Uitspraak 201802794/1/A3


Volledige tekst

201802794/1/A3.
Datum uitspraak: 23 januari 2019

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellante], wonend te Leerdam,

tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 23 februari 2018 in zaak nr. 16/7971 in het geding tussen:

[appellante]

en

de burgemeester van Leerdam.

Procesverloop

Bij besluit van 15 juli 2016 heeft de burgemeester van Leerdam een evenementenvergunning verleend aan Stichting Zomerfestival voor het Zomerfestival 2016.

Bij besluit van 31 oktober 2016 heeft de burgemeester van Leerdam het door [appellante] daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 23 februari 2018 heeft de rechtbank het door [appellante] daartegen ingestelde beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellante] hoger beroep ingesteld.

De burgemeester heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 20 december 2018, waar [appellante], vertegenwoordigd door [gemachtigde], en de burgemeester, vertegenwoordigd door mr. J.J. Derksen en V.G. Soentpiet, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Het evenement waar het in deze zaak om gaat heeft inmiddels op 12 en 13 augustus 2016 plaatsgevonden op het Oranjeplein te Leerdam. [appellante] woont aan het Oranjeplein. Zij is het niet eens met de verleende vergunning en heeft daarom tegen het besluit van 15 juli 2016 bezwaar gemaakt. De burgemeester heeft pas nadat het evenement had plaatsgevonden op haar bezwaar beslist.

Beoordeling van het hoger beroep

2. [appellante] betoogt dat de rechtbank haar beroep tegen het besluit van 31 oktober 2016 ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het ontbreken van procesbelang. Zij stelt dat zij nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep. Zij voert onder meer aan dat het Zomerfestival een jaarlijks terugkerend evenement is en derhalve geen eenmalig karakter heeft. Verder voert zij aan dat de rechtbank ten onrechte het besluit op bezwaar niet heeft getoetst aan de feiten en omstandigheden zoals die zich op dat moment voordeden.

2.1. Het procesbelang is het belang dat [appellante] heeft bij de uitkomst van de procedure, wat zij in concreto met haar beroep wil dan wel kan bereiken. Het betreft niet de vraag óf [appellante] gelijk heeft, het gaat erom of zij een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als zij dat zou hebben. De vraag of er procesbelang is, wordt daarom beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep. Zoals de Afdeling onder meer in haar uitspraak van 27 april 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BQ2666, heeft overwogen, kan geen uitspraak van de bestuursrechter worden gevraagd uitsluitend vanwege de principiële betekenis ervan. Ter beoordeling staat daarom of [appellante] aan de gestelde herhaling van het evenement in de toekomst een procesbelang kan ontlenen. Naar het oordeel van de Afdeling is dit niet het geval. Daartoe is van belang dat vaststaat dat zowel het Zomerfestival 2017 als het Zomerfestival 2018 op een andere locatie dan het Oranjeplein heeft plaatsgevonden. Verder heeft de burgemeester toegelicht dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat het Zomerfestival in 2019 wel op het Oranjeplein zal plaatsvinden. [appellante] heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd die aanleiding geven voor twijfel aan de juistheid van de stelling van de burgemeester. Ook heeft zij niet gesteld schade te hebben geleden als gevolg van het evenement. De rechtbank heeft daarom terecht geen grond gezien voor het oordeel dat [appellante] nog belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van haar beroep.

Het betoog faalt.

Slotsom

3. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

Proceskosten

4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. E. Steendijk, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, griffier.

w.g. Steendijk w.g. Klein
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 januari 2019

176-859.