Uitspraak 200201392/1


Volledige tekst

200201392/1.
Datum uitspraak: 21 augustus 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[appellanten], wonend te [woonplaats]

en

gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 12 juni 2001 heeft de gemeenteraad van Veldhoven, op voorstel van burgemeester en wethouders van 29 mei 2001, vastgesteld het bestemmingsplan "Meerveldhoven en Zeelst, herziening XI (kinderopvang Jaspersstraat 1a)".
Het besluit van de gemeenteraad en het voorstel van burgemeester en wethouders zijn aan deze uitspraak gehecht.

Verweerders hebben bij hun besluit van 18 december 2001, nr. 763188, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Het besluit van verweerders is aangehecht.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 5 maart 2002, bij de Raad van State ingekomen op 8 maart 2002, beroep ingesteld.
Deze brief is aangehecht.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 augustus 2002, waar
verweerders, vertegenwoordigd door C.J.A.M. van der Meijden, ambtenaar der provincie, zijn verschenen. Voorts zijn daar gehoord de raad van de gemeente Veldhoven, vertegenwoordigd door R. Smits, ambtenaar van de gemeente, en de vennootschap onder firma ‘Klokje rond’, vertegenwoordigd door [gemachtigde]. Appellanten zijn met kennisgeving niet verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Het plan beoogt een juridisch-planologisch kader te scheppen voor de vestiging van een verblijf voor de 24-uurs opvang van kinderen in het pand op het perceel aan de Jaspersstraat 1a.

Bij het bestreden besluit hebben verweerders aan het plan goedkeuring verleend.

2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerders de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dienen zij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast hebben verweerders er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.

De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerders de aan hen toekomende beoordelingsmarges hebben overschreden, dan wel dat zij het recht anderszins onjuist hebben toegepast.

2.3. Appellanten kunnen zich niet met het plan verenigen en stellen dat verweerders daaraan ten onrechte goedkeuring hebben verleend. Zij voeren aan dat het aantal kinderopvangplaatsen is uitgebreid van 28 naar 40 nadat verweerders goedkeuring hadden verleend aan het plan. Deze uitbreiding is volgens hen niet in overeenstemming met het door verweerders goedgekeurde plan. De Afdeling gaat ervan uit dat het beroep tot het bovenstaande is beperkt, nu appellanten dat bij de behandeling van hun verzoek om een voorlopige voorziening hebben meegedeeld en dit ter zitting niet is weersproken.

2.3.1. Verweerders hebben geen aanleiding gezien goedkeuring aan het plan te onthouden en betogen dat een kinderopvangvoorziening ter plaatse aanvaardbaar is. Het door hen genoemde aantal van 28 kinderopvangplaatsen is alleen als toelichting bedoeld. In dit verband stellen zij dat het gemeentebestuur toezicht zal houden op het naleven van de af te geven vergunningen.

2.3.2. Noch in het plan, noch in de toelichting daarop is een bepaald aantal kinderopvangplaatsen genoemd. Bij de beoordeling van het plan door verweerders kan het aantal kinderopvangplaatsen als zodanig dan ook geen rol hebben gespeeld. Het standpunt van verweerders dat het aantal opvangplaatsen dat in hun besluit is genoemd, als toelichting is bedoeld en geen wezenlijk onderdeel vormt van de motivering van het besluit, acht de Afdeling dan ook niet onjuist. Ter zitting is meegedeeld dat het aantal van 28 opvangplaatsen aanvankelijk als schatting is genoemd toen de beschikbare ruimte in het pand nog niet precies bekend was. Zoals tevens ter zitting is opgemerkt, zal het aantal plaatsen worden geregeld in de door het gemeentebestuur te verlenen vergunning, die het kinderopvangcentrum voor zijn activiteiten behoeft.

2.3.3. Gelet op het vorenstaande hebben verweerders zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerders terecht goedkeuring hebben verleend aan het plan.

Het beroep is ongegrond.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

verklaart het beroep ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. R.H. Lauwaars, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.

w.g. Lauwaars w.g. Troost
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 21 augustus 2002

234-417.