Uitspraak 201902420/2/A1


Volledige tekst

201902420/2/A1.
Datum beslissing: 31 januari 2020

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op grond van artikel 8:29, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht in het geding tussen:

1.    het college van burgemeester en wethouders van Westland,

2.    [appellant sub 2], wonend te [woonplaats],

3.    het college van burgemeester en wethouders van Midden-Delfland,

appellanten,

en

de minister van Economische Zaken en Klimaat,

verweerder.

Procesverloop

Het college van Westland, [appellant sub 2] en het college van Midden-Delfland hebben beroep ingesteld tegen het Instemmingsbesluit Gaag-Monster van de minister van 14 februari 2019.

De minister heeft een gedingstuk overgelegd en met verwijzing naar artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) medegedeeld dat uitsluitend de Afdeling kennis zal mogen nemen van deze stukken.

Het betreft het vertrouwelijke deel van het winningsplan Gaag-Monster van de Nederlandse Aardolie Maatschappij B.V. (hierna: de NAM) van 8 februari 2017.

Overwegingen

1.    De minister heeft de Afdeling wegens het bestaan van gewichtige redenen verzocht te bepalen dat alleen de Afdeling van het stuk kennis zal nemen.

2.    Het gaat bij een verzoek tot beperkte kennisneming niet om openbaarmaking van stukken, maar om de vraag of aan de procespartijen kennisneming van stukken mag worden onthouden. Gelet op artikel 8:29, derde lid, van de Awb beslist de Afdeling of gewichtige redenen aanwezig zijn op grond waarvan een uitzondering gerechtvaardigd is op het uitgangspunt van het bestuursprocesrecht dat de rechter recht doet op basis van stukken die aan de procespartijen bekend zijn. Deze beslissing vergt een afweging van belangen. Enerzijds speelt hierbij het belang dat partijen gelijkelijk beschikken over de voor het hoger beroep relevante informatie en het belang dat de bestuursrechter beschikt over alle informatie die nodig is om de zaak op een juiste en zorgvuldige wijze af te doen. Daartegenover staat dat de kennisneming door partijen van bepaalde gegevens het algemeen belang, het belang van één of meer partijen en/of het belang van derden onevenredig kan schaden.

3.    De minister heeft ter motivering van het verzoek, onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 19 april 2010 (ECLI:NL:RVS:2010:BM2590), aangevoerd dat het vertrouwelijke deel van het winningsplan vertrouwelijk meegedeelde bedrijfs- en fabricagegegevens bevat.

4.    De Afdeling heeft van het vertrouwelijke stuk kennis genomen. Het stuk bevat informatie over verwachte investeringskosten voor de winning van gas uit het Gaag-Monster voorkomen en over kosten voor onderhoud en bedrijfsvoering. Aldus bevat de bijlage wetenswaardigheden over bedrijfskosten van de NAM. Naar het oordeel van de Afdeling weegt het belang om het door de NAM vertrouwelijk aan de minister verstrekte deel van het winningsplan Gaag-Monster niet aan derden te verstrekken zwaarder dan het belang van de andere partijen om kennis te nemen van dit deel.

5.    De Afdeling acht daarom het verzoek tot beperkte kennisneming gerechtvaardigd.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek toe;

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer, in tegenwoordigheid van mr. H. Oranje, griffier.

w.g. Bijloos    w.g. Oranje
lid van de enkelvoudige geheimhoudingskamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 januari 2020