Uitspraak 200203852/1


Volledige tekst

200203852/1.
Datum uitspraak: 11 december 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank te Rotterdam van 6 juni 2002 in het geding tussen:

appellant

en

de staatssecretaris van Justitie.

1. Procesverloop

Bij besluit van 23 januari 2001 heeft de staatssecretaris van Justitie (hierna: de staatssecretaris) appellant medegedeeld dat hij de geslachtsnaam van de meerderjarige zoon [naam rechtspersoon] voor wijziging in aanmerking zal doen komen.

Bij besluit van 26 juni 2001 heeft de staatssecretaris het door appellant daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 6 juni 2002 heeft de rechtbank te Rotterdam (hierna: de rechtbank) het door appellant daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, ingekomen bij de Raad van State op 16 juli 2002, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 15 oktober 2002 heeft de staatssecretaris van antwoord gediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 december 2002, waar appellant in persoon en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door J.L. Roozendaal, ambtenaar van het ministerie, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het betoog van appellant in hoger beroep komt neer op een herhaling van de door hem bij de rechtbank aangevoerde en de door haar behandelde argumenten. De rechtbank heeft daarbij op goede gronden geoordeeld, dat de staatssecretaris een niet onjuiste toepassing heeft gegeven aan artikel 4, eerste lid, aanhef en onder a, in samenhang met artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a, van het Besluit houdende regels voor geslachtsnaamwijziging. Er is derhalve geen grond voor het oordeel, dat de voordracht van de staatssecretaris aan de Kroon tot wijziging van de geslachtsnaam van de zoon van appellant onrechtmatig zou zijn.

2.2. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. E.J.J.M. van Tielraden, ambtenaar van Staat.

w.g. Polak w.g. Van Tielraden
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 11 december 2002

156.