Uitspraak 201704543/2/R6


Volledige tekst

201704543/2/R6.
Datum uitspraak: 7 juli 2017

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen:

Stichting Vleermuiswerkgroep Groningen en Stichting Natuur en Milieufederatie Groningen, beide gevestigd te Groningen,
verzoekers,

en

het college van burgemeester en wethouders van Groningen,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluiten van 24 mei 2017 heeft het college vijf omgevingsvergunningen verleend voor het vellen van bomen en het verwijderen van houtopstanden ten behoeve van de ombouw van de Zuidelijke Ringweg te Groningen, in als zodanig aangeduide deelgebieden C, G, H, I en J.

Tegen deze besluiten hebben de Vleermuiswerkgroep en de Natuur en Milieufederatie beroep ingesteld.
Voorts hebben de Vleermuiswerkgroep en de Natuur en Milieufederatie de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 4 juli 2017, waar de Vleermuiswerkgroep en de Natuur en Milieufederatie, vertegenwoordigd door [gemachtigde] en het college, vertegenwoordigd door G. Demandt, F.H. van der Veer en J.A. Erich, zijn verschenen.
Voorts zijn de vennootschap onder firma Combinatie Herepoort, vertegenwoordigd door mr. E.E. Grit, advocaat te Groningen, en [gemachtigde], en de minister van Infrastructuur en Milieu, vertegenwoordigd door ing. M.A. Sanders en mr. A.H. Tuitert, als partij gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Ter zitting is gebleken dat het verzoek betrekking heeft op een rij bomen aan de noordzijde van het Sterrebos te Groningen, die staan tussen het fietspad door het Sterrebos en de N7 en op enkele bomen direct aan het spoor aan de zuidzijde van de N7 bij de kruising van de N7 met het spoor en de Helperzoom, waarvan het voornemen bestaat deze op 8 juli 2017 dan wel in de week van 10 juli 2017 te zullen kappen.

3. De Vleermuiswerkgroep en de Natuur en Milieufederatie stellen dat deze bomen een essentieel foerageergebied vormen voor een kolonie gewone dwergvleermuizen die in de Herewegwijk verblijft. Zij stellen dat in verband met de aanwezigheid van een andere kolonie vleermuizen die ook in het Sterrebos foerageert niet vast staat dat na het vellen van de bomen voldoende eten beschikbaar is in het Sterrebos voor de kolonie dwergvleermuizen uit de Herewegwijk. Voorts vormen de te vellen bomen waarop het verzoek ziet volgens de Vleermuiswerkgroep en de Natuur en Milieufederatie in verband met de aanwezigheid van jonge vleermuizen een essentiële vliegroute naar het Sterrebos. De zogende vrouwtjes moeten in korte tijd en op korte afstand van de verblijfplaats immers voldoende voedsel kunnen vergaren. Volgens de Vleermuiswerkgroep en de Natuur en Milieufederatie zal door het vellen van de bomen en de werkzaamheden die na het vellen plaats zullen vinden het gebied ongeschikt worden voor de vleermuizen. De Vleermuiswerkgroep en De Natuur en Milieufederatie voeren aan dat voor het kappen van de bomen een ontheffing als bedoeld in de Wet natuurbescherming is vereist en dat de omgevingsvergunningen, nu die ontheffing niet is aangevraagd, niet verleend hadden mogen worden zonder verklaring van geen bedenkingen van het bevoegd gezag met betrekking tot die ontheffing was verleend.

4. De minister en het college stellen zich op het standpunt dat geen sprake is van een essentieel foerageergebied. Dit standpunt is gebaseerd op de door Sweco opgestelde Effectbeoordeling natuur Aanpak Ring Zuid van 10 november 2016 (hierna: de Effectbeoordeling natuur), waarin staat dat gewone dwergvleermuizen in het Sterrebos met name foerageren rond de wat opener boomkronen van de bomen aan weerszijden van het fietspad dat langs het Sterrebos loopt. Doordat de bomen aan de zuidzijde van het fietspad behouden blijven, gaat weliswaar een deel van het foerageergebied van de gewone dwergvleermuis verloren, maar blijft aansluitend hieraan voldoende geschikt foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis over om de functionaliteit van het gebied aan de noordzijde van het Sterrebos als foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis te behouden. Evenmin is volgens de minister en het college zoals toegelicht op de zitting sprake van het verloren gaan van een essentiële vliegroute, omdat de bomen aan de zuidzijde van het fietspad als vliegroute behouden blijven. De minister en het college stellen daarnaast dat gedurende de periode van voortplanting van de gewone dwergvleermuis nog bomen aan de noordzijde van het Sterrebos behouden blijven. Deze worden niet eerder dan eind augustus 2017 gekapt.

5. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat door het vellen van de bomen aan de noordzijde van het Sterrebos geen essentieel foerageergebied verloren gaat, omdat volgens de Effectbeoordeling natuur aansluitend aan de te vellen bomen voldoende geschikt foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis overblijft om de functionaliteit van het gebied aan de noordzijde van het Sterrebos als foerageergebied voor de gewone dwergvleermuis te behouden. In hetgeen de Vleermuiswerkgroep en de Natuur en Milieufederatie hebben aangevoerd, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding voor het oordeel dat aan de juistheid van de Effectbeoordeling moet worden getwijfeld. Daarbij neemt de voorzieningenrechter in overweging dat uit de Effectbeoordeling natuur niet volgt dat de gewone dwergvleermuizen uit de Herewegwijk uitsluitend foerageren ten noorden van het Sterrebos. Voorts vormen de te vellen bomen naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter weliswaar onderdeel van een essentiële vliegroute, maar is de voorzieningenrechter van oordeel dat het standpunt van de minister en het college dat de vliegroute niet verloren gaat door het kappen van de enkele rij bomen aan de noordzijde van het fietspad juist is. Gelet hierop is naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter voor het vellen van de bomen waarop het verzoek om een voorlopige voorziening betrekking heeft geen ontheffing als bedoeld in de Wet natuurbescherming vereist.

6. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. A. Bijleveld, griffier.

w.g. Uylenburg w.g. Bijleveld
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 juli 2017

433.