Uitspraak 201807453/1/R1


Volledige tekst

201807453/1/R1.
Datum uitspraak: 4 september 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.    Limburgse Land- en Tuinbouw Bond-Belangenbehartiging (hierna: LLTB), gevestigd te Roermond,

2.    [appellante sub 2], gevestigd te Heythuysen, gemeente Leudal, waarvan de maten zijn [maat 2A] en [maat 2B], beiden wonend te Heythuysen,

3.    [appellante sub 3], gevestigd te Heibloem, gemeente Leudal,

4.    [appellante sub 4], gevestigd te Heibloem, gemeente Leudal,

5.    [appellante sub 5], gevestigd te Roggel, gemeente Leudal,

6.    [appellante sub 6], gevestigd te Ell, gemeente Leudal, waarvan de vennoten zijn [vennoot], wonend te Ell, en anderen,

7.    [appellant sub 7], wonende te Neer, gemeente Leudal,

8.    [appellante sub 8], gevestigd te Hunsel, gemeente Leudal,

9.    [appellante sub 9], gevestigd te Hunsel, gemeente Leudal,

10.    [appellante sub 10], gevestigd te Hunsel, gemeente Leudal,

11.    [appellante sub 11], gevestigd te Baexem, gemeente Leudal,

waarvan de maten zijn [maat 11A], wonend te Baexem, en anderen,

en

de raad van de gemeente Leudal,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 3 juli 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Reparatie- en veegbestemmingsplan Buitengebied Leudal 2016" ("het plan") gewijzigd vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben appellanten beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

[appellante sub 2] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 19 juli 2019, waar een aantal partijen is verschenen of zich heeft doen vertegenwoordigen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan beoogt vooral om een aantal gebreken in het bestemmingsplan "Reparatie- en veegbestemmingsplan Leudal 2016", dat op 12 juli 2016 is vastgesteld, te herstellen. De Afdeling heeft dat bestemmingsplan vernietigd bij uitspraak van 20 december 2017, ECLI:NL:RVS:2017:3530. Het bestemmingsplan "Reparatie- en veegbestemmingsplan Leudal 2016" was bedoeld om de gebreken in het bestemmingsplan "Buitengebied Leudal" te herstellen. De Afdeling heeft dat bestemmingsplan vernietigd bij uitspraak van 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3507. Het plan is vastgesteld zonder opnieuw de procedure in afdeling 3.4 van de Awb te doorlopen.

Toetsingskader

2.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Eis van ondergeschiktheid

2.1.    Een groot aantal appellanten betoogt dat ten onrechte in de planregels voor de agrarische bestemmingen aan een aantal activiteiten de eis is toegevoegd dat deze ondergeschikt zijn, terwijl het vaak geen ondergeschikte activiteiten zijn. Daarmee is het bestaande, legale gebruik ten onrechte onder het overgangsrecht gebracht. Zij wijzen er ook op dat in de andere bestemmingen niet de eis van ondergeschiktheid aan nevenactiviteiten is gesteld. De raad heeft volgens hen niet deugdelijk gemotiveerd waarom die eis wel binnen de agrarische bestemmingen is opgenomen. LLTB, [appellante sub 2], [appellante sub 3], [appellante sub 4], [appellante sub 6], [appellante sub 8], [appellante sub 9], [appellante sub 10], en [appellante sub 11] betogen dit. LLTB gaat het om activiteiten die vaak voorkomen op agrarische percelen. De andere appellanten gaat het om specifieke activiteiten die op hun percelen plaatsvinden.

2.2.    De raad heeft erkend dat aan een aantal activiteiten in de planregels voor de agrarische bestemmingen ten onrechte de eis van ondergeschiktheid is gesteld. Het gaat om deze activiteiten:

- glastuinbouw,

- intensieve veehouderij,

- extensieve veehouderij,

- intensieve graasdierveehouderij,

- broederij,

- teelt van aardbeien op stellingen,

- containerveld,

- permanente en tijdelijke teeltondersteunede voorzieningen,

- pluimveeservicebedrijf,

- wonen uitsluitend ter plaatse van de toegestane bedrijfswoning al dan niet in combinatie met een niet volwaardig agrarisch bedrijf

- co-vergisting,

- mestvergistingsinstallatie,

- boomkwekerij,

- agrarisch hulp- en nevenbedrijf,

- melkverwerking.

De raad heeft het plan op dit punt niet met de vereiste zorgvuldigheid vastgesteld. Er bestaat alleen nog een geschil tussen de raad en LLTB over de plattelandswoningen en tussen de raad en de [appellante sub 2] over de caravanstalling op haar perceel aan de [locatie 1] te Heythuysen met de bestemming "Agrarisch met waarden - 2".

2.3.    De Afdeling is van oordeel dat de raad ten onrechte de eis van ondergeschiktheid heeft gesteld aan plattelandswoningen. In artikel 1,

lid 1.127, van de planregels is een plattelandswoning omschreven als een (voormalige) agrarische bedrijfswoning die wordt bewoond door een niet functioneel met het bedrijf verbonden derde (een en ander als bedoeld in artikel 1.1a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht). Gelet op deze omschrijving staat de bewoning van een plattelandswoning los van de uitoefening van een agrarisch bedrijf, zodat een plattelandswoning niet ondergeschikt kan zijn aan een agrarisch bedrijf.

2.4.    Wat betreft de caravanstalling op het perceel van [appellante sub 2] aan de [locatie 1] te Heythuysen heeft de raad zich op het standpunt gesteld dat [appellante sub 2] in een brief van 9 september 2016 aan het gemeentebestuur heeft uiteengezet dat er nog sprake is van een agrarische hoofdactiviteit. Op basis van die brief is de aanduiding "caravanstalling" daarom alleen toegekend aan de drie gebouwen waarin caravans worden gestald en als ondergeschikte nevenactiviteit aangemerkt. De raad erkent dat dit niet overeenkomt met de feitelijke situatie, aangezien de caravanstalling de hoofdactiviteit is op het perceel, maar volgens de raad ligt het op de weg van [appellante sub 2] om een zogeheten postzegelplan met een maatwerkbestemming voor haar perceel aan te vragen bij het gemeentebestuur. De raad is bereid om overleg te voeren over een maatwerkbestemming.

2.5.    De Afdeling stelt vast dat in de brief van 9 september 2016 van [appellante sub 2] niet staat dat de agrarische activiteiten op het perceel de hoofdactiviteit zijn. In die brief staat alleen dat op haar perceel agrarische activiteiten worden uitgeoefend. Verder is niet in geschil dat de caravanstalling de bestaande, legale hoofdactiviteit is op het perceel van [appellante sub 2]. De raad heeft daarom ten onrechte de eis van ondergeschiktheid gesteld aan de caravanstalling van [appellante sub 2].

3.    De conclusie is dat de betogen van LLTB, [appellante sub 2], [appellante sub 3], [appellante sub 4], [appellante sub 6], [appellante sub 8], [appellante sub 9], [appellante sub 10] en [appellante sub 11] slagen, zodat hun beroepen gegrond zijn. De Afdeling zal hierna onder 11 en 12 beschrijven welke gevolgen dit heeft voor het plan, in het bijzonder de planregeling voor het perceel van [appellante sub 2] aan de [locatie 1] te Heythuysen.

Het beroep van [appellante sub 3] voor het overige

4.    [appellante sub 3] exploiteert op het perceel [locatie 2] te Heythuysen een co-vergistingsinstallatie met warmtekrachtkoppeling. Deze produceert biogas, elektriciteit en warmte. Aan het perceel zijn in het plan de bestemming "Agrarisch met waarden - 1" en de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - co-vergisting" toegekend.

[appellante sub 3] betoogt dat de omschrijving van co-vergisting in artikel 1, lid 1.48, van de planregels rechtsonzeker is, omdat deze op verschillende wijzen kan worden uitgelegd. De Afdeling heeft bij haar uitspraak van 20 december 2017 de omschrijving zelf voorziend aangepast. Daarbij overwoog de Afdeling dat tussen partijen als gevolg van deze aanpassing niet langer in geschil was, dat ook de door [appellante sub 3] gewenste uitbreiding van de haar vergunde activiteiten onder de omschrijving valt. De raad stelt zich nu echter op het standpunt dat dit niet het geval is.

4.1.    De raad stelt zich op het standpunt dat de door [appellante sub 3] gewenste uitbreiding niet binnen de omschrijving van co-vergisting valt. Volgens de raad heeft hij ook nooit de bedoeling gehad de door de [appellante sub 3] gewenste uitbreiding in de omschrijving te verwerken. De raad heeft daarom besloten geen verklaring van geen bedenkingen te verlenen voor een omgevingsvergunning voor de uitbreiding van de co-vergistingsinstallatie van [appellante sub 3]. Het college van burgemeester en wethouders heeft vervolgens geweigerd de door [appellante sub 3] aangevraagde omgevingsvergunning te verlenen. Daartegen is beroep ingesteld door [appellante sub 3].

4.2.    In artikel 1, lid 1.48, van de planregels is co-vergisting als volgt omschreven: "het gelijktijdig vergisten van verschillende biomassastromen in een vergistingsinstallatie tot eindproducten krachtens de Meststoffenwet, waarbij biogas, elektriciteit en warmte als bron voor duurzame energie wordt geproduceerd. Het bewerkingsprocedé bestaat uit het vergisten van tenminste 50% dierlijke mest aangevuld met eigen of van derden afkomstige co-substraten (organische materialen zoals maïs, gras, glycerine, restproducten uit de voedingsmiddelenindustrie)."

4.3.    De Afdeling stelt vast dat dit betoog zich niet tegen het plan richt. In het plan wordt de omschrijving van het begrip co-vergisting immers niet gewijzigd. Dit betoog richt zich tegen de definitie van dat begrip zoals dat bij uitspraak van 20 december 2017 is aangepast. De Afdeling heeft daartoe onder 35 van die uitspraak overwogen dat gebleken is dat zowel [appellante sub 3] als de raad kon instemmen met die aangepaste definitie en dat als gevolg van die aanpassing tussen partijen niet langer in geschil is dat ook de door [appellante sub 3] gewenste uitbreiding van de haar vergunde activiteiten binnen de definitie van co-vergisting valt. De uitspraak van 20 december 2017 is onherroepelijk en bindend voor zowel [appellante sub 3] als de raad en kan dus in deze procedure niet ter discussie worden gesteld. Dit betoog moet daarom buiten beschouwing blijven.

Het betoog slaagt niet.

Het beroep van [appellante sub 5]

5.    [appellante sub 5] exploiteert een intensieve veehouderij (varkenshouderij) op het perceel [locatie 3] in Heibloem.

6.    [appellante sub 5] betoogt dat haar perceel ten onrechte welhaast volledig buiten het plan is gelaten. Zij heeft al geruime tijd plannen om haar bedrijf op het perceel uit te breiden tot een omvang van 3,6 ha. Op de zitting in de procedure over het bestemmingsplan "Buitengebied Leudal" had de raad verklaard dat hij geen ruimtelijke bezwaren heeft tegen een bouwvlak op het perceel van [appellante sub 5] dat groter is dan 2,5 ha. Het perceel is vervolgens buiten het "Reparatie- en veegbestemmingsplan Leudal 2016" gelaten. De reden daarvoor was dat [appellante sub 5] op verzoek van het gemeentebestuur op 6 maart 2016 een nadere onderbouwing had ingediend over luchtwassers. Die nadere onderbouwing was volgens de raad te laat ingediend om mee te kunnen nemen bij de besluitvorming over het "Reparatie- en veegbestemmingsplan Leudal 2016". [appellante sub 5] was het daar niet mee eens en heeft daarover in haar beroepschrift tegen dat plan een beroepsgrond aangevoerd. Zij heeft deze beroepsgrond echter daags voor de zitting bij de Afdeling ingetrokken, omdat de raad bij besluit van 26 september 2017 het bestemmingsplan "Vergroting bouwvlak [locatie 3]" heeft vastgesteld. Dat plan is nog niet bekendgemaakt. In dat plan wordt de door haar gewenste uitbreiding voor het grootste deel toegestaan, met uitzondering van het mengen van voer. De ruimtelijke aanvaardbaarheid van die activiteit was volgens de raad onvoldoende onderbouwd. [appellante sub 5] werd wel in de gelegenheid gesteld om die onderbouwing alsnog te leveren. Zij stelt dat zij die nadere onderbouwing heeft geleverd, maar volgens haar stelt het gemeentebestuur steeds nieuwe vragen. Volgens [appellante sub 5] had de raad op zijn minst het gedeelte van de uitbreiding waarmee de raad heeft ingestemd, in het plan moeten opnemen.

[appellante sub 5] stelt verder dat een klein gedeelte van haar bedrijf wel is meegenomen in het plan. Dat is volgens haar onwenselijk, omdat daardoor voor haar bedrijf twee verschillende bestemmingsplannen gelden.

6.1.    De Afdeling overweegt dat de raad beleidsruimte toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze ruimte strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

De Afdeling is van oordeel dat tussen gronden van [appellante sub 5] die in het plan zijn opgenomen en gronden van haar die niet in het plan zijn opgenomen geen zodanige ruimtelijke samenhang bestaat dat de raad voor een andere planbegrenzing had moeten kiezen. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat op de zitting is vastgesteld dat alle bedrijfsgebouwen van [appellante sub 5] buiten het plan zijn gelaten. Slechts een klein gedeelte van de verharding op het bedrijfsperceel van [appellante sub 5] is opgenomen in het plan. Het is echter niet gebleken dat dit bezwaarlijk is voor het bedrijf van [appellante sub 5].

De Afdeling overweegt verder dat in deze procedure niet aan de orde is of de raad ten onrechte het mengen van voer niet wil toestaan op de gronden van [appellante sub 5] die buiten het plan zijn gelaten.

Het betoog slaagt niet.

7.    Het beroep van [appellante sub 5] is ongegrond.

Het beroep van [appellant sub 7]

8.    [appellant sub 7] exploiteert een melkveehouderij op het perceel [locatie 4] te Neer.

8.1.    [appellant sub 7] betoogt dat bij de omschrijving van bestaande stikstofemissie in artikel 1, lid 1.31, van de planregels ten onrechte geen rekening is gehouden met een vergunning die aan hem is verleend op grond van de Wet natuurbescherming (hierna: Wnb). In de omschrijving is alleen rekening gehouden met Wnb-vergunningen die ten tijde van de vaststelling van het plan onherroepelijk waren, terwijl zijn Wnb-vergunning, op 5 juli 2018, vlak na de vaststelling van het plan onherroepelijk is geworden.

8.2.    In artikel 1, lid 1.31, onder c, van de planregels is bestaande stikstofemissie als volgt omschreven: "De stikstofemissie ten gevolge van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee in de omvang zoals op het tijdstip van vaststelling van dit bestemmingsplan is toegestaan overeenkomstig:

- een onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 2.7, tweede lid van de Wet natuurbescherming en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de Bijlage 13 bij deze regels; dan wel,

- een onherroepelijke omgevingsvergunning die is verleend met toepassing van hoofdstuk IX, titel 2 van de Natuurbeschermingswet 1998 respectievelijk artikel 6.10a van het Besluit omgevingsrecht en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regels.

- indien geen sprake is van een onherroepelijke vergunning als hiervoor bedoeld, is de bestaande stikstofemissie de stikstofemissie ten gevolge van het gebruik van gebouwen en overkappingen ten behoeve van het houden van vee in de omvang zoals feitelijk aanwezig en planologisch legaal in de periode van 1 jaar voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan, gebaseerd op de gegevens zoals opgenomen in de fiscale jaarrekening en rekening houdend met de op dat tijdstip feitelijk aanwezige stalsystemen en voorzieningen ter beperking van de stikstofemissie."

8.3.    De onder 8.2 geciteerde omschrijving van het begrip bestaande stikstofemissie is opgenomen naar aanleiding van de uitspraak van de Afdeling van 20 december 2017. De Afdeling heeft onder 4.4 van die uitspraak overwogen dat de raad een planregeling voor veehouderijen heeft beoogd die niet (of niet opnieuw) passend beoordeeld behoeft te worden ingevolge artikel 19j van de Nbw 1998 (thans: artikel 2.8 van de Wnb). Eén van de voorwaarden daarvoor is dat wordt aangesloten bij de situatie die voortvloeit uit een Nbw-vergunning of Wnb-vergunning die ten tijde van het vaststellen van het plan onherroepelijk was en waaraan een passende beoordeling ten grondslag heeft gelegen en die in het plan een één op één inpassing heeft gekregen. De planregeling voldeed niet aan deze voorwaarde, omdat voor het peilmoment was aangeknoopt bij het moment van de inwerkingtreding van het plan in plaats van het tijdstip van vaststelling van het plan. De raad heeft de planregeling daarom gewijzigd door voor het peilmoment aan te knopen bij het tijdstip van vaststelling van het plan. Als de raad bij de omschrijving van het begrip bestaande stikstofemissie rekening had gehouden met de Wnb-vergunning van [appellant sub 7], zou alsnog een passende beoordeling moeten worden verricht. In dat geval zou de raad immers niet langer een beroep kunnen doen op de uitzondering als bedoeld in artikel 2.8, tweede lid, van de Wnb. De raad hoefde daarom geen rekening te houden met deze Wnb-vergunning.

Het betoog slaagt niet.

9.    [appellant sub 7] betoogt verder dat bij de beoordeling of sprake is van een feitelijk aanwezig en planologisch legale stikstofemissie in de periode van één jaar voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan wordt uitgegaan van de gegevens zoals opgenomen in de fiscale jaarrekening. Volgens [appellant sub 7] geeft de fiscale jaarrekening alleen informatie over de omvang van de veestapel aan het einde van het boekjaar, terwijl het de bedoeling van de raad was om uit te gaan van de gemiddelde feitelijke situatie. Dat voorkomt namelijk dat ondernemers worden gedupeerd als zij tijdelijk een kleinere veestapel hebben.

9.1.    De Afdeling overweegt dat de raad heeft toegelicht dat in de fiscale jaarrekening alle uitgaven in een jaar worden geregistreerd, zodat daaruit precies kan worden herleid hoeveel dieren in het bedrijf aanwezig waren en kan worden bepaald wat de gemiddelde feitelijke situatie is.

[appellant sub 7] heeft niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is.

Het betoog slaagt niet.

10.    Het beroep van [appellant sub 7] is ongegrond.

Vernietiging, zelf in de zaak voorzien en opdracht

11.    Het plan moet worden vernietigd vanwege strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht voor zover in de planregels voor de bestemmingen "Agrarisch", "Agrarisch met waarden - 1", "Agrarisch met waarden - 2", "Agrarisch met waarden - 3" en "Agrarisch met waarden - 4" de eis van ondergeschiktheid is gesteld aan de activiteiten die opgesomd staan onder 2, plattelandswoning en de caravanstalling van [appellante sub 2] op het perceel [locatie 1] te Heythuysen.

12.    De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht op de hierna te melden wijze zelf in de zaak te voorzien en te bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het bestreden besluit voor zover dit is vernietigd. Niet aannemelijk is dat derde-belanghebbenden daardoor in hun belangen zouden kunnen worden geschaad.

Dit betekent voor het perceel van [appellante sub 2] aan de [locatie 1] te Heythuysen dat uit het nieuwe artikel 5, lid 5.1.1, onder g, volgt dat in de gebouwen op dat perceel een caravanstalling is toegestaan zonder dat aan de eis van ondergeschiktheid moet worden voldaan. Dit geldt niet voor andere caravanstallingen binnen de agrarische bestemming "Agrarisch met waarden - 2", omdat uit het nieuwe lid 5.1.1, onder o, volgt dat voor caravanstallingen in gebouwen de eis van ondergeschiktheid geldt met uitzondering van het perceel [locatie 1] te Heythuysen.

13.    Uit een oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, zal de Afdeling de raad opdragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

Proceskosten

14.    Ten aanzien van LLTB, [appellante sub 2], [appellante sub 3], [appellante sub 4], [appellante sub 6], [appellante sub 8], [appellante sub 9], [appellante sub 10] en [appellante sub 11] dient de raad op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Hierbij is in aanmerking genomen dat de beroepen van LLTB, [appellante sub 3], [appellante sub 4], [appellante sub 6], [appellante sub 8]., [appellante sub 9], [appellante sub 10] en [appellante sub 11] als samenhangende zaken als bedoeld in artikel 3 van het Besluit proceskosten bestuursrecht moeten worden beschouwd.

Ten aanzien van [appellante sub 5] en [appellant sub 7] bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart de beroepen van de volgende appellanten gegrond:

- Limburgse Land- en Tuinbouw Bond-Belangenbehartiging;

- [appellante sub 2];

- [appellante sub 3];

- [appellante sub 4];

- [appellante sub 6];

- [appellante sub 8];

- [appellante sub 9];

- [appellante sub 10].;

- [appellante sub 11];

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Leudal van 3 juli 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Reparatie- en veegbestemmingsplan Buitengebied Leudal 2016", voor zover in de planregels voor de bestemmingen "Agrarisch", "Agrarisch met waarden - 1", "Agrarisch met waarden - 2", "Agrarisch met waarden - 3" en "Agrarisch met waarden - 4" de eis van ondergeschiktheid is gesteld aan de volgende activiteiten:

- glastuinbouw;

- intensieve veehouderij;

- extensieve veehouderij;

- intensieve graasdierveehouderij;

- broederij;

- teelt van aardbeien op stellingen;

- containerveld;

- permanente en tijdelijke teeltondersteunede voorzieningen;

- pluimveeservicebedrijf;

- wonen uitsluitend ter plaatse van de toegestane bedrijfswoning al dan niet in combinatie met een niet volwaardig agrarisch bedrijf;

- co-vergisting;

- mestvergistingsinstallatie;

- boomkwekerij;

- agrarisch hulp- en nevenbedrijf;

- melkverwerking

- plattelandswoning;

- de caravanstalling van [appellante sub 2] op het perceel [locatie 1] te Heythuysen;

III.    bepaalt dat artikel 3, lid 3.1.1, onder a tot en met ad, artikel 4, lid 4.1.1, onder a tot en met x, artikel 5, lid 5.1.1, artikel 6, lid 6.1.1, onder a tot en met o en artikel 7, lid 7.1.1, onder a tot en met p, van de planregels komen te luiden zoals deze zijn opgenomen in de bij deze uitspraak behorende bijlage;

IV.    bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;

V.    draagt de raad van de gemeente Leudal op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat onderdeel III. van deze beslissing wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

VI.    verklaart de beroepen van [appellante sub 5] en  [appellant sub 7] ongegrond;

VII.    veroordeelt de raad van de gemeente Leudal tot vergoeding  vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten ten aanzien van:

- Limburgse Land- en Tuinbouw Bond-Belangenbehartiging tot een bedrag van € 192,00 (zegge: honderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellante sub 2] tot een bedrag van € 1.216,20 (zegge: twaalfhonderdzestien euro en twintig cent), waarvan € 1.024,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellante sub 3] tot een bedrag van € 222,80 (zegge: tweehonderdtweeëntwintig euro en tachtig cent), waarvan € 192,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellante sub 4] tot een bedrag van € 222,80 (zegge: tweehonderdtweeëntwintig euro en tachtig cent), waarvan € 192,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellante sub 6] tot een bedrag van € 192,00 (zegge: honderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellante sub 8] tot een bedrag van € 192,00 (zegge: honderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellante sub 9] tot een bedrag van € 192,00 (zegge: honderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellante sub 10] tot een bedrag van € 192,00 (zegge: honderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellante sub 11] tot een bedrag van € 192,00 (zegge: honderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VIII.    gelast dat de raad van de gemeente Leudal aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van de beroepen betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor Limburgse Land- en Tuinbouw Bond-Belangenbehartiging;

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellante sub 2];

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellante sub 3];

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellante sub 4];

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellante sub 6];

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellante sub 8];

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellante sub 9];

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellante sub 10];

- € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) voor [appellante sub 11].

Aldus vastgesteld door mr. E.A. Minderhoud, voorzitter, en mr. D.A.C. Slump en mr. A. ten Veen, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

w.g. Minderhoud    w.g. Van Driel Kluit
voorzitter    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 september 2019

703.

BIJLAGE BEHORENDE BIJ ONDERDEEL III. VAN DE BESLISSING

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

3.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering;

b. agrarisch grondgebruik;

c. de uitoefening van aan intensieve veehouderij gekoppelde bedrijfsactiviteiten met uitzondering van stalruimte;

d. de uitoefening van extensieve veehouderij ten aanzien van kraamstallen;

e. extensief recreatief medegebruik;

f. een bed & breakfast in de bedrijfswoning voor maximaal 2 slaapplaatsen;

g. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens voor een glastuinbouwbedrijf';

h. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens voor stalruimte voor het huisvesten van dieren ten behoeve van de uitoefening van intensieve veehouderij;

i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - broederij' tevens voor een broederij;

j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld' tevens voor een containerveld;

k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierveehouderij' tevens voor een intensieve graasdierveehouderij;

l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen' tevens voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;

m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' tevens voor wonen in één of meerdere plattelandswoningen;

n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - pluimveeservicebedrijf' tevens voor een bedrijf ten behoeve van het enten, kappen en transport van pluimvee;

o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' tevens voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - voormalig agrarisch bedrijf' tevens voor wonen uitsluitend ter plaatse van de toegestane bedrijfswoning al dan niet in combinatie met een niet volwaardig agrarisch bedrijf;

met dien verstande dat onderstaande nevenactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding  'bouwvlak', uitsluitend zijn toegestaan ondergeschikt aan de planologisch toegestane bedrijfsvoering ter plaatse:

q. ter plaatse van de aanduiding 'kampeerterrein' tevens voor een kampeerterrein;

r. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens voor opslag;

s. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerterrein;

t. ter plaatse van de aanduiding 'recreatiewoning' tevens voor een recreatiewoning;

u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - dierengezondheidscentrum en hondenschool' tevens voor een dierengezondheidscentrum en een hondenschool;

v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - farmaceutisch bedrijf' tevens voor een farmaceutisch bedrijf;

w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - handel en bewerking stalinstallaties' tevens voor een bedrijf dat zich richt op de handel en bewerking van stalinstallaties/-inrichtingen;

x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het in artikel 3.5.7 bedoelde inpassingsplan;

y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - logiesgebouw' tevens voor een logiesgebouw;

z. ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch - paardenbak’ uitsluitend voor een paardenbak;

aa. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - specifieke spuitmethode' tevens voor een spuitmethode waarbij gebruik gemaakt wordt van een dwarsstroomspuit met venturidoppen met een 90% driftreductie of vergelijkbare  technieken;

ab. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - standplaats' tevens voor het innemen van een tijdelijke verkoopstandplaats voor de verkoop van zelfgemaakte, - bewerkte, - gekweekte, en/of - geteelde agrarische producten;

ac. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - stapmolen' uitsluitend voor (overdekte) stapmolens;

ad. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - tentoonstellingsruimte' tevens voor een tentoonstellingsruimte;

[…]

Artikel 4 Agrarisch met waarden - 1

4.1 Bestemmingsomschrijving

4.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering;

b. agrarisch grondgebruik;

c. de uitoefening van aan intensieve veehouderij gekoppelde bedrijfsactiviteiten met uitzondering van stalruimte;

d. de uitoefening van extensieve veehouderij ten aanzien van kraamstallen;

e. extensief recreatief medegebruik;

f. een bed & breakfast in de bedrijfswoning voor maximaal 2 slaapplaatsen;

g. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens voor stalruimte voor het huisvesten van dieren ten behoeve van de uitoefening van intensieve veehouderij;

h. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens voor een glastuinbouwbedrijf';

i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - aardbeienstellingen' tevens voor de teelt van aardbeien op stellingen;

j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld' tevens voor een containerveld;

k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - co- vergisting' tevens voor co-vergisting;

l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - extensieve veehouderij' tevens voor een extensieve veehouderij;

m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierveehouderij' tevens voor een graasdierveehouderij;

n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestvergistingsinstallatie' tevens voor een mestvergistingsinstallatie;

o. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - permanente teeltondersteunende voorzieningen' tevens voor permanente teeltondersteunende voorzieningen;

p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - plattelandswoning' tevens voor wonen in één of meerdere plattelandswoningen;

q. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunende voorzieningen' tevens voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

r. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - melkverwerking' tevens voor melkverwerking;

met dien verstande dat onderstaande nevenactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding  'bouwvlak', uitsluitend zijn toegestaan ondergeschikt aan de planologisch toegestane  bedrijfsvoering ter plaatse:

s. ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel' tevens voor detailhandel;

t. ter plaatse van de aanduiding 'horeca tot en met categorie 3' tevens voor horeca tot maximaal categorie 3;

u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het in artikel 4.5.5 bedoelde inpassingsplan;

v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' tevens  voor een paardenbak;

w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - werktuigenberging' uitsluitend een werktuigenberging;

x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - beugelbaan' tevens voor een beugelbaan met ondergeschikte horeca;

[…]

Artikel 5 Agrarisch met waarden - 2

5.1 Bestemmingsomschrijving

5.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden - 2' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering;

b. agrarisch grondgebruik;

c. de uitoefening van aan intensieve veehouderij gekoppelde bedrijfsactiviteiten met uitzondering van stalruimte;

d. de uitoefening van extensieve veehouderij ten aanzien van kraamstallen;

e. extensief recreatief medegebruik;

f. een bed & breakfast in de bedrijfswoning voor maximaal 2 slaapplaatsen;

g. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' tevens voor een caravanstalling in gebouwen ter plaatse van het perceel [locatie 1] te Heythuysen;

h. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens voor een glastuinbouwbedrijf;

i. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens voor stalruimte voor het huisvesten van dieren ten behoeve van de uitoefening van intensieve veehouderij;

j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld' tevens voor een containerveld;

k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - extensieve veehouderij' tevens voor een extensieve veehouderij;

l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierveehouderij' tevens voor een graasdierveehouderij;

m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - teeltondersteunede voorzieningen' tevens voor tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen;

n. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - agrarisch hulp- en nevenbedrijf' tevens voor een agrarisch hulp- en nevenbedrijf;

met dien verstande dat onderstaande nevenactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding  'bouwvlak', uitsluitend zijn toegestaan ondergeschikt aan de planologisch toegestane bedrijfsvoering ter plaatse:

o. ter plaatse van de aanduiding 'caravanstalling' tevens voor een caravanstalling in gebouwen met uitzondering van het perceel [locatie 1] te Heythuysen;

p. ter plaatse van de aanduiding 'groen' uitsluitend voor groenvoorzieningen;

q. ter plaatse van de aanduiding 'horeca van categorie - 1' tevens voor horeca van categorie 1;

r. ter plaatse van de aanduiding 'manege' tevens voor een manege;

s. ter plaatse van de aanduiding 'opslag' tevens voor opslag;

t. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerterrein;

u. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het in artikel 5.5.4 bedoelde inpassingsplan;

v. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenbak' uitsluitend voor een paardenbak;

w. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - stapmolen' uitsluitend voor (overdekte) stapmolens;

x. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - poeliersbedrijf' tevens voor een poeliersbedrijf;

y. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - crisisopvang' tevens voor crisisopvang;

z. ter plaatse van de aanduiding 'manege' tevens voor een manege;

aa. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - groepsaccommodatie' tevens voor een groepsaccommodatie;

ab. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - minicamping' tevens voor een minicamping;

ac. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van recreatie - trekkershutten' uitsluitend voor trekkershutten;

ad. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterbassin' tevens voor een waterbassin;

ae. ter plaatse van de aanduiding 'zorgboerderij' tevens voor een zorgboerderij;

af. behoud en versterking van de aanwezige landschappelijke waarden, bestaande uit beplanting langs (hoofd)wegen, beplanting beekzone en het kleinschalige karakter;

met de daarbij behorende:

ag. bedrijfswoning;

ah. uitoefening van bedrijf aan huis, zoals vermeld in categorie 1 van de Lijst van Bedrijfsactiviteiten (Bijlage 1 Lijst van bedrijfsactiviteiten bij de regels), of beroep aan huis, overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 .5.2;

ai. tuinen en erven, uitsluitend binnen het bouwvlak;

aj. parkeervoorzieningen, toegangswegen, inritten en overige terreinverhardingen binnen het bouwvlak;

ak. groenvoorzieningen;

al. landschappelijke inpassing binnen het bouwvlak;

am. voorzieningen van algemeen nut;

an. waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;

ao. (ondergrondse) waterberging- en infiltratievoorzieningen binnen het bouwvlak.

Voor zover de gronden tevens zijn gelegen binnen de diverse (dubbel)bestemmingen en aanduidingen, zijn mede de desbetreffende regels van toepassing, met inachtneming van de voorrangsregels uit artikel 55.1

Artikel 6 Agrarisch met waarden - 3

6.1 Bestemmingsomschrijving

6.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden - 3' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering;

b. agrarisch grondgebruik;

c. de uitoefening van aan intensieve veehouderij gekoppelde bedrijfsactiviteiten met uitzondering van stalruimte;

d. de uitoefening van extensieve veehouderij ten aanzien van kraamstallen;

e. extensief recreatief medegebruik;

f. een bed & breakfast in de bedrijfswoning voor maximaal 2 slaapplaatsen;

g. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens voor stalruimte voor het huisvesten van dierenten behoeve van de uitoefening van intensieve veehouderij;

met dien verstande dat onderstaande nevenactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding  'bouwvlak', uitsluitend zijn toegestaan ondergeschikt aan de planologisch toegestane  bedrijfsvoering ter plaatse:

h. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor parkeervoorzieningen;

i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - landschappelijke inpassing' voor landschappelijke inpassing, met dien verstande dat de landschappelijke inpassing plaatsvindt overeenkomstig het in artikel 6.5.3 bedoelde inpassingsplan;

j. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van waarden - dassenburcht' uitsluitend voor een dassenburcht;

k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van detailhandel - boerderijwinkel' tevens voor detailhandel in streekproducten in de vorm van een boerderijwinkel;

l. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - boerderijterras' tevens voor een boerderijterras;

m. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van water - waterbassin' tevens voor een waterbassin;

n. ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' tevens voor recreatief nachtverblijf;

o. behoud en versterking van de aanwezige landschappelijke waarden, bestaande uit openheid van de uiterwaarden van de Maas ten oosten van de Napoleonsweg en het landschappelijk mozaïek patroon ten westen van de Napoleonsweg;

[…]

Artikel 7 Agrarisch met waarden - 4

7.1 Bestemmingsomschrijving

7.1.1 Algemeen

De voor 'Agrarisch met waarden - 4' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

a. de uitoefening van een grondgebonden agrarisch bedrijf met een agrarische bedrijfsvoering;

b. agrarisch grondgebruik;

c. de uitoefening van aan intensieve veehouderij gekoppelde bedrijfsactiviteiten met uitzondering van stalruimte;

d. de uitoefening van extensieve veehouderij ten aanzien van kraamstallen;

e. extensief recreatief medegebruik;

f. een bed & breakfast in de bedrijfswoning voor maximaal 2 slaapplaatsen;

g. ter plaatse van de aanduiding 'bomenteelt' tevens voor een boomkwekerij;

h. ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' tevens voor een glastuinbouwbedrijf';

i. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - containerveld' tevens voor een containerveld;

j. ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' tevens voor stalruimte voor het huisvesten van dieren ten behoeve van de uitoefening van intensieve veehouderij;

k. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - intensieve graasdierveehouderij' tevens voor een intensieve graasdierveehouderij;

met dien verstande dat onderstaande nevenactiviteiten, ter plaatse van de aanduiding  'bouwvlak', uitsluitend zijn toegestaan ondergeschikt aan de planologisch toegestane bedrijfsvoering ter plaatse:

l. ter plaatse van de aanduiding 'gemengd' tevens voor dagrecreatieve voorzieningen in combinatie met ondergeschikte horeca, woonvoorzieningen en vakantieappartementen;

m. ter plaatse van de aanduiding 'groen' uitsluitend voor groenvoorzieningen;

n. ter plaatse van de aanduiding 'manege' tevens voor een manege;

o. ter plaatse van de aanduiding 'parkeerterrein' tevens voor een parkeerterrein;

p. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - aan agrarisch gelieerde dagrecreatieve activiteiten' tevens voor aan agrarisch gelieerde dagrecreatieve activiteiten;

[…]