Uitspraak 201806657/1/R3


Volledige tekst

201806657/1/R3.
Datum uitspraak: 7 augustus 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb)) in het geding tussen:

[appellant], wonend te Nij Beets, gemeente Opsterland,

en

het college van burgemeester en wethouders van Opsterland,

verweerder.

Openbare zitting gehouden op 7 augustus 2019 om 14.00 uur.

Tegenwoordig:

Staatsraad mr. E.A. Minderhoud    voorzitter

griffier: mr. A.J. Kuipers

Verschenen:

[appellant], vertegenwoordigd door [gemachtigde];

het college, vertegenwoordigd door mr. P. Stevens, vergezeld door J. Hartog.

Het beroep richt zich tegen het besluit van het college van 30 januari 2018, waarbij de aanvraag van [appellant] om een bestemmingsplan vast te stellen voor het perceel [locatie] te Nij Beets is afgewezen.

De Afdeling:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Opsterland van 30 januari 2018;

III.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Opsterland tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 58,50 (zegge: achtenvijftig euro en vijftig cent);

IV.    gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Opsterland aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 170,00 (zegge: honderdzeventig euro) voor de behandeling van het beroep vergoedt.

Daartoe overweegt zij het volgende.

1.    Artikel 3.9 van de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro) luidt:

"1. Artikel 3.8 is niet van toepassing op de afwijzing van een aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen.

2. Tot een afwijzing als bedoeld in het eerste lid besluit de gemeenteraad zo spoedig mogelijk doch in elk geval binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.  besluit de raad zo spoedig mogelijk, doch in elk geval binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag, tot een afwijzing van een aanvraag om een bestemmingsplan vast te stellen."

2.    De Afdeling overweegt dat [appellant] op 4 december 2017 bij het college een aanvraag heeft ingediend om de bestemming van het perceel [locatie] te wijzigen van "Recreatie - Recreatiewoning" naar "Natuur". Bij besluit van 30 januari 2018 heeft het college de aanvraag tot het vaststellen van een bestemmingsplan voor het perceel afgewezen.

3.    Gelet op artikel 3.9, tweede lid, van de Wro is de raad bevoegd tot behandeling van een aanvraag om een bestemmingsplan te herzien. De Afdeling stelt vast dat het college derhalve niet bevoegd was tot het nemen van het besluit. Gelet op het voorgaande is het besluit onbevoegd genomen en in strijd met artikel 3.9, tweede lid, van de Wro.

4.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd.

5.    De raad dient op voormelde wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

w.g. Minderhoud    w.g. Kuipers
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

271-926.