Uitspraak 201603206/1/R4
- ECLI
- ECLI:NL:RVS:2016:3188
- Datum uitspraak
- 30 november 2016
- Inhoudsindicatie
- Bij besluit van 24 februari 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Holterweg nabij 93" gewijzigd vastgesteld.
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- RO - Overijssel
201603206/1/R4.
Datum uitspraak: 30 november 2016
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant] en anderen, allen wonend te Colmschate, gemeente Deventer,
en
de raad van de gemeente Deventer,
verweerder.
Procesverloop
Bij besluit van 24 februari 2016 heeft de raad het bestemmingsplan "Holterweg nabij 93" gewijzigd vastgesteld.
Tegen dit besluit hebben [appellant] en anderen beroep ingesteld.
De raad heeft een verweerschrift ingediend.
[appellant] en anderen hebben desgevraagd nadere stukken ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2016, waar [appellant] en anderen, bij monde van [appellant], en de raad, vertegenwoordigd door ing. S. Kappenburg, J.P. Romijn en J.D. Oosterloo, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder is ter zitting [belanghebbende] als partij gehoord.
Overwegingen
Achtergrond
1. Het plan maakt de bouw van een nieuwe woonwijk bestaande uit twaalf vrijstaande woningen mogelijk ten noordoosten van het perceel Holterweg 93 in het buurtschap Colmschate. [appellant] en anderen wonen in de directe nabijheid ten noorden van het plangebied. Zij stellen dat het plan onvoldoende rekening houdt met hun belangen als omwonenden en hebben daarom beroep tegen het plan ingesteld.
Toetsingskader
2. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.
Inspraak en overleg
3. [appellant] en anderen voeren aan dat zij als omwonenden ten onrechte geen mogelijkheid tot inspraak hebben gehad over het ontwerp van het plan en dat evenmin met hen overleg daarover is gevoerd.
3.1. Het ontwerp van het plan is ter inzage gelegd en er is gelegenheid geboden tot het naar voren brengen van zienswijzen, overeenkomstig de in de Wet ruimtelijke ordening en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het voorafgaand bieden van de mogelijkheid tot inspraak en het plegen van overleg met omwonenden maken geen deel uit van deze bestemmingsplanprocedure. Dat [appellant] en anderen geen mogelijkheid tot inspraak is geboden en er niet met hen is overlegd heeft geen gevolgen voor de rechtmatigheid van de bestemmingsplanprocedure en het bestemmingsplan. Het betoog faalt.
Verkaveling
4. [appellant] en anderen kunnen zich niet verenigen met de uit het plan voortvloeiende verkaveling van de gronden voor de woningen. Volgens hen houdt deze verkaveling onvoldoende rekening met hun belangen als bewoners van de bestaande woningen ten noorden van het plangebied. Daarbij wijzen zij erop dat de voorzijde van hun percelen tegen de achterzijde van de percelen van de nieuwe woningen aan komt te liggen. Zij vrezen dat op de perceelsgrens door de bewoners van de nieuwe woningen een haag met een hoogte tot 2 m zal worden opgericht, wat leidt tot een vermindering van hun uitzicht vanuit hun woningen.
[appellant] en anderen voeren verder aan dat de raad ten onrechte niet heeft gekozen voor een andere opzet van het plan met een alternatieve verkaveling. Een alternatieve verkaveling biedt volgens hen niet alleen de mogelijkheid om een tweetal voordeuren van de bestaande woningen beter bereikbaar te maken, maar ook de mogelijkheid om aansluitingen van de bestaande woningen op de nutsvoorzieningen beter te ordenen, in die zin dat zij worden aangesloten op nutsvoorzieningen in het openbaar gebied en niet via de particuliere percelen van omwonenden.
4.1. Ingevolge artikel 1, lid 1.35, van de planregels wordt onder voorgevel verstaan: de naar de weg gekeerde gevel van een gebouw of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt.
Ingevolge artikel 5, lid 5.1, zijn de voor "Wonen" aangewezen gronden bestemd voor:
a. woningen, in niet gestapelde vorm, al dan niet in combinatie met een beroep of bedrijf conform het gestelde in artikel 8.2;
(…);
met de daarbij behorende
c. tuinen en erven;
d. (…);
e. groenvoorzieningen.
Ingevolge lid 5.2.2, aanhef en onder b, geldt voor het bouwen van hoofdgebouwen op de gronden met de bestemming "Wonen" dat de voorgevel van een hoofdgebouw in de voorgevel-bouwgrens dient te worden gebouwd.
4.1.1. De Afdeling stelt vast dat het plan toestaat om een haag op te richten op de perceelsgrens tussen de bestaande woningen van [appellant] en anderen en de in het plan voorziene woningen.
Ten aanzien van het betoog van [appellant] en anderen dat het plan onvoldoende rekening houdt met hun belangen vanwege de vermindering van hun uitzicht, overweegt de Afdeling dat geen recht bestaat op een blijvend vrij uitzicht. Verder bedraagt de kortste afstand tussen de woningen van [appellant] en anderen en de perceelsgrens van de nieuwe woningen 8 m. Gelet op deze afstand is de Afdeling van oordeel dat het oprichten van een haag op de perceelsgrens niet zal leiden tot een zodanig onevenredige aantasting van het uitzicht van [appellant] en anderen dat de raad hieraan bij de vaststelling van het plan in het kader van een goede ruimtelijke ordening doorslaggevende betekenis heeft hoeven toe te kennen.
4.1.2. Voor zover [appellant] en anderen betogen dat de raad ten onrechte niet heeft gekozen voor een andere opzet van het plan waaruit een alternatieve verkaveling van de gronden voor de woningen voortvloeit, overweegt de Afdeling dat de raad bij de keuze van de bestemming een afweging dient te maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven dienen in die afweging te worden meegenomen.
In de plantoelichting staat dat het plangebied aan de Holterweg in het overgangsgebied van het buurtschap Colmschate en het oostelijk gelegen landgoed "De Bannink" ligt. De kwaliteit van deze inbreidingslocatie wordt volgens de plantoelichting bepaald door een passende invulling te geven aan de overgang van de stad naar het platteland. Ten zuiden staan volgens de plantoelichting als een soort landmark de markante Hervormde Kerk en het café. De inbreidingslocatie is daaraan volgens de plantoelichting qua volume en uitstraling ondergeschikt. Voorts is vermeld dat na enige varianten en studies is gekozen voor een "introvert" stedenbouwkundig model met de woningen in een hofje. De voorgevels van de woningen zijn gericht op interne ontsluitingswegen, terwijl de externe aansluiting op de Holterweg blijft bestaan op de huidige plek. De rechte doorsteek naar de bestaande woningbouw ten noorden van het plangebied blijft hierdoor ook behouden.
De raad heeft voorts ter zitting toegelicht dat het plan zodanig is vormgegeven dat het goed past bij een kleinschalig dorpsmilieu en de omgeving. De in het plan voorziene verkaveling van de woningen sluit volgens de raad goed aan op de korrelgrootte van de bestaande bebouwing in de omgeving, waaronder de woningen van [appellant] en anderen aan de noordzijde van het plangebied. De structuur met hofjes zorgt volgens de raad voor een nieuwe identiteit en vormt tevens de overgang tussen het dorp Colmschate en het oostelijk gelegen buitengebied.
Voor zover [appellant] en anderen stellen dat een alternatieve verkaveling ertoe leidt dat de voordeuren van een tweetal woningen beter bereikbaar worden en de nutsvoorzieningen beter kunnen worden geordend, overweegt de Afdeling dat in de huidige situatie bij deze woningen aan de oost- en noordzijde een ontsluitingsweg ligt en de voordeuren van deze woningen via deze ontsluitingsweg kunnen worden bereikt. Deze situatie, die de raad in redelijkheid aanvaardbaar heeft kunnen achten, blijft bij uitvoering van het plan ongewijzigd. Verder is de wijze waarop de aansluitingen op de nutsvoorzieningen worden ingericht een aspect van uitvoering van het plan. Dergelijke aspecten kunnen in deze procedure niet aan de orde komen. De raad heeft in de door [appellant] en anderen genoemde omstandigheden geen aanleiding hoeven te zien om te kiezen voor een andere opzet van het plan.
4.2. Gelet op het voorgaande ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad vanwege de uit het plan voortvloeiende verkaveling van de gronden voor de woningen niet in redelijkheid het plan heeft kunnen vaststellen. Het betoog faalt.
Herhaling zienswijze
5. Voor zover [appellant] en anderen in het beroepschrift verzoeken de inhoud van hun zienswijze als herhaald en ingelast in het beroepschrift te beschouwen, overweegt de Afdeling dat in de "Nota zienswijzen Bestemmingsplan Holterweg nabij 93", behorende bij het bestreden besluit, is ingegaan op hun zienswijze. [appellant] en anderen hebben in het beroepschrift noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijze onjuist zou zijn.
Conclusie
6. Gelet op het voorgaande is het beroep ongegrond.
Proceskosten
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. D.J.C. van den Broek, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R.I.Y. Lap, griffier.
w.g. Van den Broek w.g. Lap
lid van de enkelvoudige kamer griffier
Uitgesproken in het openbaar op 30 november 2016
288-817.