgens de minister zwaarder dan het belang van [wederpartij] om hiervan kennis te nemen. Bovendien is het volgens de minister informatie die niet relevant is voor de behandeling van het verzoek.

5.1.    De Afdeling acht, nu de namen van de betrokkenen persoonsgegevens zijn, aannemelijk dat kennisneming van deze in stukken B3 en B5 (afschrift besluit) vermelde namen zal leiden tot aantasting van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de betrokken personen. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer in dit geval zwaarder dan het belang van [wederpartij] om hiervan kennis te nemen. Daarbij wordt in aanmerking genomen dat [wederpartij] bekend is met degene die het Wob-verzoek heeft gedaan (te weten RTL) en dat niet is gebleken dat [wederpartij] in dit geval voor de beoordeling van het hoger beroep belang heeft bij kennisneming van de namen van de personen die namens RTL het Wob-verzoek hebben ingediend.

5.2.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming in zoverre gerechtvaardigd.

6.    Indien de minister geen gehoor geeft aan het in dictumonderdeel II. aangeduide verzoek om een ongeschoonde versie van de stukken waarvan het verzoek om geheimhouding is afgewezen, toe te sturen, kan de Afdeling daaraan gevolgen verbinden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    wijst het verzoek af wat betreft op de inventarislijst vermelde stukken B4, B5 (kennisgeving besluit) en B7-B14;

II.    verzoekt de minister binnen 14 dagen na heden een ongeschoonde versie van B4, B5 (kennisgeving besluit) en B7-B14 aan de Afdeling en de andere partij toe te sturen.

Aldus vastgesteld door mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. B. Ley-Nell, griffier.

w.g. Daalder    w.g. Ley-Nell
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 20 mei 2020