Uitspraak 201206747/1/V4


Volledige tekst

201206747/1/V4.
Datum uitspraak: 13 maart 2013

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],
appellant,

tegen de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 2 juli 2012 in zaak nrs 12/17157 en 12/17158 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de minister voor Immigratie, Integratie en Asiel.

Procesverloop

Bij besluit van 24 mei 2012 heeft de minister een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen afgewezen. Dit besluit is aangehecht.

Bij uitspraak van 2 juli 2012 heeft de voorzieningenrechter, voor zover thans van belang, het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling hoger beroep ingesteld. Het hogerberoepschrift is aangehecht.

De minister (thans: de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie) heeft een verweerschrift ingediend.

Vervolgens is het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De vreemdeling klaagt onder meer dat de voorzieningenrechter in het na sluiting van het onderzoek ter zitting overgelegde stuk van Amnesty International, "Punishment without a crime", van 18 juni 2012, waaruit onder meer blijkt van slechte detentieomstandigheden in Cyprus, ten onrechte geen aanleiding heeft gezien om het verzoek om heropening van het onderzoek te honoreren.

2. Ingevolge artikel 8:68, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht kan de rechtbank, indien zij van oordeel is dat het onderzoek niet volledig is geweest, dat heropenen. Dit is een bevoegdheid die ter discretie van de rechtbank staat en waarvan de toepassing doorgaans geen nadere motivering behoeft. Echter, gelet op de aard, inhoud en strekking van het door de vreemdeling aan het verzoek om heropening ten grondslag gelegde stuk, had de voorzieningenrechter dat verzoek in dit geval niet zonder nadere motivering mogen afwijzen. De grief slaagt.

3. Het hoger beroep is reeds hierom kennelijk gegrond. Gelet hierop behoeven de overige grieven geen bespreking. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. De Afdeling zal de zaak naar de rechtbank terugwijzen om door haar te worden behandeld en beslist met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen.

4. De Afdeling zal de proceskosten in hoger beroep vaststellen. De rechtbank dient omtrent de vergoeding van deze kosten te beslissen.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het hoger beroep gegrond;

II. vernietigt de uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage, nevenzittingsplaats Zwolle, van 2 juli 2012 in zaak nr. 12/17157;

III. wijst de zaak naar de rechtbank terug;

IV. stelt de door de vreemdeling in verband met de behandeling van het hoger beroep gemaakte kosten vast op een bedrag van € 472,00 (zegge: vierhonderdtweeënzeventig euro) en bepaalt dat de rechtbank beslist omtrent de vergoeding van deze kosten.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, voorzitter, en mr. G. van der Wiel en mr. C.M. Wissels, leden, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, ambtenaar van staat.

w.g. Lubberdink w.g. Verbeek
voorzitter ambtenaar van staat

Uitgesproken in het openbaar op 13 maart 2013

574-722.