Uitspraak 201509251/4/R1


Volledige tekst

201509251/4/R1.
Datum uitspraak: 19 juli 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. Mooi en leefbaar Lomanplein, gevestigd te Bussum, en anderen,
2. [appellant sub 2], wonend te Bussum,
3. [appellant sub 3], wonend te Bussum,

en

de raad van de gemeente Gooise Meren,
verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 3 augustus 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2155, heeft de Afdeling de raad in de gelegenheid gesteld de geconstateerde gebreken die aan het besluit van 1 oktober 2015 kleven te herstellen.

De raad heeft bij besluit van 29 maart 2017 het bestemmingsplan "Het Spiegel - Graaf Florislaan 2" gewijzigd vastgesteld.

Daartoe in de gelegenheid gesteld, hebben de Openbare Basisschool Koningin Emma (hierna: de Emmaschool), Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] schriftelijke zienswijzen over het gewijzigde bestemmingsplan naar voren gebracht.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Het besluit van 1 oktober 2015

1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak geoordeeld dat het besluit van 1 oktober 2015 is vastgesteld in strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Gelet hierop zijn de beroepen van Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] tegen dat besluit gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd.

Het besluit van 29 maart 2017

Gewijzigd plan

2. De raad heeft naar aanleiding van de tussenuitspraak het plan gewijzigd vastgesteld. In de planregels is nu het pleinrooster opgenomen en de voorwaardelijke verplichting dat langs het perceel van [appellant sub 2] een geluidscherm met een hoogte van 2 m moet worden opgericht en in stand gehouden. Voorts is het schoolplein in twee zones verdeeld. In de ene zone mogen uitsluitend leerlingen van de onderbouw spelen, in de andere mogen uitsluitend leerlingen van de bovenbouw spelen.

Artikel 3, lid 3.4, onder b tot en met g, van de planregels ten aanzien van het gebruik van de gronden met de bestemming "Maatschappelijk" luidt:

"b. buitenspelen is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein 1' en 'specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein 2';

c. voorschoolse opvang is niet toegestaan;

d. gedurende de schooltijd en tussenschoolse opvang is gebruik van het schoolplein voor buitenspelen uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

1. leerlingen van de groepen 1, 2 en 3 spelen uitsluitend buiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein 1';

2. leerlingen van de groepen 1, 2 en 3 spelen uitsluitend buiten in de perioden van 9:30 tot 9:45 uur, van 10:15 tot 10:30 uur, van 11:30 tot 12:00 uur en van 13:45 tot 14:00 uur en met ten hoogste 140 leerlingen gelijktijdig op het schoolplein;

3. leerlingen van de groepen 4, 5, 6, 7 en 8 spelen uitsluitend buiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van maatschappelijk - schoolplein 2';

4. leerlingen van de groepen 4, 5, 6, 7 en 8 spelen uitsluitend buiten in de perioden van 9:45 tot 10:15 uur en van 12:00 tot 13:00 uur met ten hoogste 140 leerlingen en van 14:00 tot 14:15 uur met ten hoogste 56 leerlingen gelijktijdig op het schoolplein;

5. buiten de perioden zoals genoemd onder sub d2 en sub d4 wordt het schoolplein niet gebruikt voor buitenspelen, met uitzondering van de naschoolse opvang;

e. het gestelde onder sub d is niet van toepassing gedurende bijzondere lesdagen, zoals bijvoorbeeld de viering van het sinterklaasfeest, koningsspelen of sport- en speldagen;

f. naschoolse opvang is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

1. de naschoolse opvang mag ten hoogste 60 leerlingen per dag huisvesten;

2. naschoolse opvang na 18:30 uur is niet toegestaan;

3. er mogen ten hoogste 30 leerlingen gelijktijdig spelen op het schoolplein (ook tijdens schoolvakanties);

4. spelen op het schoolplein is uitsluitend toegestaan tussen 8:45 en 18:30 uur;

g. het gebruik zoals bedoeld in lid 3.1 is uitsluitend toegestaan onder voorwaarde dat voor de ingebruikneming ter plaatse van de aanduiding 'geluidscherm' een aaneengesloten geluidwerende voorziening is gerealiseerd en in stand wordt gehouden met een hoogte van 2 m, een lengte van 19 m en met een minimale massa per eenheid van oppervlakte van 10 kg/m²;

[…]"

Aanvullend akoestisch onderzoek

3. De raad heeft voorts aanvullend akoestisch onderzoek laten verrichten door het bureau Rho. De resultaten daarvan zijn neergelegd in een notitie van 20 februari 2017. In het aanvullend akoestisch onderzoek is uitgegaan van het pleinrooster zoals opgenomen in de planregels. Daarbij is in eerste instantie ervan uitgegaan dat tijdens de naschoolse opvang 60 kinderen gelijktijdig buiten spelen. Het aanvullend akoestisch onderzoek komt tot de conclusie dat nog steeds de geluidwaarden in stap 3 van de VNG-brochure zullen worden overschreden. Het hoogst berekende langtijdgemiddeld beoordelingsniveau tijdens een schooldag is 57 dB(A). Het hoogst berekende langtijdgemiddeld beoordelingsniveau tijdens een vakantiedag is 58 dB(A).

In het aanvullend akoestisch onderzoek is vervolgens onderzocht wat de effecten op de geluidbelasting zijn wanneer maximaal 30 kinderen tijdens de naschoolse opvang buiten mogen spelen. Ook is onderzocht wat het effect is als naschoolse opvang volledig wordt uitgesloten. Wanneer maximaal 30 kinderen tijdens de naschoolse opvang buiten mogen spelen, is de hoogst berekende geluidbelasting op zowel een school- als vakantiedag 55 dB(A). Het volledig uitsluiten van naschoolse opvang levert volgens het aanvullend akoestisch onderzoek een reductie op van 1 à 2 dB ten opzichte van de situatie waarbij maximaal 30 kinderen gelijktijdig buiten spelen. In deze situatie wordt nog steeds niet aan de richtwaarden voldaan. Deze reductie weegt volgens het aanvullend akoestisch niet op tegen het nadeel dat er een alternatieve locatie voor de naschoolse opvang moet worden gezocht.

In het aanvullend akoestisch onderzoek is verder onderzocht wat het extra effect is van afschermende voorzieningen langs het schoolplein aan de straatzijde met een hoogte van 1,2, 1,5 m respectievelijk 1,8 m. Ook is het effect van absorberende bodemvoorzieningen op het schoolplein berekend. Het aanvullend akoestisch onderzoek komt tot de conclusie dat het plaatsen van een scherm van 1,2 m of 1,5 m hoogte of het aanbrengen van absorberende vlakken op het schoolplein, ongeveer 1 dB reductie oplevert. Deze maatregelen kunnen daarom niet als doelmatig worden gezien. Een scherm van 1,8 m hoogte levert een reductie van 1 tot 3 dB op, maar een dergelijk hoog scherm is volgens het aanvullend akoestisch onderzoek vanuit stedenbouwkundig oogpunt, onderwijskundig oogpunt en uit het oogpunt van veiligheid onwenselijk.

Tot slot is onderzocht wat het binnenniveau zal zijn bij negen woningen waarbij het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevel hoger is dan 50 dB(A). Het aanvullend akoestisch onderzoek komt tot de conclusie dat de gevelgeluidwering van alle woningen zodanig is dat aan de binnenwaarde van maximaal 35 dB(A) in de dagperiode wordt voldaan.

Zienswijzen Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3]

4. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] kunnen zich niet verenigen met het gewijzigd vastgestelde plan. In hun zienswijzen hebben zij een aantal bezwaren aangevoerd. Ter onderbouwing van hun zienswijze hebben Mooi en leefbaar Loman en anderen en [appellant sub 2] een rapport van 9 juni 2017 van het GeluidBuro overgelegd. [appellant sub 3] heeft ter onderbouwing van zijn zienswijze een rapport van 15 mei 2017 van de Nederlandse Stichting Geluidhinder (hierna: het rapport van NSG) overgelegd.

De bezwaren van Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] zien in de eerste plaats op het aanvullend akoestisch onderzoek. Volgens Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] is het aanvullend akoestisch onderzoek niet met de vereiste zorgvuldigheid verricht.

In de tweede plaats zien hun bezwaren op de vraag of de raad deugdelijk heeft gemotiveerd dat sprake is van aanvaardbare geluidbelastingen. Volgens hen heeft de raad nog steeds niet deugdelijk gemotiveerd dat hiervan sprake zal zijn.

In de derde plaats zien hun bezwaren op de regeling die is opgenomen in artikel 3, lid 3.4, onder b tot en met g, van de planregels. Volgens hen is niet inzichtelijk gemaakt dat deze regeling handhaafbaar is. Volgens Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] is deze regeling ook rechtsonzeker.

Hierna zal de Afdeling eerst beoordelen of het aanvullend akoestisch onderzoek met de vereiste zorgvuldigheid is verricht. Daarna zal de Afdeling beoordelen of de raad deugdelijk heeft gemotiveerd dat sprake is van aanvaardbare geluidbelastingen. Tot slot zal de Afdeling de bezwaren ten aanzien van artikel 3, lid 3.4, onder b tot en met g, beoordelen.

Zorgvuldigheid aanvullend akoestisch onderzoek

5. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat in het aanvullend akoestisch onderzoek is uitgegaan van een te laag piekbronvermogen voor spelende kinderen. In het aanvullend akoestisch onderzoek is evenals in het oorspronkelijke akoestisch onderzoek uitgegaan van een piekbronvermogen van 101 dB(A) voor spelende kinderen. Dit piekbronvermogen is gebaseerd op de breed aanvaarde en gebruikte kengetallen van 95 en 107 dB(A). Volgens het rapport van GeluidBuro en het rapport van NSG blijkt echter uit recente geluidmetingen van het GeluidBuro en Tauw dat kinderen met een piekbronvermogen van 112 tot 115 dB(A) kunnen schreeuwen.

5.1. De Afdeling is van oordeel dat appellanten ook thans niet aannemelijk hebben gemaakt dat de milieutechnische inzichten zodanig zijn gewijzigd dat het aanvullend akoestisch onderzoek het piekbronvermogen voor kinderen niet heeft kunnen baseren op de breed aanvaarde en gebruikte kengetallen van 95 en 107 dB(A. Dat enkele niet overgelegde geluidmetingen van twee akoestisch bureaus op een hoger piekbronvermogen wijzen, is daarvoor onvoldoende.

Het betoog faalt.

6. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] betogen dat in het aanvullend akoestisch onderzoek de piekbronnen ten onrechte niet zijn gesitueerd op de rand van het schoolplein waardoor de geluidbelasting 1 tot 2 dB is onderschat. Zij voeren voorts aan dat in het aanvullend akoestisch onderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden met de mogelijkheid van speeltoestellen op het schoolplein, zoals een speelhuis met glijbaan. Het voorziene geluidscherm langs het perceel van [appellant sub 2] zal volgens hen onvoldoende afschermende werking hebben tegen het stemgeluid van kinderen die op de verhoogde onderdelen van de speeltoestellen spelen.

6.1. De Afdeling stelt vast dat de situering van de piekbronnen in het aanvullend akoestisch onderzoek niet verschilt van die in het oorspronkelijke akoestisch onderzoek en het rapport "Aanvullende akoestische berekening groenstrook" van 29 april 2016 van het bureau Rho. Voorts waren in het oorspronkelijke plan reeds speeltoestellen mogelijk binnen de bestemming "Maatschappelijk". Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] hebben eerder in deze procedure de situering van de piekbronnen en de mogelijkheid van speeltoestellen op het schoolplein niet aan de orde gesteld. De opdracht in de tussenuitspraak had hier dan ook geen betrekking op. Dat betekent dat in deze fase van de procedure niet meer aan de orde kan komen of de piekbronnen in het aanvullend akoestisch onderzoek juist zijn gesitueerd en of terecht geen rekening is gehouden met speeltoestellen op het schoolplein, gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, in het licht van de goede procesorde.

7. [appellant sub 3] betoogt dat in het aanvullend akoestisch onderzoek had moeten worden onderzocht wat de gevolgen voor de geluidbelasting van de verkeersbewegingen van en naar de voorziene school zullen zijn om in het kader van stap 3 van de VNG-brochure te kunnen beoordelen of de cumulatieve geluidbelasting aanvaardbaar is. Ook is volgens hem niet gebleken dat inmiddels een verkeersplan is opgesteld voor de nieuwe situatie, zodat niet goed kan worden onderzocht wat de gevolgen van de verkeersbewegingen voor de geluidbelasting zullen zijn.

7.1. De Afdeling heeft onder 6.5 van de tussenuitspraak overwogen dat uit het rapport "Akoestisch Onderzoek naar de akoestische situatie rondom de Emma Basisschool" van 9 mei 2016 van het GeluidBuro volgt dat het langtijdgemiddeld beoordelingsniveau op de gevels van de omliggende woningen als gevolg van de verkeersaantrekkende werking maximaal 47 dB(A) bedraagt. Deze geluidbelasting ligt beneden de geluidwaarde van 50 dB(A) voor de verkeersaantrekkende werking in stap 2 van de VNG-brochure. De opdracht in de tussenuitspraak zag dan ook niet op de gevolgen voor de geluidbelasting van de verkeersbewegingen van en naar de voorziene school, zodat dit in het aanvullend akoestisch onderzoek niet behoefde te worden onderzocht

Het betoog faalt.

8. [appellant sub 3] betoogt dat het onderzoek naar geluidreducerende maatregelen in het aanvullend akoestisch onderzoek te beperkt was. Hij stelt dat alleen de effecten van een geluidscherm met een hoogte van 1,2 m zijn onderzocht. Volgens hem hadden ook andere geluidreducerende maatregelen moeten worden onderzocht. [appellant sub 3] heeft deze geluidreducerende maatregelen genoemd:

- geen buitenspeelruimte grenzend aan de Graaf Florislaan, maar zodanig dat het schoolgebouw als afscherming werkt voor de speelruimte;

- volledige overkapping van de speelruimte grenzend aan de Graaf Florislaan;

- de fietsenstalling wordt gesitueerd langs de Graaf Florislaan waarbij de overkapping van de fietsenstalling tevens als geluidscherm dient;

- ononderbroken geluidscherm langs de Graaf Florislaan.

8.1. De Afdeling stelt vast dat in het aanvullend akoestisch onderzoek niet alleen de effecten van een geluidscherm met een hoogte van 1,2 m zijn onderzocht, maar de effecten van verscheidene geluidreducerende maatregelen, waaronder de effecten van een geluidscherm met een hoogte van 1,5 dan wel 1,8 m. Daarbij is het aanvullend akoestisch onderzoek uitgegaan van een onderbreking van het geluidscherm ter plaatse van de geprojecteerde toegangspoort naar de fietsenstalling. Het aanvullend akoestisch onderzoek behoefde geen geluidreducerende maatregelen te onderzoeken die in redelijkheid niet van de Emmaschool kunnen worden gevergd. Van de Emmaschool kan in redelijkheid niet worden gevergd de gronden langs de Graaf Florislaan niet als schoolplein te gebruiken of deze gronden volledig te overkappen. Ook kan van haar in redelijkheid niet worden gevergd een ononderbroken geluidscherm langs de Graaf Florislaan op te richten, aangezien de fietsenstalling bereikbaar moet zijn via een toegangspoort. Verder behoefde niet te worden onderzocht wat de effecten zijn van een fietsenstalling langs de Graaf Florislaan waarbij de overkapping tevens als geluidscherm dient, nu niet valt in te zien dat een relevant akoestisch verschil bestaat tussen een dergelijke fietsenstalling en een geluidscherm met een hoogte van 1,5 dan wel 1,8 m.

Het betoog faalt.

9. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] betogen dat evenals in het oorspronkelijk akoestisch onderzoek ook in het aanvullend akoestisch onderzoek ten onrechte is uitgegaan van een correctie van 50% bij de berekening van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus. Daarbij wijzen zij erop dat in het aanvullend akoestisch onderzoek bij de berekening van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus in eerste instantie is uitgegaan van een gemiddeld bronvermogen van 84 dB(A) voor schreeuwende kinderen, omdat dit het midden is van een bandbreedte van 80-87 dB(A). Door de reductie met 50% is per saldo uitgegaan van een bronvermogen van 81 dB(A) per kind bij de berekening van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus. Dit is volgens hen een te laag bronvermogen, omdat uit het artikel "Het menselijk stemgeluid" van M. Tennekes in het Journaal Geluid 2009, nr. 10 volgt dat een bronvermogen van 87 dB(A) moet worden aangehouden voor schreeuwende kinderen. Uitgaande van uitgelaten kinderen op een schoolplein is het volgens hen niet reëel een correctie van 50% toe te passen, te meer nu al in eerste instantie is uitgegaan van een bronvermogen dat in het midden van een bandbreedte ligt.

9.1. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] hebben eerder in deze procedure het rapport "Akoestisch Onderzoek naar de akoestische situatie rondom de Emma Basisschool" van 9 mei 2016 van het GeluidBuro overgelegd. Daarin staat op pagina 20 dat de geluidbronvermogens voor spelende kinderen in het oorspronkelijke akoestisch onderzoek zijn gebaseerd op kentallen die enigszins aan de lage kant zijn maar op zich gebruikelijk. Het was volgens dat rapport echter onjuist om een correctie van 50% op dit bronvermogen toe te passen. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] hebben derhalve eerder in deze procedure het uitgangspunt van een gemiddeld bronvermogen van 84 dB(A) bij het berekenen van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus voor schreeuwende kinderen niet betwist. Het punt van geschil tussen partijen was alleen of in het akoestisch onderzoek kon worden uitgegaan van een reductie van 50% bij de berekening van de langtijdgemiddelde beoordelingsniveaus. De opdracht in de tussenuitspraak zag dan ook alleen op het toepassen van een correctie van 50% op dit bronvermogen. Dat betekent dat in deze fase van de procedure niet aan de orde kan komen of het uitgangspunt van een gemiddeld bronvermogen van 84 dB(A) juist is, gelet op het belang van een efficiënte geschilbeslechting alsmede de rechtszekerheid van de andere partijen, in het licht van de goede procesorde.

Over het toepassen van een correctie van 50% op het bronvermogen staat in het aanvullend akoestisch onderzoek dat in de Duitse richtlijn VDI 3770, van waaruit bronvermogens zijn gepresenteerd in het Journaal Geluid, is vermeld dat de gepresenteerde bronvermogens de waarde betreffen per persoon op het moment dat het geluid daadwerkelijk wordt geproduceerd. Dit impliceert volgens het aanvullend akoestisch onderzoek dat het bronvermogen per persoon niet mag worden vermenigvuldigd met het aantal aanwezige kinderen op het schoolplein, indien niet alle aanwezige personen deelnemen aan luidruchtige activiteiten. Dit zou dan immers een overschatting van het resulterende bronvermogen voor het gehele schoolplein betekenen. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is. Verder staat in het aanvullend akoestisch onderzoek dat een inschatting is gemaakt van het percentage kinderen dat gelijktijdig deelneemt aan luidruchtige activiteiten, zoals tikkertje of voetbal en daarbij schreeuwt. Dit percentage is gesteld op 50. Dit betreft volgens het aanvullend akoestisch onderzoek een breed aanvaard uitgangspunt bij akoestisch onderzoek, zoals onder andere blijkt uit rapporten van DPA‐Cauberg Huygen, K+ Adviesgroep, Kraaij Akoestisch adviesbureau, Tritium Advies en de Omgevingsdienst Rivierenland. In verschillende rapporten worden zelfs lagere percentages gehanteerd, aldus het aanvullend akoestisch onderzoek. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] hebben niet aannemelijk gemaakt dat dit onjuist is.

Gelet op het voorgaande bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat een correctie van 50% op het bronvermogen voor schreeuwende kinderen niet op breed aanvaarde milieutechnische inzichten berust.

Het betoog faalt.

10. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de rusttijden in de grafische weergave van het pleinrooster in figuur 2.1 van het aanvullend akoestisch onderzoek onjuist zijn weergegeven. Daarin is een tijd van 105 minuten opgenomen voor het buiten spelen tijdens de naschoolse opvang, terwijl in werkelijkheid tijdens de naschoolse opvang 225 minuten buiten wordt gespeeld. Bovendien mag in de vakantie tijdens de naschoolse opvang gedurende de gehele dag (8:45-18:30 uur) buiten worden gespeeld. Ook is volgens Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] in figuur 2.1 ten onrechte geen rekening gehouden met de haal en brengtijden (2 maal 15 minuten) waarop kinderen volgens hen vaak nog een tijd op het schoolplein spelen voordat de lessen beginnen of nadat die zijn afgelopen.

10.1. De Afdeling zal in het midden laten of in figuur 2.1 van het aanvullend akoestisch onderzoek de buitenspeeltijd tijdens de naschoolse opvang correct is weergegeven. Ook als dat niet het geval is, doet dat niet af aan de zorgvuldigheid van het akoestisch onderzoek. Daarbij is van belang dat niet in geschil is dat in het rekenmodel van het aanvullend akoestisch onderzoek is uitgegaan van het in de planregels opgenomen pleinrooster voor de naschoolse opvang. Er bestaat verder geen aanleiding voor het oordeel dat het spelen op het schoolplein tijdens de haal- en brengtijden tot een significant hogere geluidbelasting zal leiden dan in het aanvullend akoestisch onderzoek is berekend. Daarbij is van belang dat de meeste kinderen niet continu op het schoolplein zullen spelen tijdens de haal- en brengtijden, anders dan in de pauzes.

Het betoog faalt.

11. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] betogen voorts dat in het aanvullend akoestisch onderzoek ten onrechte niet de geluidbelasting gedurende bijzondere lesdagen is berekend. Ook is volgens hen in het akoestisch onderzoek ten onrechte geen rekening gehouden met buitenschoolse activiteiten die planologisch wel mogelijk zijn. Zij vrezen dat het schoolgebouw na schooltijd zal worden gebruikt voor gym- en muzieklessen.

11.1. De Afdeling overweegt dat in een akoestisch onderzoek uit moet worden gegaan van een representatieve invulling van de maximale planologische mogelijkheden. Daarbij hoeft geen rekening te worden gehouden met activiteiten en omstandigheden die incidenteel plaatsvinden, zoals bijzondere lesdagen. Wat betreft de mogelijkheid van buitenschoolse activiteiten na schooltijd is van belang dat op grond van artikel 3, lid 3.1, van de planregels alleen onderwijsvoorzieningen en een buitenschoolse opvang zijn toegestaan, zoals reeds onder 6.5 van de tussenuitspraak is overwogen. Buitenschoolse activiteiten die daaraan niet zijn gerelateerd, zijn dus niet toegestaan. Gym- en muzieklessen na schooltijd zijn wel toegestaan, omdat deze gerelateerd zijn aan onderwijsvoorzieningen. De raad heeft ook zonder onderzoek in redelijkheid ervan kunnen uitgaan dat gym- en muzieklessen na schooltijd niet tot ernstige geluidoverlast zullen leiden, nu deze binnen plaatsvinden.

Het betoog faalt.

12. Gelet op het voorgaande is de conclusie dat aan het aanvullend akoestisch onderzoek geen zodanige gebreken kleven of dat dit onderzoek zodanige leemten in kennis bevat dat de raad dit onderzoek niet ten grondslag heeft kunnen leggen aan het gewijzigde plan.

Aanvaardbaarheid geluidbelastingen

13. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de raad nog steeds niet deugdelijk heeft gemotiveerd dat de geluidbelastingen aanvaardbaar zullen zijn. Zij wijzen er daarbij op dat nog steeds de geluidwaarden in stap 3 van de VNG-brochure worden overschreden. Volgens Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] heeft de raad niet deugdelijk gemotiveerd waarom een geluidscherm langs het schoolplein onwenselijk is. Zij stellen dat als een geluidscherm met een hoogte van 2 m en een absorberend scherm aan de binnenzijde wordt opgericht, de geluidwaarden in stap 3 van de VNG-brochure niet zullen worden overschreden. De raad heeft volgens hen ten onrechte ook geen rekening gehouden met de cumulatie met reeds aanwezige geluidbronnen, zoals het verkeer, en de te verwachten toename daarvan door de verkeersaantrekkende werking van de voorziene school. Verder zal weliswaar bij de woningen rondom de voorziene school de binnenwaarde van 35 dB(A) niet worden overschreden, maar dat neemt volgens Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] niet weg dat de geluidniveaus op de gevels te hoog zijn en dat deze geluidniveaus zich gedurende een groot deel van het jaar zullen voordoen. Zij wijzen er daarbij op dat de binnenwaarden geen bescherming bieden wanneer omwonenden hun ramen hebben openstaan of in hun tuin zitten, zoals in de zomer gebruikelijk is.

14. De Afdeling is van oordeel dat de raad deugdelijk heeft gemotiveerd dat de geluidbelastingen aanvaardbaar zullen zijn, ook al zullen de geluidwaarden in stap 3 van de VNG-brochure worden overschreden. Daarbij neemt de Afdeling in aanmerking dat uit het aanvullend akoestisch onderzoek volgt dat bij alle woningen in de omgeving waarbij de geluidwaarde van 50 dB(A) wordt overschreden, aan de binnenwaarde van 35 dB(A) wordt voldaan. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben het aanvullend akoestisch onderzoek op dit punt niet bestreden. Weliswaar bieden de binnenwaarden geen bescherming wanneer omwonenden hun ramen hebben openstaan of in hun tuin zitten, maar in de zomermaanden hebben de leerlingen van de Emmaschool zomervakantie, zodat dan alleen kinderen van de naschoolse opvang buiten zullen spelen. In de planregels is naar aanleiding van het aanvullend akoestisch onderzoek een maximum van 30 gesteld aan het aantal kinderen dat tijdens de naschoolse opvang gelijktijdig buiten mag spelen. Voorts is van belang dat de raad het pleinrooster in de planregels heeft opgenomen en de voorwaardelijke verplichting dat langs het perceel van [appellant sub 2] een geluidscherm moet worden opgericht en in stand gehouden. De raad behoefde in redelijkheid niet voor andere geluidreducerende maatregelen te kiezen. Uit het aanvullend akoestisch onderzoek volgt dat het plaatsen van een geluidscherm langs het schoolplein met een hoogte van 1,2 of 1,5 m hoogte of het aanbrengen van absorberende vlakken op het schoolplein niet doelmatig is, omdat deze maatregelen ongeveer 1 dB reductie opleveren. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben dat niet betwist. Uit het aanvullend akoestisch onderzoek volgt dat een geluidscherm langs het schoolplein met een hoogte van 1,8 m een reductie oplevert van 1 tot 3 dB. Ook een scherm met een hoogte van 2 m zal een dergelijke reductie opleveren. De Afdeling zal in het midden laten of de raad deugdelijk heeft gemotiveerd dat een geluidscherm met een hoogte van 1,8 of 2 m onwenselijk is uit onderwijskundig oogpunt en uit het oogpunt van veiligheid, omdat de raad zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen standpunt stellen dat zo’n geluidscherm niet wenselijk is uit stedenbouwkundig oogpunt. Daarbij is van belang dat het perceel in een beschermd dorpsgezicht ligt. De raad heeft verder in redelijkheid ervan kunnen uitgaan dat de cumulatieve geluidbelastingen aanvaardbaar zullen zijn. Daarbij is van belang dat de maximale geluidbelasting voor de verkeersaantrekkende werking beneden de geluidwaarde van 50 dB(A) in stap 2 van de VNG-brochure zal liggen.

Het betoog faalt.

Handhaafbaarheid en rechtszekerheid planregels

15. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, [appellant sub 2] en [appellant sub 3] betogen dat de raad ten onrechte niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe de planregeling artikel 3, lid 3.4, onder b tot en met g, zal worden gehandhaafd. Zij vrezen dat handhaving van deze planregeling in de praktijk niet gewaarborgd zal zijn en dat deze planregeling daarom een schijnoplossing zal zijn. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] vrezen in dit verband dat het maximaal aantal leerlingen dat gelijktijdig buiten mag spelen niet kan worden gehandhaafd. Volgens hen had daarom in de planregels moeten worden opgenomen dat per klas maximaal 28 leerlingen gelijktijdig buiten mogen spelen.

15.1. De Afdeling overweegt dat de wijze van handhaving een kwestie van uitvoering is die in deze procedure niet aan de orde kan komen. Dat neemt niet weg dat planregels wel handhaafbaar dienen te zijn. De Afdeling ziet geen aanleiding voor het oordeel dat de planregeling in artikel 3, lid 3.4, onder b tot en met g niet handhaafbaar is. Zo kan het gemeentebestuur controleren of de maxima die zijn gesteld aan het aantal leerlingen dat gelijktijdig buiten mag spelen worden nageleefd door op het schoolplein te tellen hoeveel leerlingen op dat moment buiten spelen. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in de planregels had moeten opnemen dat per klas maximaal 28 leerlingen gelijktijdig buiten mogen spelen.

Het betoog faalt.

16. Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] betogen dat de regeling voor bijzondere lesdagen in artikel 3, lid 3.4, onder e, van de planregels rechtsonzeker is. Zij wijzen er daarbij op dat daarin geen maximum aan het aantal bijzondere lesdagen per jaar is opgenomen, op welke data bijzondere lesdagen plaatsvinden en wie bepaalt wanneer sprake is van een bijzondere lesdag. Zij vrezen dan ook dat het pleinrooster kan worden omzeild door de regeling voor bijzondere lesdagen.

16.1. De Afdeling is van oordeel dat de rechtszekerheid niet met zich brengt dat in de regeling voor bijzondere lesdagen in artikel 3, lid 3.4, onder e, van de planregels had moeten worden opgenomen op welke data bijzondere lesdagen plaatsvinden en wie bepaalt wanneer sprake is van een bijzondere lesdag. Uit een oogpunt van rechtszekerheid had in deze regeling echter wel een maximum aan het bijzondere lesdagen per jaar moeten worden gesteld.

Het betoog slaagt.

Conclusie

17. Het beroep van [appellant sub 3] tegen het besluit van 29 maart 2017 is ongegrond. Het beroep van Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] tegen dat besluit is gegrond. Dat besluit dient te worden vernietigd, voor zover het betreft artikel 3, lid 3.4, onder e, van de planregels, vanwege strijd met het beginsel van rechtszekerheid.

Opdracht en voorlopige voorziening

18. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb de raad op te dragen om voor het vernietigde planonderdeel met inachtneming van deze uitspraak een besluit te nemen en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.

19. Om te voorkomen dat de Emmaschool het schoolplein buiten de regeling in artikel 3, lid 3.4, onder e, van de planregels niet kan gebruiken op bijzondere lesdagen, ziet de Afdeling aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb. Deze houdt in dat artikel 3, lid 3.4, onder e, van de planregels blijft gelden, met dien verstande dat maximaal 6 bijzondere lesdagen per kalenderjaar zijn toegestaan. Daarmee wordt aangesloten bij de Algemene Plaatselijke Verordening Gooise Meren 2016 (hierna: de APV). Daarin is in artikel 4:3, eerste lid bepaald dat het een inrichting is toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Activiteitenbesluit milieubeheer en artikel 4:5 van de APV niet van toepassing zijn.

Proceskosten

20. De raad dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. Zowel Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen als [appellant sub 2] hebben de rapporten van het GeluidBuro ingediend. Ook heeft één rechtsbijstandverlener namens hen één gezamenlijke zienswijze over het besluit van 29 maart 2017 ingediend. De Afdeling zal dan ook de proceskosten voor de rapporten van het GeluidBuro en de zienswijze over het besluit van 29 maart 2017 gelijkelijk verdelen over Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2].

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen tegen het besluit van de raad van de gemeente Gooise Meren van 1 oktober 2015 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Het Spiegel - Graaf Florislaan 2" gegrond;

II. vernietigt het besluit van 1 oktober 2015;

III. verklaart de beroepen van Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen en [appellant sub 2] tegen het besluit van de raad van de gemeente Gooise Meren van 29 maart 2017 tot gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Het Spiegel - Graaf Florislaan 2" gegrond;

IV. vernietigt het besluit van 29 maart 2017, voor zover het betreft artikel 3, lid 3.4, onder e, van de planregels;

V. draagt de raad van de gemeente Gooise Meren op om binnen 26 weken na de verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen ten aanzien van het vernietigde planonderdeel en dit zo spoedig mogelijk op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken;

VI. treft de voorlopige voorziening dat artikel 3, lid 3.4, onder e, van de planregels blijft gelden, met dien verstande dat maximaal 6 bijzondere lesdagen per kalenderjaar zijn toegestaan;

VII. bepaalt dat deze voorlopige voorziening vervalt op het moment van inwerkingtreding van het door de raad nieuw vast te stellen besluit;

VIII. verklaart het beroep van [appellant sub 3] tegen het besluit van 29 maart 2017 ongegrond;

IX. veroordeelt de raad van de gemeente Gooise Meren tot vergoeding van in verband met de behandeling van de beroepen opgekomen proceskosten ten aanzien van

- Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen tot een bedrag van € 2.548,35 (zegge: tweeduizend vijfhonderdachtenveertig euro en vijfendertig cent), waarvan € 618,75 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- [appellant sub 2] tot een bedrag van € 2.988,75 (zegge: tweeduizend negenhonderdachtentachtig euro en vijfenzeventig cent), waarvan € 1.113,75 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

- [appellant sub 3] tot een bedrag van € 1.237,50 (zegge: twaalfhonderdzevenendertig euro en vijftig cent), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

X. gelast dat de raad van de gemeente Gooise Meren het door appellanten voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt:

- € 331,00 (zegge: driehonderdeenendertig euro) voor Mooi en leefbaar Lomanplein en anderen, met dien verstande dat bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen het bestuursorgaan aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

- € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellant sub 2];

- € 167,00 (zegge: honderdzevenenzestig euro) voor [appellant sub 3].

Aldus vastgesteld door mr. J.C. Kranenburg, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. G.T.J.M. Jurgens, leden, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

w.g. Kranenburg w.g. Van Driel Kluit
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 19 juli 2017

703.