Uitspraak 200203515/1


Volledige tekst

200203515/1.
Datum uitspraak: 11 december 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank te Roermond van 17 mei 2002 in het geding tussen:

appellante

en

de raad van de gemeente Venlo.

1. Procesverloop

Bij besluit van 27 juni 2001 heeft de raad van de gemeente Venlo (hierna: de raad) op grond van artikel 2 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (hierna: Wvg) nader aangegeven percelen aangewezen als gronden waarop de artikelen 10 tot en met 24, 26 en 27 van de Wvg van toepassing zijn.

Bij besluit van 26 september 2001 heeft de raad het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit en het advies van de commissie voor de bezwaar- en beroepschriften, waarnaar in het besluit wordt verwezen, zijn aangehecht.

Bij uitspraak van 17 mei 2002, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank te Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellante ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellante bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 1 juli 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 29 augustus 2002 heeft de raad van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 november 2002, waar de raad, vertegenwoordigd door mr. C.H.J.M. Michels, ambtenaar der gemeente, is verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Artikel 2, eerste lid, van de Wvg, voorzover hier van belang, bepaalt dat bij besluit van de gemeenteraad gronden, begrepen in een structuurplan, kunnen worden aangewezen als gronden, waarop de artikelen 10-24, 26 en 27 van toepassing zijn.

2.2. Anders dan appellante heeft betoogd, is het structuurplan “Trade Port Noord I” een structuurplan als bedoeld in de Wet op de Ruimtelijke Ordening. Dat bepaalde gedeelten in het structuurplan letterlijk afkomstig zijn uit de streekplanuitwerking maakt dit niet anders. Er is voldaan aan het bepaalde in artikel 2 van de Wvg. Niet valt in te zien dat is gehandeld in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel. Evenmin valt in te zien dat is gehandeld in strijd met het in artikel 3:3 van de Algemene wet bestuursrecht neergelegde verbod van détournement de pouvoir. De rechtbank heeft dan ook het besluit van 26 september 2001 terecht in stand gelaten.

2.3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.E. van der Does, Voorzitter, en mr. B.J. van Ettekoven en mr. D.A.C. Slump, Leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, ambtenaar van Staat.

w.g. Van der Does w.g. Zwemstra
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2002

91-395.