Uitspraak 200106374/1


Volledige tekst

200106374/1.
Datum uitspraak: 7 augustus 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

1. [appellant sub 1], kantoor houdend te [plaats]
2. [appellant sub 2], eveneens kantoor houdend te [plaats]
3. [appellant sub 3], gevestigd te [plaats],

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 14 november 2001 in het geding tussen:

appellanten

en

de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch.

1. Procesverloop

Bij besluit van 24 augustus 2000 heeft het bureau rechtsbijstandvoorziening van de raad voor rechtsbijstand te 's-Hertogenbosch een aanvraag van appellant sub 1 om vergoeding van door appellant sub 2 verleende rechtsbijstand, afgewezen.

Bij besluit van 9 januari 2001 heeft de raad voor rechtsbijstand te
’s-Hertogenbosch het beroep, ingesteld door appellant sub 1, ongegrond verklaard en het beroep, ingesteld door appellanten sub 2 en 3,
niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 14 november 2001, verzonden op 16 november 2001, heeft de arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij faxbericht van 27 december 2001, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde dag, hoger beroep ingesteld. Bij brief van 29 januari 2002 hebben appellanten het hoger beroep aangevuld. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 22 februari 2002 heeft de raad een memorie van antwoord ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juni 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door appellant sub 2, en de raad, vertegenwoordigd door mr. R.B. van Dijken, werkzaam bij de raad, zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. Op goede gronden is de rechtbank tot het juiste oordeel gekomen dat de raad terecht het beroep van appellant sub 1 ongegrond en het beroep van appellanten sub 2 en sub 3 niet-ontvankelijk heeft verklaard.

Hetgeen appellanten in hoger beroep hebben aangevoerd vormt een herhaling van hun betoog bij de rechtbank en kan niet tot een ander oordeel leiden dan dat waartoe de rechtbank is gekomen.

2.2. Het hoger beroep is ongegrond en de aangevallen uitspraak moet worden bevestigd.

2.3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. B. van Wagtendonk, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.E.E. Wolff, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Wagtendonk w.g. Wolff
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2002

238.