Uitspraak 201807174/1/R1


Volledige tekst

201807174/1/R1.
Datum uitspraak: 31 juli 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Haven Stein B.V., gevestigd te Hoensbroek, gemeente Heerlen,

appellante,

en

de raad van de gemeente Stein,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 21 juni 2018 heeft de raad het bestemmingsplan "Havenstraat 34-36" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft Haven Stein B.V. beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 28 juni 2019, waar Haven Stein B.V., vertegenwoordigd door mr. H.H.B. Lamers, advocaat te Maastricht, en [gemachtigde], en de raad, vertegenwoordigd door drs. L.W.M. van Melick en L.M.M. van den Akker, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1.    Het plan voorziet in een actueel juridisch-planologisch kader voor de gebouwen gelegen aan de Havenstraat 34-36 in Stein. De gebouwen bestaan uit zeven woningen, een bedrijf en een duikcentrum. De gebouwen hadden onder het voorheen geldende plan de bestemming "Bedrijventerrein". Met het plan krijgen de woningen de bestemming "Wonen".

2.    Haven Stein B.V. exploiteert in de directe omgeving van de woningen aan de Havenstraat 34-36 een havenbedrijf. Zij vreest in haar huidige en toekomstige bedrijfsvoering te worden beperkt door het plan, omdat door de wijziging van de bestemming van de woningen aan die woningen meer bescherming tegen milieugevolgen toekomt.

Toetsingskader

3.    Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. De Afdeling stelt niet zelf vast of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening, maar beoordeelt aan de hand van die gronden of de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening.

Wet geluidhinder

4.    Haven Stein B.V. voert aan dat het plan is vastgesteld in strijd met de Wet geluidhinder (hierna: Wgh), omdat het besluit tot vaststelling van hogere waarden is genomen nadat het plan is vastgesteld.

4.1.    Artikel 44 van de Wgh luidt:

"De ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting vanwege het betrokken industrieterrein, van de gevel van woningen binnen een krachtens artikel 40 vast te stellen zone is, behoudens artikel 45, 50 dB(A)."

Artikel 45, eerste lid, luidt:

"Voor de ter plaatse ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting, bedoeld in artikel 44, kan een hogere dan de in dat artikel genoemde waarde worden vastgesteld, met dien verstande dat deze waarde voor geprojecteerde woningen 55 dB(A) en voor aanwezige of in aanbouw zijnde woningen 60 dB(A) niet te boven mag gaan."

Artikel 48 luidt:

"1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan als bedoeld in artikel 3.6, eerste lid, onder a of b, van de Wet ruimtelijke ordening dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die krachtens die vaststelling gaan of blijven behoren tot een zone, worden ter zake van de geluidsbelasting, vanwege het industrieterrein, van de gevel van woningen, van andere geluidsgevoelige gebouwen en aan de grens van geluidsgevoelige terreinen binnen de zone de waarden in acht genomen, die ingevolge artikel 44, onderscheidenlijk 47, eerste lid, als de ten hoogste toelaatbare worden aangemerkt.

2. In afwijking van het eerste lid worden bij de vaststelling van een bestemmingsplan of van een wijzigings- of uitwerkingsplan als in dat lid bedoeld hogere waarden in acht genomen, voor zover:

a. eerder bij of krachtens artikel 45, 46, 47, tweede lid, de Experimentenwet Stad en Milieu of de Interimwet stad-en-milieubenadering voor de vaststelling van het bestemmingsplan of het wijzigings- of uitwerkingsplan zodanige waarden zijn vastgesteld;

b. zodanige waarden noodzakelijk zijn als gevolg van een vaststelling van het plan in afwijking van het ontwerp, zoals dit ter inzage heeft gelegen, welke waarden door gedeputeerde staten redelijkerwijs met toepassing van de artikelen 45, 46 of 47, tweede lid, zullen worden vastgesteld.

[…]"

4.2.    Binnen het plangebied zijn zeven woningen aanwezig in de nabijheid van het door Haven Stein B.V. geëxploiteerde bedrijf. Met het plan krijgen de woningen de bestemming "Wonen". Voorafgaand aan de planvaststelling is op verzoek van respectievelijk de gemeente Stein en de Regionale Uitvoeringsdienst Limburg onderzoek verricht. De resultaten van daarvan zijn neergelegd in de aan het plan ten grondslag gelegde rapporten "Akoestisch onderzoek Gevelwering woningen Havenstraat 34 en 36 te Stein", opgesteld door Bureau Geluid op 12 november 2015 en "Onderzoek naar de milieu-hygiënische belemmeringen ten behoeve van de gewenste bestemmingswijziging van de woning Havenstraat 34-36 te Stein", opgesteld door WINDMILL op 21 november 2017 (hierna: het milieuonderzoek).

4.3.    Waar het betreft de geluidbelasting volgt uit het milieuonderzoek dat het gevolg van de herbestemming is dat de woningen, die voorheen onderdeel uitmaakten van een als zodanig ook bestemd gezoneerd industrieterrein, komen te liggen in de zone van dat terrein. Binnen de zone geldt de in artikel 44 van de Wgh gestelde voorkeurswaarde van 50 dB(A). Verder volgt uit het milieuonderzoek dat het berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau van het geluid van Haven Stein B.V. (in het milieuonderzoek genoemd: "L’Ortye") ter plaatse van de woningen aan de Havenstraat 34-36 ten hoogste 56 dB(A) in de dag, 46 dB(A) in de avond en 40 dB(A) in de nacht bedraagt. Daarmee wordt niet voldaan aan de in artikel 44 van de Wgh gestelde voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Een hogere geluidbelasting dan de in de Wgh gestelde voorkeursgrenswaarde kan worden toegestaan door de vaststelling van een hogere waarde als bedoeld in artikel 45, eerste lid, van de Wgh. Vast staat dat een dergelijk besluit voor de woningen aan de Havenstraat 34-36 ontbrak toen het plan werd vastgesteld. Volgens de raad is nadien op 2 augustus 2018 wel een besluit tot vaststelling van hogere waarden genomen, maar dat besluit -  zo heeft de raad ter zitting ook aangegeven - is echter nooit bekend gemaakt, zodat het nimmer in werking is getreden. Van een van de uitzonderingsgevallen als genoemd in artikel 48, tweede lid, van de Wgh is bovendien geen sprake.

Het betoog slaagt.

4.4.    Gelet op het voorgaande en de omstandigheid dat partijen ter zitting hebben aangegeven dat zij doende zijn de totstandkoming van een minnelijke regeling ten deze tussen hen te beproeven behoeft hetgeen Haven Stein B.V. overigens heeft aangevoerd geen bespreking.

Conclusie

5.    Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient wegens strijd met artikel 48 in samenhang met artikel 44 van de Wgh te worden vernietigd.

6.    Uit het oogpunt van rechtszekerheid en gelet op artikel 1.2.3 van het Besluit ruimtelijke ordening, ziet de Afdeling aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl.

7.    De raad dient op hierna te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.    verklaart het beroep gegrond;

II.    vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Stein van 21 juni 2018 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Havenstraat 34-36";

III.    draagt de raad van de gemeente Stein op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor onder II. vermelde onderdeel wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening, www.ruimtelijkeplannen.nl;

IV.    veroordeelt de raad van de gemeente Stein tot vergoeding van bij Haven Stein B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1024,00 (zegge: duizendvierentwintig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.    gelast dat de raad van de gemeente Stein aan Haven Stein B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 338,00 (zegge: driehonderdachtendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Zwemstra, griffier.

w.g. Hoekstra    w.g. Zwemstra
lid van de enkelvoudige kamer    griffier

Uitgesproken in het openbaar op 31 juli 2019

91-927.