Uitspraak 201608043/1/A2


Volledige tekst

201608043/1/A2.
Datum uitspraak: 26 juli 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te Schinveld, gemeente Onderbanken,

tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 15 september 2016 in zaak nr. 15/1445 in het geding tussen:

[appellant]

en

het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken.

Procesverloop

Bij besluit van 3 maart 2015 heeft het college besloten de aansluiting van de a gen Bies op de Kloosterlaan te Schinveld te laten vervallen en het terras van IJscoland te vergroten door het aanpassen van de bestrating en het doortrekken van het natuurstenen muurtje van het huidige terras.

Bij uitspraak van 15 september 2016 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het besluit van 3 maart 2015 vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van het besluit geheel in stand blijven. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

Het college heeft een schriftelijke uiteenzetting ingediend.

[appellant] heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting, gevoegd met zaak ECLI:NL:RVS:2017:1920, behandeld op 1 juni 2017, waar [appellant], bijgestaan door mr. W.J.F. Geertsen, advocaat te Maastricht, en J.A.J. Vermeeren, werkzaam bij VAGN - Adviseurs voor verkeer, vervoer en infrastructuur (hierna: VAGN), en het college, vertegenwoordigd door ing. J.J.M. Smolenaers en mr. A.P.N. de Bruijn, zijn verschenen. Na de zitting zijn de zaken gesplitst.

Overwegingen

Inleiding

1. De raad van de gemeente Onderbanken heeft op 8 mei 2014 middels een motie, het college verzocht te onderzoeken of het terras bij de ijssalon "IJscoland" te Schinveld kan worden vergroot. Het college heeft naar aanleiding hiervan op 5 augustus 2014 een ontwerp-verkeersbesluit ter inzage gelegd. Na de indiening van zienswijzen, onder meer door [appellant], heeft het college het definitieve verkeersbesluit van 3 maart 2015 genomen. Aan dit besluit ligt ten grondslag dat het uit een oogpunt van het verzekeren van de veiligheid van de weg wenselijk is om geen verkeer nabij het terras van de ijssalon te laten rijden. Het terras van IJscoland is aan de krappe kant voor de hoeveelheid bezoekers van IJscoland. Een gevolg is dat bezoekers veelal op de rijweg van de aansluiting a gen Bies op de Kloosterlaan verblijven. Tevens wordt op dit gedeelte van de a gen Bies, waar eenrichtingsverkeer in de richting van de Kloosterlaan is toegestaan, het eenrichtingsverkeer genegeerd en ontstaan er gevaarlijke situaties doordat het verkeer vlak langs het terras rijdt. Het doortrekken van het trottoir op de Kloosterlaan voorkomt conflicten tussen voetgangers en gemotoriseerd verkeer. Het is van belang dat er zo min mogelijk kruisend verkeer is, te meer omdat de bushalte voor meer kruisend verkeer zorgt, aldus het college.

Wettelijk kader

2. Artikel 2, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: Wvw 1994) luidt: "De krachtens deze wet vastgestelde regels kunnen strekken tot:

a. het verzekeren van de veiligheid op de weg;

b. het beschermen van weggebruikers en passagiers;

c. het in stand houden van de weg en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan;

d. het zoveel mogelijk waarborgen van de vrijheid van het verkeer."

Artikel 21 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer (hierna: BABW) luidt: "De motivering van het verkeersbesluit vermeldt in ieder geval welke doelstelling of doelstellingen met het verkeersbesluit worden beoogd. Daarbij wordt aangegeven welke van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen ten grondslag liggen aan het verkeersbesluit. Indien tevens andere van de in artikel 2, eerste en tweede lid, van de wet genoemde belangen in het geding zijn, wordt voorts aangegeven op welke wijze de belangen tegen elkaar zijn afgewogen."

Artikel 24, aanhef en onder a, luidt: "Verkeersbesluiten worden genomen na overleg met de korpschef."

Gronden van het hoger beroep

3. [appellant] betoogt dat het bij de politie ingewonnen advies niet alleen summier is, maar bovendien ondeugdelijk. Tot aan het doen van de uitspraak is er kennelijk geen contact meer geweest tussen de gemeente en de politie. Hiermee wordt in strijd gehandeld met artikel 24, aanhef en onder a, van het BABW. Immers, "overleg" in de zin van de wet houdt in dat de politie op de hoogte is van alle feiten en op basis daarvan een goed gefundeerd advies geeft.

3.1. [appellant] betoogt voorts dat het verkeersbesluit op onjuiste gronden is genomen en niet deugdelijk is gemotiveerd. Bovendien is het onvolledig. Hij bestrijdt de conclusie van de rechtbank dat voldoende is onderbouwd dat het vergroten van het terras tot doel heeft de verkeersveiligheid op de weg te verzekeren. De rechtbank gaat eraan voorbij dat er per saldo meer verkeer langs het terras rijdt na de afsluiting, omdat er meer lengte van het terras langs de drukst bereden staten ligt. De kans op conflicten tussen voetgangers en snelverkeer neemt dus niet af, maar toe. Voorts is de rechtbank eraan voorbijgegaan dat bezoekers per auto nog meer dan nu het geval is oneigenlijk gebruik gaan maken van de trottoirs om ‘even snel’ te parkeren, nu de parkeerplaatsen op de secundaire rijbaan van de Kloosterlaan minder aantrekkelijk zijn geworden. Het is naar het oordeel van [appellant] evident dat een groter terras ook meer bezoekers trekt. Ook hieraan gaan het college en de rechtbank voorbij.

Voorts betoogt [appellant] dat het hier gaat om een sinds jaren bestaande situatie waar de gemeente door middel van een verkeersbesluit verandering in wil brengen door te wijzen op een gevaar, terwijl het dan aan de gemeente is om dit beweerde gevaar te onderbouwen en te bewijzen dat het vergroten van het terras dit beweerde gevaar verkleint. De uitbreiding van het terras betekent geen verbetering, omdat de afstand tot het verkeer niet of nauwelijks toeneemt. De rechtbank spreekt weliswaar over anderhalve meter meer trottoir maar uiteindelijk gaat het niet zozeer om de breedte maar om het gedrag van de bezoekers van de ijssalon, het falend toezicht, het niet nemen van verantwoordelijkheid van de exploitant van de ijssalon en het niet optreden door de politie en de gemeente. De exploitant grijpt niet in als fietsen van bezoekers hinderlijk worden gestald en hierdoor de doorgang voor voetgangers wordt belemmerd. Ook ziet de exploitant er niet op toe dat bezoekers tafels en stoelen verplaatsen voorbij de grenzen van het toegestane terras. In het plan wordt met geen woord gerept over een uitbreiding van de gemeentelijke fietsenstalling bij de bushalte of over de plicht van de exploitant om voor een structurele oplossing te zorgen.

Voorts heeft [appellant] erop gewezen dat het verkeersbesluit een probleem creëert bij de bocht bij de bakkerij en de trottoirs langs de Kloosterlaan, zoals in het door het college ingewonnen advies van Nordinfra van 4 april 2016 ook is aangegeven.

Verder is van belang dat de afsluiting van de a gen Bies bedrijven hindert die met een vrachtauto bij zijn oprit grotere spullen willen afleveren om die oprit te bereiken. Vanuit de Pastoor Brounsstraat is dit onmogelijk. Nood- en hulpdiensten kunnen de a gen Bies bij calamiteiten niet bereiken. De bocht Kloosterlaan - a gen Bies is voor ambulance en brandweer nauwelijks tot niet te nemen, aldus [appellant].

Beoordeling van het hoger beroep

Advies van de politie

4. Voor zover [appellant] heeft betoogd dat is gehandeld in strijd met artikel 24 van het BABW, is van belang dat uit het emailbericht van de politie van 26 mei 2014 volgt dat de politie geen bezwaren heeft tegen het verkeersbesluit. Hoewel, zoals ook de rechtbank over dit advies heeft overwogen, het een summier advies is, kan dit niet leiden tot het oordeel dat is gehandeld in strijd met artikel 24, nu deze bepaling niet eist dat advies wordt uitgebracht en deze bepaling ook geen vereisten stelt aan de wijze waarop het overleg met de korpschef plaatsvindt en aan hetgeen in dat overleg aan de orde komt. Ook overigens worden daaromtrent in de relevante regelgeving geen vereisten gesteld.

Dit betoog faalt.

Verkeersveiligheid

4.1. Het verkeersbesluit is genomen ten behoeve van het verzekeren van de veiligheid op de weg als bedoeld in artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wvw 1994. Zoals de rechtbank terecht onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling van 26 juni 2013, ECLI:NL:RVS:2013:59, heeft overwogen komt het college bij het nemen van een verkeersbesluit beoordelingsruimte toe bij de uitleg van de begrippen 'veiligheid op de weg', 'bruikbaarheid (van de weg)' en 'vrijheid van verkeer'. Het is aan het college om de verschillende belangen die betrokken moeten worden bij het nemen van een verkeersbesluit tegen elkaar af te wegen om te beoordelen wanneer de in artikel 2 van de Wvw 1994 vermelde belangen het nemen van een verkeersmaatregel vergen.

De rechtbank heeft geoordeeld dat het college genoegzaam heeft onderbouwd dat het vergroten van het terras tot doel heeft de verkeersveiligheid op de weg te verzekeren. [appellant] bestrijdt dat de verkeersveiligheid met het verkeersbesluit wordt gediend.

4.2. In het advies van de door [appellant] ingeschakelde verkeersdeskundige J.A.J. Vermeeren van 19 mei 2015 is gesteld dat verkeer dat via de a gen Bies in de richting van de Kloosterlaan rijdt, op de hoek wordt geconfronteerd met een inrijverbod. Het instellen van eenrichtingsverkeer op de a gen Bies zou onderdeel moeten uitmaken van het verkeersbesluit, omdat het een niet los kan worden gezien van het ander. Na de zitting van de rechtbank heeft het college advies gevraagd aan Nordinfra. Ook in dit advies van 4 april 2016 wordt de gemeente geadviseerd op verkeerskundige gronden een aanvullend verkeersbesluit te nemen om te voorkomen dat verkeer, komende vanuit de Pastoor Brounsstraat, zich op de a gen Bies bij de ijssalon "vastrijdt" en daar vlak bij het terras verplicht moet keren. Zoals in dit advies is gesteld, is de gemeente voornemens om het centrum van Schinveld verkeersluwer te maken om zodoende het woon- en leefklimaat in deze kern te verbeteren. Ter concretisering van dit voornemen wordt een Verkeerscirculatieplan voor de kern Schinveld uitgewerkt, waarin wordt voorgesteld om diverse straten verkeersluwer te maken door middel van eenrichtingsverkeer en afsluitingen om zodoende meer ruimte te bieden aan voetgangers, fietsers, terrassen en dergelijke. De beoogde maatregel is daarmee in lijn met het gemeentelijke beleid, aldus het advies.

4.3. Zoals ook ter zitting door het college is medegedeeld, maakt het verkeersbesluit onderdeel uit van een verkeerscirculatieplan dat voor het centrum van Schinveld wordt uitgewerkt. Vooruitlopend op de totstandkoming van dat plan heeft het college de motie van de raad opgepakt en daaraan alvast uitvoering gegeven door het in geding zijnde verkeersbesluit te nemen. Uit de motie van de raad blijkt evenwel niet dat het uit een oogpunt van verkeersveiligheid om een acuut probleem ging dat niet kon wachten op de totstandkoming van het verkeerscirculatieplan. De in het advies van de VAGN genoemde argumenten op grond waarvan wordt geconcludeerd dat de verkeersveiligheid bij de afsluiting van de weg niet verbetert, zijn door het college niet weerlegd. Ook heeft het college onvoldoende in beeld gebracht en meegewogen welke nadelige gevolgen het verkeersbesluit in de directe omgeving heeft en welke aanvullende maatregelen nodig zijn om uiteindelijk tot een aanvaardbare situatie te komen. Het college heeft erkend dat aanvullende maatregelen nodig zijn, zonder duidelijkheid te kunnen geven welke maatregelen dat zijn. Dat het, zoals het college ter zitting heeft gesteld, voor het college een doorlopend proces is, waarbij moet worden bekeken wat het effect van een maatregel is, neemt niet weg dat het vastlopen van het verkeer, komende vanaf de Pastoor Brounsstraat, ter hoogte van het terras van de ijssalon voorzienbaar was. Dit is blijkens de uitgebrachte adviezen een uit verkeerskundig oogpunt onwenselijke situatie, die afbreuk doet aan het met het verkeersbesluit beoogde doel. Nu als gevolg van het verkeersbesluit aanvullende maatregelen nodig zijn, die ook van invloed kunnen zijn op het woon- en leefklimaat, kan het college niet worden gevolgd in zijn standpunt dat deze aspecten los van elkaar staan.

Overlast door fietsen

4.4. Ter zitting heeft [appellant] gesteld dat door het doortrekken van het muurtje er nog maar een kleine ingang vanaf de Kloosterlaan is. De meeste fietsen worden geplaatst bij het muurtje, waardoor de doorgang voor voetgangers wordt belemmerd. Doordat fietsen op de stoep staan, moeten mensen met kinderwagens over de straat lopen, aldus [appellant]. Het college heeft niet weersproken dat deze situatie zich ter plaatse voordoet.

4.5. In het advies van VAGN van 19 mei 2015 wordt bij de bespreking van de overlast door fietsen uitgegaan van de veronderstelling dat als het terras groter wordt, de aanloop naar IJscoland toeneemt. Het college heeft zijn aanname dat een vergroting van het terras niet betekent dat er meer bezoekers komen, niet nader toegelicht. Na de zitting van de rechtbank heeft het college in een notitie het voornemen geuit, naast de huidige fietsenstalling die plaats biedt aan 8 fietsen, indien blijkt dat deze niet toereikend is, een aanvullende fietsenstalling op één parkeervak te realiseren. [appellant] betoogt dat de gemeente steeds over de huidige 8 plaatsen spreekt, maar dat het er in werkelijkheid 4 zijn. Met 8 erbij zijn het er in totaal dus slechts 12, waarbij [appellant] aantekent dat de stalling tevens is bedoeld voor de bushalte. Ter beperking van de overlast door fietsen heeft het college ter zitting van de rechtbank volgens [appellant] ook toegezegd dat de gevel van zijn huis zal worden beschermd door het plaatsen van grote bloembakken en het plaatsen van tegels waarop de tekst staat dat het verboden is fietsen te plaatsen. Naar [appellant] ter zitting heeft gesteld is van deze maatregelen nog niets terecht gekomen. Hoewel door het college ter zitting is medegedeeld dat het zich aan deze toezeggingen zal houden, zijn deze flankerende maatregelen niet bij het nemen van het verkeersbesluit betrokken en is voor [appellant] niet duidelijk op welke wijze en op welke termijn daaraan uitvoering zal worden gegeven.

Tussenconclusie

4.6. Gezien hetgeen is overwogen onder 4.3 tot en met 4.5 zijn de belangen van [appellant], als omwonende, onvoldoende onderkend en afgewogen. De conclusie is dat het verkeersbesluit in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) niet met de vereiste zorgvuldigheid tot stand is gekomen en een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 7:12, eerste lid, ontbeert.

Dit betoog slaagt.

Overlast door verminderde bereikbaarheid en parkeeroverlast

4.7. Voor zover [appellant] heeft betoogd dat de afsluiting van de a gen Bies bedrijven hindert om met een vrachtwagen zijn woning te bereiken en nood- en hulpdiensten de a gen Bies bij calamiteiten niet kunnen bereiken, moet worden uitgegaan van de juistheid van het standpunt van het college dat de bocht Kloosterlaan - a gen Bies voldoet aan de in de "Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom" van het CROW gestelde voorschriften. De brandweer heeft op 6 april 2016 een positief advies gegeven en op 17 november 2016 een testrit gemaakt. De bereikbaarheid van de gebouwen aan de a gen Bies/Kloosterlaan maakt voor brandweervoertuigen geen verschil ten opzichte van de huidige situatie, aldus het emailbericht van 17 november 2016. Ook de ambulancedienst heeft een - summier - positief advies gegeven. Zoals de rechtbank terecht heeft overwogen kan dan ook niet worden vastgesteld dat de hulpdiensten de a gen Bies door de afsluiting op de Kloosterlaan niet langer kunnen bereiken.

Voorzover fout geparkeerde auto’s de doorgang bij de bocht Pastoor Brounsstraat - a gen Bies belemmeren, is dat een kwestie van handhaving, hetgeen in deze procedure niet aan de orde is. Dit geldt ook voor de stelling van [appellant] dat bezoekers per auto nog meer dan voor het nemen van het verkeersbesluit het geval was hun auto zullen parkeren op het trottoir. Op grond van hetgeen het college heeft gesteld moet ervan worden uitgegaan dat er ruim voldoende parkeergelegenheid in de directe omgeving van de a gen Bies beschikbaar is.

Dit betoog faalt.

Conclusie

5. Het hoger beroep is gegrond. De uitspraak dient te worden vernietigd, voor zover de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 3 maart 2015 in stand blijven. Het college dient een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van hetgeen onder 4.3 tot en met 4.5 van deze uitspraak is overwogen.

6. Met het oog op een efficiënte afdoening van het geschil ziet de Afdeling tevens aanleiding om met toepassing van artikel 8:113, tweede lid, van de Awb te bepalen dat tegen het nieuwe besluit slechts bij haar beroep kan worden ingesteld.

Proceskosten

7. Het college dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld. Wat betreft de kosten die zijn gemaakt voor de aan [appellant] uitgebrachte deskundigenrapporten van VAGN overweegt de Afdeling dat de kosten van een deskundige redelijkerwijs zijn gemaakt indien het inroepen van die deskundige redelijk was en de deskundigenkosten zelf redelijk zijn. Het inroepen van een deskundige is naar het oordeel van de Afdeling redelijk. Voor de vergoeding van de kosten van het opstellen van een deskundigenrapport hanteert de Afdeling een forfaitair bedrag van € 75,00 per uur. Door [appellant] is op het proceskostenformulier vermeld dat de deskundige in totaal 9,5 uren heeft besteed aan de door hem uitgebrachte notities. Dit aantal uren acht de Afdeling redelijk. Het te vergoeden bedrag voor het opstellen van deze deskundigenrapporten bedraagt derhalve € 712,50.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Limburg van 15 september 2016 in zaak nr. 15/1445, voor zover de rechtbank heeft bepaald dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit van 3 maart 2015 in stand blijven;

III. bepaalt dat tegen het te nemen nieuwe besluit slechts bij de Afdeling beroep kan worden ingesteld;

IV. veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken tot vergoeding van bij [appellant] in verband met de behandeling van het hoger beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1792,92 (zegge: zeventienhonderdtweeënnegentig euro en tweeënnegentig cent), waarvan € 990,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V. gelast dat het college van burgemeester en wethouders van Onderbanken aan [appellant] het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 251,00 (zegge: tweehonderdeenenvijftig euro) voor de behandeling van het hoger beroep vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. R.J.J.M. Pans, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P.M.M. van Zanten, griffier.

w.g. Pans w.g. Van Zanten
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 26 juli 2017

97.