Uitspraak 201508653/1/R1


Volledige tekst

201508653/1/R1.
Datum uitspraak: 23 november 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. de vereniging Vereniging van eigenaars van appartementsrechten in het gebouw "Byzantium" aan de Tesselschadestraat hoek Stadhouderskade en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: V.v.E. Byzantium), gevestigd te Amsterdam,
2. de vereniging Vereniging de Hereeniging en anderen (hierna tezamen en in enkelvoud: De Hereeniging), gevestigd te Amsterdam,
appellanten,

en

raad van de gemeente Amsterdam,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 30 september 2015 heeft de raad het bestemmingsplan "Taxiopstelstrook Leidsebosje" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben V.v.E. Byzantium en De Hereeniging beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening (hierna: StAB) heeft desverzocht tweemaal een deskundigenbericht uitgebracht.

V.v.E. Byzantium, De Hereeniging en de raad hebben hun zienswijze daarop naar voren gebracht.

V.v.E. Byzantium, De Hereeniging en de raad hebben desverzocht nadere stukken ingediend.

Bij brief van 24 augustus 2016 is het beroep van De Hereeniging, voor zover ingesteld door [persoon], ingetrokken.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 30 augustus 2016, waar V.v.E. Byzantium, bijgestaan door mr. F. Onrust, advocaat te Amsterdam, De Hereeniging, bijgestaan door mr. M.M. Kaajan, advocaat te Amsterdam, en de raad, vertegenwoordigd door mr. A. van Buuren, mr. C. Delstra, drs. I. Venekamp, G. van Ham, drs. J.A. Perlot, ir. A. Vos en A.L.W. van den Elshout, allen werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.

Overwegingen

Inleiding

1. Bij de vaststelling van een bestemmingsplan heeft de raad beleidsvrijheid om bestemmingen aan te wijzen en regels te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De Afdeling toetst deze beslissing terughoudend. Dit betekent dat de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden beoordeelt of aanleiding bestaat voor het oordeel dat de raad zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening. Voorts beoordeelt de Afdeling aan de hand van de beroepsgronden of het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht.

2. Het plan voorziet in de aanleg van een taxiopstelstrook in het oostelijk deel van het Leidsebosje. De taxiopstelstrook sluit aan bij de taxistandplaats op de Leidsebrug, waarin het bestemmingsplan "Aanpassing verkeersareaal ten zuiden van de Leidsebrug" voorziet. Dat bestemmingsplan is vastgesteld op 4 maart 2014. Met de realisering van de taxistandplaats is in april 2016 begonnen.

Het geschil

3. De gemeente Amsterdam wenst de komende jaren het Leidseplein en omgeving opnieuw in te richten. Een belangrijk element daarin is dat het Leidseplein autovrij wordt gemaakt. De huidige taxistandplaats aan het Kleine-Gartmanplantsoen moet daarom worden verplaatst. Op 4 maart 2014 heeft de deelraad van stadsdeel West het bestemmingsplan "Aanpassing verkeersareaal ten zuiden van de Leidsebrug" vastgesteld. Dat bestemmingsplan voorziet in een taxistandplaats voor ongeveer tien taxi’s op de Leidsebrug. De taxiopstelstrook - die de verbinding vormt tussen de doorgaande weg en de taxistandplaats en plaats biedt aan ongeveer zestien taxi’s - was aanvankelijk voorzien op de Stadhouderskade, maar deze locatie is naar aanleiding van een motie die de raad op 12 maart 2014 bij de behandeling van het uitvoeringsbesluit over de herinrichting van het Leidseplein heeft aangenomen, gewijzigd in het Leidsebosje. Dit plan voorziet in die taxiopstelstrook.

De Vereniging van eigenaren van appartementsrechten in het gebouw "Byzantium" aan de Tesselschadestraat hoek Stadhouderskade te Amsterdam heeft als doel het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de eigenaren van de appartementsrechten. De vereniging "De Hereeniging" zet zich in voor de belangenbehartiging van haar leden aangaande het wonen en de woonomstandigheden in de omgeving van het Vondelpark te Amsterdam. In dit geval gaat het De Hereeniging in het bijzonder om de woonomstandigheden in de Roemer Visscherstraat en de directe omgeving daarvan.

V.v.E. Byzantium en De Hereeniging stellen onder andere dat de gevolgen van het plan voor de omgeving van het plangebied door de raad niet goed zijn onderzocht. In de onderzoeken waarnaar de raad in dit verband verwijst, wordt namelijk nog uitgegaan van de oorspronkelijke locatie van de taxiopstelstrook aan de Stadhouderskade en is de locatie aan het Leidsebosje niet betrokken. Voorts vrezen V.v.E. Byzantium en De Hereeniging dat de voorgenomen ontwikkeling het woon- en leefklimaat in de omgeving van gebouw "Byzantium" en de Roemer Visscherstraat zal aantasten, omdat zij een negatieve invloed heeft op de verkeersveiligheid, de doorstroming van het verkeer en de luchtkwaliteit. De maatregelen die de raad hiertegen wil nemen, zijn volgens de beide verenigingen ten onrechte niet in het plan verankerd. Verder betogen de verenigingen dat de gevolgen van het plan door de raad slechts op zichzelf zijn beschouwd, terwijl het plan als deel van een meeromvattend project - namelijk de complete herinrichting van het Leidseplein - zou moeten worden bezien. Ook zou het plan volgens V.v.E. Byzantium en De Hereeniging in strijd zijn met de taxiregelgeving.

De beroepen

Deugdelijkheid van het verkeersonderzoek

4. V.v.E. Byzantium en De Hereeniging betogen dat ten onrechte geen aanvullend verkeersonderzoek is verricht. Hiertoe voeren zij aan dat het verkeersonderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt, is verricht met het verkeersmodel Genmod. Dit model is volgens V.v.E Byzantium en De Hereeniging verouderd en in 2014 vervangen door het Verkeersmodel Amsterdam VMA. Nu het besluit tot vaststelling van het plan dateert van september 2015, heeft de raad ten onrechte niet het nieuwe verkeersmodel aan het onderzoek ten grondslag gelegd, zo stellen V.v.E Byzantium en De Hereeniging. Voorts voeren zij in dit verband aan dat in de verkeersonderzoeken is uitgegaan van verkeerstellingen uit 2008 die zijn geëxtrapoleerd naar het jaar 2015. Volgens V.v.E. Byzantium en De Hereeniging zijn de resultaten van het onderzoek daarom onnauwkeurig.

In het verkeersonderzoek wordt, zo stellen V.v.E Byzantium en De Hereeniging vervolgens, uitgegaan van een andere situatie dan die waarin het plan voorziet. Het verkeersonderzoek heeft namelijk betrekking op de - inmiddels achterhaalde - situatie waarin de taxiopstelstrook aan de Stadhouderskade was voorzien. De verplaatsing van de voorgenomen taxiopstelstrook van de Stadhouderskade naar het Leidsebosje heeft volgens V.v.E. Byzantium en De Hereeniging wijzigingen van de verkeersintensiteit en -doorstroming tot gevolg, die ten onrechte niet in een nieuw onderzoek in kaart zijn gebracht. Voorts stellen de beide verenigingen dat in het verkeersonderzoek ten onrechte geen aandacht is besteed aan de mogelijke gevolgen van de afsluiting voor gemotoriseerd verkeer van het Leidseplein voor de verkeerssituatie in de omliggende straten, zoals de Stadhouderskade - waaraan het gebouw "Byzantium" is gelegen -, de Roemer Visscherstraat en de hiertussen gelegen Tesselschadestraat. Ook het extra busverkeer dat overdag de Stadhouderskade passeert wegens deze afsluiting is volgens V.v.E. Byzantium en De Hereeniging ten onrechte niet in het onderzoek betrokken. V.v.E. Byzantium stelt voorts dat met de taxivoorsorteerstrook die ten behoeve van het plan op de Stadhouderskade zal worden aangelegd en de afsluiting van een rijbaan aldaar, ten onrechte evenmin rekening is gehouden in het onderzoek.

V.v.E. Byzantium en De Hereeniging betogen dat de raad in de Nota van Beantwoording zienswijzen in dit verband weliswaar naar diverse onderzoeksrapporten heeft verwezen, maar dat deze geen van alle kunnen dienen als vervanging van het noodzakelijke onderzoek dat in het kader van het plan had moeten worden verricht.

4.1. De raad stelt zich op het standpunt dat in het verkeersonderzoek dat aan het plan ten grondslag ligt, de gevolgen van het plan voor de verkeersintensiteit en -doorstroming aan de hand van een toereikend verkeersmodel voldoende in kaart zijn gebracht. Hij wijst in dit verband op de onderzoeksrapporten "Verkeersintensiteiten Stadhouderskade" van de Dienst Infrastructuur en Milieu (hierna: DIVV) van 11 januari 2013, "Taxistandplaats Leidsebrug" van de Dienst Ruimtelijke Ordening (hierna: DRO) van 18 april 2013, "Verkeersregeltechnisch onderzoek van kruispunten nabij het Leidseplein" van DIVV van 4 november 2013 en "Verkeersanalyse Stadhouderskade nabij Leidsebrug" van DRO van 3 november 2014, waarvan de resultaten in hoofdstuk 6 van de plantoelichting zijn beschreven. In het onderzoek is rekening gehouden met de gewijzigde ligging van de taxiopstelstrook en met busverkeer op de Stadhouderskade als gevolg van de afsluiting van het Leidseplein voor gemotoriseerd verkeer. De afsluiting van één van de rijbanen van de Stadhouderskade is niet in het onderzoek betrokken omdat dit een tijdelijke situatie betreft, die zal duren tot de werkzaamheden op en in de omgeving van het Leidseplein zijn afgerond. Voorts stelt de raad zich op het standpunt dat in het verkeersonderzoek tevens is bezien in hoeverre de afsluiting van het Leidseplein gevolgen heeft voor de verkeersintensiteit en -doorstroming in de omliggende straten.

4.2. In het deskundigenbericht staat dat het onderzoek naar de verkeersintensiteit en -doorstroming nabij het gebouw "Byzantium" en de Roemer Visscherstraat als gevolg van het plan, is neergelegd in het rapport "Verkeersanalyse Stadhouderskade nabij de Leidsebrug" van 3 november 2014. Dit rapport beschrijft de afwikkeling van het gemotoriseerde verkeer op drie grote kruispunten in de buurt van het Leidseplein aan de hand van een simulatiemodel. In het onderzoek is uitgegaan van de ligging van de taxiopstelstrook in het Leidsebosje en zijn de buslijnen waarvan reeds vaststaat dat zij over de Stadhouderskade (zullen) rijden, meegenomen. In het deskundigenbericht wordt voorts vermeld dat de gehanteerde verkeersintensiteiten afkomstig zijn uit onderzoeken die eerder zijn verricht en zijn geëxtrapoleerd naar het jaar 2015. Om de verkeersaantrekkende werking van de taxistandplaats en -opstelstrook te bepalen, is gebruik gemaakt van onderzoeken inzake andere taxistandplaatsen in het centrum van Amsterdam. Voorts is voor de analyse van de verkeersafwikkeling een algemeen erkend computermodel gebruikt.

Volgens het deskundigenbericht is dit computermodel geschikt voor het noodzakelijke onderzoek naar de gevolgen van het plan voor de verkeersintensiteit en -doorstroming nabij het gebouw "Byzantium" en de Roemer Visscherstraat. De gevolgen van het plan kunnen aan de hand van de onderzoeksresultaten voldoende worden beoordeeld. In het deskundigenbericht wordt geconcludeerd dat aanvullend onderzoek door de raad in zoverre niet nodig is.

4.3. Ter zitting heeft de raad een nadere toelichting gegeven op het model dat ten behoeve van het verkeersonderzoek is gehanteerd. De raad heeft gesteld dat de gemeente is overgestapt van het verkeersmodel Genmod op het Verkeersmodel Amsterdam VMA omdat dit laatste model technisch is verbeterd ten opzichte van het eerste. Nu de uitgangspunten waarop beide modellen zijn gebaseerd volgens de raad dezelfde zijn, heeft de gemeente ervoor gekozen om de overgang geleidelijk te laten verlopen. Dat wil zeggen dat plannen en onderzoeken waarvan - ten tijde van de invoering van het Verkeersmodel Amsterdam VMA - de voorbereiding reeds met toepassing van het verkeersmodel Genmod was aangevangen, met behulp van dit verkeersmodel ook (zullen) worden afgerond. Dit plan valt in die categorie. De raad heeft in dit verband tevens gesteld dat de onderzoeksresultaten onder beide verkeersmodellen nagenoeg dezelfde zijn. De verschillen die de toepassing van het Verkeersmodel Amsterdam VMA ten opzichte van het verkeersmodel Genmod zou opleveren, worden volgens de raad namelijk opgeheven. Ter zitting heeft de raad naar het oordeel van de Afdeling inzichtelijk gemaakt hoe bijvoorbeeld tellingen van vrachtverkeer - die in het Verkeersmodel Amsterdam VMA nauwkeuriger kunnen worden verwerkt dan in het verkeersmodel Genmod - worden verricht als het verkeersonderzoek plaatsvindt aan de hand van het verkeersmodel Genmod. Gelet hierop, en gelet op de omstandigheid dat de StAB het gebruik van het verkeersmodel Genmod voor het verkeersonderzoek geschikt heeft bevonden, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad niet voor de toepassing van dit verkeersmodel heeft mogen kiezen.

Het betoog faalt in zoverre.

4.4. De raad heeft ter zitting eveneens een nadere toelichting gegeven op de wijze waarop bussen die overdag over de Stadhouderskade rijden ("dagbuslijnen") in het verkeersonderzoek zijn betrokken. De raad heeft gesteld dat met twee dagbuslijnen in het verkeersonderzoek expliciet rekening is gehouden. Vijf dagbuslijnen waarvan nog onduidelijk is of deze in de toekomst over de Stadhouderskade zullen rijden, zijn niet in het verkeersonderzoek meegenomen. Volgens de raad brengt het ontbreken van deze lijnen niet met zich dat de resultaten van het verkeersonderzoek met betrekking tot de doorstroming van het verkeer op de Stadhouderskade, in negatieve zin moeten worden bijgesteld. Hij wijst in dit verband op het rapport "Verkeersanalyse Stadhouderskade nabij Leidsebrug" van DRO van 3 november 2014, waaruit blijkt dat busverkeer op de Stadhouderskade een positieve invloed heeft op deze doorstroming en dat de reistijden van het autoverkeer daardoor zelfs iets zullen worden verkort. Ook wijst de raad op het deskundigenbericht waarin de resultaten van het verkeersonderzoek worden onderschreven.

In het deskundigenbericht staat dat het autoverkeer kan profiteren van (extra) busverkeer, nu dit busverkeer met beïnvloeding van de verkeerslichten de doorstroming van al het verkeer op de Stadhouderskade kan verbeteren. Voorts komt uit het deskundigenbericht naar voren dat mogelijke conflicten tussen taxi’s en doorgaand verkeer die van negatieve invloed zijn op de doorstroming, zich met name in de nachtperiode kunnen voordoen, omdat de taxiopstelstrook overdag niet intensief zal worden gebruikt. De Afdeling leidt hieruit af dat het taxiverkeer dat overdag gebruik maakt van de taxiopstelstrook, het voordeel dat (extra) busverkeer op de Stadhouderskade in verband met de doorstroming met zich brengt, niet teniet zal doen. Gelet hierop en op de door de raad gegeven toelichting, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad op dit punt extra onderzoek had moeten verrichten.

Het betoog faalt in zoverre.

4.5. Ten aanzien van hetgeen V.v.E. Byzantium en De Hereeniging overigens hebben aangevoerd om hun beroepsgrond dat aanvullend onderzoek had moeten worden verricht, te onderbouwen, wordt door de Afdeling als volgt overwogen.

Het deskundigenbericht vermeldt dat in het verkeersonderzoek een microsimulatiemodel is gebruikt om de verkeerssituatie in en rond het plangebied te analyseren. In het model zijn cijfers uit 2012 gehanteerd om de verkeerssituatie in 2015 en 2025 te voorspellen. Volgens het deskundigenbericht is deze methode betrouwbaar, mits rekening wordt gehouden met de verwachte ontwikkelingen die zich in de peiljaren hebben voorgedaan en voordoen. De afsluiting van het Leidseplein voor gemotoriseerd verkeer is als een dergelijke ontwikkeling in het verkeersonderzoek betrokken. Voorts wordt in het deskundigenbericht gesteld dat de analyse van de verkeerafwikkeling in het verkeersonderzoek weliswaar is gericht op de situatie waarin de taxiopstelstrook ten zuiden van de trambaan ligt - en niet, zoals in de situatie waarin het plan voorziet - ten noorden van de trambaan, maar dat de resultaten van de analyse niettemin voldoende zijn voor de beoordeling van het voorliggende plan.

De Afdeling ziet in hetgeen V.v.E. Byzantium en De Hereeniging hebben aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat het verkeeronderzoek niet toereikend is en dat de bevindingen in het deskundigenbericht hieromtrent onjuist zijn.

Het betoog faalt.

Maatregelen ter beperking van verkeersoverlast

5. V.v.E. Byzantium en De Hereeniging betogen voorts dat de taxiopstelstrook waarin het plan voorziet, zal leiden tot verkeersoverlast in de vorm van gevaarlijke situaties, handhavingsproblemen en problemen met de bereikbaarheid van het gebouw "Byzantium" en de Roemer Visscherstraat. Zij stellen in dit verband dat de Tesselschadestraat en de Roemer Visscherstraat vanaf de Stadhouderskade in de huidige situatie al slecht bereikbaar zijn, vanwege filevorming voor de ingang van de parkeergarage in de Tesselschadestraat en laad- en losactiviteiten bij het hotel dat naast gebouw "Byzantium" is gelegen. V.v.E. Byzantium en De Hereeniging voeren aan dat het plan de bereikbaarheid verder zal verslechteren, nu de realisering van de taxiopstelstrook met zich brengt dat taxi’s de standplaats op de Leidsebrug alleen via de Stadhouderskade kunnen bereiken en de standplaats - na het maken van een U-bocht op de Leidsebrug - ook slechts via die weg weer kunnen verlaten. Omdat de taxistandplaats en -opstelstrook tezamen slechts plaats bieden aan ongeveer 26 taxi’s, zal het aantal verkeersbewegingen in de directe omgeving ervan aanzienlijk toenemen, hetgeen volgens V.v.E. Byzantium en De Hereeniging tot nog meer opstoppingen dan in de huidige situatie en daarmee gepaard gaande verkeersonveilige situaties zal leiden.

V.v.E. Byzantium en De Hereeniging stellen voorts dat de raad in de Nota van Beantwoording zienswijzen verschillende maatregelen noemt die noodzakelijk zijn voor een goede uitvoering van het plan. Het gaat hierbij onder andere om structurele handhaving van niet-reglementair verkeersgedrag op en in de directe nabijheid van de taxistandplaats, het plaatsen van een slagboom bij de toegang tot de opstelstrook en eventueel het plaatsen van een verzinkbare paal ("vezip") om sluipverkeer in de Tesselschadestraat en de Roemer Visscherstraat tegen te gaan. Volgens V.v.E. Byzantium en De Hereeniging staat niet vast dat deze maatregelen toereikend zijn om de overlast in de omgeving van het plangebied tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. Voorts zijn deze maatregelen ten onrechte niet in het plan verankerd. Nu uit de Nota van Beantwoording zienswijzen kan worden afgeleid dat het plan slechts uitvoerbaar is als flankerende maatregelen worden genomen, hadden deze maatregelen ten tijde van de vaststelling van het plan verzekerd moeten zijn, bijvoorbeeld door middel van een voorwaardelijke verplichting, aldus de verenigingen.

De Hereeniging wijst in dit verband in het bijzonder op het plaatsen van de vezip op de Tesselschadestraat, waarvan de noodzaak blijkt uit de motie die op 30 september 2015 bij de behandeling van het plan door de raad is aangenomen. Deze motie stelt dat over het plaatsen van de vezip overleg met buurtbewoners moet plaatsvinden. Volgens De Hereeniging is het plan ten onrechte vastgesteld voordat dit overleg heeft plaatsgevonden. Voorts zijn op de Zieseniskade en op de Leidsekade - waar zich volgens De Hereeniging dezelfde overlast zal voordoen als in de Roemer Visscherstraat - al wel vezips geplaatst, hetgeen leidt tot rechtsongelijkheid.

V.v.E. Byzantium benadrukt dat door de raad ten tijde van de vaststelling van het plan ten onrechte geen specifieke maatregelen waren voorgesteld om de overlast voor de bewoners van gebouw "Byzantium" te beperken. De voorsorteerstrook die door de raad als maatregel wordt genoemd om de doorstroming van het verkeer te bevorderen, zal voor hen voorts tot extra overlast leiden, nu deze precies voor gebouw "Byzantium" is geprojecteerd.

Omdat het plan is vastgesteld zonder dat is verzekerd dat de maatregelen die noodzakelijk zijn om tot een goede uitvoering te komen, worden gerealiseerd en in stand gehouden, is het plan volgens de verenigingen in strijd met een goede ruimtelijke ordening vastgesteld.

5.1. De raad stelt zich op het standpunt dat de bereikbaarheid van onder meer het gebouw "Byzantium" en de Roemer Visscherstraat, evenals de verkeersveiligheid en de doorstroming van het verkeer als gevolg van het plan niet zullen verslechteren. Hij wijst in dit verband op de al eerder aangehaalde verkeersonderzoeken, waaruit blijkt dat de verkeersintensiteiten ter hoogte van de Stadhouderskade en de Roemer Visscherstraat in de toekomstige situatie niet veel zullen verschillen van de huidige. Het verkeer op de kruispunten met de Stadhouderskade in de buurt van de taxiopstelstrook waarin het plan voorziet, zal blijkens het onderzoek "Verkeersanalyse Stadhouderskade nabij de Leidsebrug" van 3 november 2014, beter doorstromen dan in de huidige situatie. Voorts stelt de raad dat in het onderzoek "Taxistandplaats Leidsebrug" van 18 april 2013 de doorstroming van het verkeer tijdens piekuren in kaart is gebracht, waarbij als uitgangspunt is genomen dat het taxiaanbod groter is dan de beschikbare ruimte op de taxiopstelstrook en -plaats. In dit onderzoek is een aantal maatregelen aanbevolen om te voorkomen dat taxi’s die de opstelstrook niet meteen kunnen bereiken, in de buurt gaan rondrijden en daarbij zorgen voor opstoppingen en verkeersonveilige situaties.

Eén van de maatregelen die in dit verband worden aanbevolen, is het plaatsen van vezips op drie locaties. De raad geeft aan dat - anders dan de verenigingen kennelijk veronderstellen - alleen op de Zieseniskade reeds een vezip is geplaatst. De vezips op de Leidsekade en de Tesselschadestraat zullen - in overeenstemming met de inhoud van de motie van 30 september 2015 - worden geplaatst voordat de taxiopstelstrook en -standplaats in gebruik worden genomen. Deze vezips zullen de beide straten in beginsel gedurende dezelfde periode afsluiten als de vezip op de Zieseniskade, namelijk tussen 21.00 u. en 07.00 u. Volgens de raad kan uit de overlegverplichting die uit de motie voortvloeit, voorts niet worden afgeleid dat de vezip mogelijk in het geheel niet zal worden geplaatst of in gebruik zal worden genomen. Ten aanzien van de stelling van V.v.E. Byzantium dat de voorsorteerstrook vanwege haar ligging tot extra overlast voor de bewoners van gebouw "Byzantium" zal leiden, stelt de raad zich op het standpunt dat de strook zal worden gesloten als de situatie daarom vraagt. Daarnaast zullen verkeersregelaars taxi’s bij drukte manen om door te rijden als de voorsorteerstrook vol is.

De raad merkt verder op dat de verenigingen weliswaar betwijfelen of door middel van de maatregelen die in verband met de realisering van de taxiopstelstrook zullen worden genomen, een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de omgeving kan worden gegarandeerd, maar dat zij deze stelling niet aannemelijk hebben gemaakt door middel van tegenonderzoek. Verder zijn de maatregelen volgens de raad verkeerstechnisch van aard of zien deze op de handhaving van niet-reglementair verkeersgedrag. Zij betreffen dus uitvoeringsaspecten en hebben geen ruimtelijke relevantie. Daarom zijn de maatregelen volgens de raad niet geschikt om in een bestemmingsplan te worden opgenomen.

5.2. In het deskundigenbericht staat dat de taxi’s die vanaf en naar de taxiopstelstrook en -plaats rijden geen belemmering voor het doorgaande verkeer zullen vormen, zolang sprake is van een vrije toegang tot de taxiopstelstrook. Stagnatie kan ontstaan als taxi’s staan opgesteld op de voorsorteerstrook in de middenberm van de Stadhouderskade en filevorming ontstaat binnen het wegvak. Om het stilstaan van taxi’s op de rijbaan te voorkomen, heeft de raad al besloten om bij grote drukte de voorsorteerstrook in de middenberm te sluiten. Het is in dergelijke gevallen niet onlogisch dat taxi’s gebruik zullen maken van een route via de Tesselschadestraat en de Roemer Visscherstraat om te proberen de taxistandplaats vanuit westelijke richting te benaderen. In het deskundigenbericht wordt geconcludeerd dat de taxiopstelstrook en -plaats de bereikbaarheid van gebouw "Byzantium" en de Roemer Visscherstraat niet zonder meer zullen beperken, mits de voorgenomen maatregelen tot uitvoering worden gebracht.

Ten aanzien van de verkeersveiligheid in de omgeving van het plangebied wordt in het deskundigenbericht opgemerkt dat de Stadhouderskade moet worden gekwalificeerd als een gebiedsontsluitingsweg met een sterke stroomfunctie. Het is daarom van belang dat het doorgaande verkeer blijft doorstromen zonder dat het in conflict komt met het bestemmingsverkeer. Wanneer aan de voorgenomen maatregelen uitvoering wordt gegeven en sprake is van normaal verkeersgedrag, kan volgens het deskundigenrapport worden voldaan aan de richtlijnen die in het algemeen worden toegepast in het kader van de verkeersveiligheid.

De voorgenomen maatregelen die in dit verband in het deskundigenbericht worden genoemd, zijn het weren van stagnatie en stilstand van het doorgaande verkeer door middel van een kruis op de zuidelijke rijbaan tussen de voorsorteerstrook en de Tesselschadestraat, het sluiten van de voorsorteerstrook bij grote drukte, het plaatsen van een (gereguleerde) slagboom of een andere voorziening bij de oversteek van de trambaan om stilstaand verkeer op de trambaan te voorkomen, het plaatsen van schotten langs de taxiopstelstrook zodat alleen de voorste drie taxi’s vrij kunnen uitrijden, monitoring van de verkeerssituatie op piekuren door twee verkeersregelaars gedurende het eerste jaar dat de taxiopstelstrook en -plaats in werking zijn en het plaatsen van een vezip aan het begin van de Tesselschadestraat.

5.3. In hun zienswijzen naar aanleiding van het deskundigenbericht stellen V.v.E. Byzantium en De Hereeniging dat de maatregelen die door de raad zijn voorgesteld om de verkeersoverlast als gevolg van het plan in de omgeving van het plangebied te beperken, onvoldoende concreet zijn. Zij wijzen erop dat de raad weliswaar stelt dat twee verkeersregelaars op piekuren de verkeerssituatie zullen monitoren, maar dat de raad niet heeft aangegeven welke tijdstippen van de dag als piekuur kunnen worden aangemerkt. Voorts is volgens hen niet zeker dat in de Tesselschadestraat een vezip zal worden geplaatst.

5.4. In het deskundigenbericht wordt geconcludeerd dat het plan uitvoerbaar is, mits aan een aantal voorwaarden - in de vorm van flankerende maatregelen die door de raad zijn voorgesteld - wordt voldaan. De enkele stelling van V.v.E. Byzantium en De Hereeniging dat deze maatregelen onvoldoende concreet zijn, is naar het oordeel van de Afdeling niet voldoende om te twijfelen aan de juistheid van deze conclusie.

Voorts hebben V.v.E. Byzantium en De Hereeniging aangevoerd dat het plan had moeten voorzien in een voorwaardelijke verplichting, strekkende tot de uitvoering en instandhouding van de genoemde maatregelen. De raad heeft ter zitting nader toegelicht dat de maatregelen niet in het plan zijn opgenomen omdat zij maatwerk vereisen. De raad heeft daarbij nogmaals benadrukt dat dit er niet aan in de weg staat dat alle maatregelen die in de toelichting bij het plan zijn beschreven, daadwerkelijk zullen worden getroffen. Zo zal de vezip op de hoek van de Roemer Visscherstraat en de Tesselschadestraat worden geplaatst en in werking worden genomen als de uitvoeringsregeling - die onder andere betrekking heeft op het passeren van de vezip door bestemmingsverkeer door middel van een pasje - met de omwonenden is afgestemd.

De Afdeling overweegt dat het treffen van verkeersmaatregelen en het plaatsen van een vezip maatregelen zijn die niet in een bestemmingsplan behoeven te worden geregeld. In aanmerking genomen dat het gemeentebestuur het in zijn macht heeft om de toezeggingen die zijn gedaan gestand te doen, is het opnemen van een voorwaardelijke verplichting met betrekking tot de genoemde maatregelen ook niet nodig.

Het betoog faalt.

Geluid

6. V.v.E. Byzantium en De Hereeniging betogen dat het plan geluidoverlast voor de bewoners van gebouw "Byzantium" en de Roemer Visscherstraat tot gevolg zal hebben. De overlast voor de bewoners van gebouw "Byzantium" zal zich volgens V.v.E. Byzantium vooral voordoen in de late avond en nachtelijke uren als gevolg van muziek, stemgeluid en claxonnerende taxi’s. De Hereeniging vreest vooral dat de toename van de hoeveelheid taxi’s in de Roemer Visscherstraat tot geluidoverlast zal leiden. Volgens V.v.E. Byzantium is in het onderzoek ten onrechte aangesloten bij cijfers uit de "Handreiking industrielawaai en vergunningverlening" (hierna: Handreiking). Voor zover hierbij wel kon worden aangesloten, voert V.v.E. Byzantium aan dat de omstandigheid dat de maximale ontheffingswaarde als gevolg van het plan niet wordt overschreden, niet automatisch met zich brengt dat het plan op dit punt blijkt geeft van een goede ruimtelijke ordening.

6.1. De raad stelt dat de geluidgevolgen van het plan in kaart zijn gebracht in drie onderzoeken, waarvan de resultaten zijn beschreven in hoofdstuk 7 van de plantoelichting. Uit deze rapporten blijkt volgens de raad dat op en rond het Leidseplein als gevolg van het plan geen significant geluideffect optreedt. Verder blijkt dat de geluidbelasting door de activiteiten als gevolg van het plan, niet significant hoger is dan de maximale geluidniveaus van de overige activiteiten in de omgeving. Mede gelet op het centrumstedelijke karakter van het gebied acht de raad de situatie aanvaardbaar. De raad stelt ten slotte dat geluidoverlast door claxonnerende taxi’s binnen het ruimtelijke kader van een bestemmingsplan niet kan worden ondervangen. Hij wijst erop dat het optreden tegen onnodig claxonneren op het terrein van handhaving van de verkeersvoorschriften ligt en binnen die context aandacht zal krijgen.

6.2. Ten behoeve van het plan is onderzoek verricht naar de geluidgevolgen van de herinrichting van het Leidseplein in haar geheel en van de activiteiten op de taxistandplaats en -opstelstrook in het bijzonder. De resultaten van deze onderzoeken zijn neergelegd in de rapporten "Akoestisch onderzoek effecten herinrichting Leidseplein" van 25 april 2013, "Akoestisch onderzoek taxistandplaats Leidseplein Amsterdam" van 10 december 2013 en "Aanvullende geluidberekeningen opstelstrook Taxistandplaats Leidsebosje" van 25 augustus 2014, die alle zijn opgesteld door ingenieursbureau Tauw B.V. Voor de beoordeling van de aanvaardbaarheid van de geluidsituatie is aangesloten bij de Handreiking en worden de taxistandplaats en -opstelstrook beschouwd als bron van industrielawaai.

Voor het onderzoek naar de geluidgevolgen van de herinrichting van het Leidseplein in haar geheel, is gebruikgemaakt van de resultaten uit het al eerder aangehaalde rapport van DIVV van 11 januari 2013, waarin het onderzoek naar de verwachte gevolgen van de herinrichting voor de verkeersintensiteiten op de wegen nabij het Leidseplein is neergelegd. In het akoestisch rapport van 25 april 2013 staat dat een toename van de verkeersintensiteit met 40%, leidt tot een toename van de geluidbelasting met 1,5 dB(A). Omdat de toename van de verkeersintensiteit op de Stadhouderskade maximaal 2% bedraagt, zal daar als gevolg van de herinrichting van het Leidseplein geen relevant geluideffect optreden.

De rapporten waarin de geluideffecten van de taxistandplaats en -opstelstrook worden beschreven, dienen volgens de plantoelichting in samenhang te worden beschouwd. In de onderzoeken zijn zowel de activiteiten op de taxistandplaats en -opstelstrook betrokken die directe hinder veroorzaken (zoals draaiende motoren, dichtslaande portieren en stemgeluiden) als de activiteiten die indirecte hinder veroorzaken (met name aankomende en vertrekkende taxi’s).

In het rapport van 10 december 2013 - waarin nog werd uitgegaan van de aanvankelijke locatie van de taxiopstelstrook aan de Stadhouderskade - staat vermeld dat de richtwaarde voor het gemiddelde, nachtelijke geluidniveau in een woonwijk in de stad, 40 dB(A) bedraagt. Als gevolg van de realisering van de taxiopstelstrook zou dit niveau worden overschreden. Dit hing samen met de overschrijding van de richtwaarde voor de nachtperiode op één waarneempunt aan de Stadhouderskade, waar 49 dB(A) was berekend. In het rapport is echter tevens geconstateerd dat het heersende omgevingsgeluid op die locatie ook in de avond- en nachtperiode gemiddeld al 48 dB(A) bedraagt. Een verschil van 1 dB(A) zou, voor zover dat zich zou voordoen, geen wezenlijke invloed op de geluidbeleving opleveren. Voorts staat in het rapport van 10 december 2013 dat het niet ongebruikelijk is dat het gemiddelde geluidniveau per etmaal in een woonwijk in de stad 50 dB(A) bedraagt. De hoogste berekende etmaalwaarde ter hoogte van gebouw Byzantium bedroeg 55 dB(A). Het rapport vermeldt verder dat de geluidwering van een gevel ongeveer 20 dB(A) bedraagt, zodat een geluidniveau van maximaal 35 dB(A) in geluidgevoelige ruimten kan worden gewaarborgd. Voorts staat in het rapport dat de maximale grenswaarde van 65 dB(A) niet wordt overschreden.

Uit het rapport van 25 augustus 2014, waarin de locatie waar de taxiopstelplaats in het plan is voorzien in de berekeningen is betrokken, volgt dat de nachtelijke richtwaarde van 40 dB(A) ook dan wordt overschreden. Deze overschrijding is echter geringer dan in de aanvankelijke situatie: aan de Stadhouderskade bedraagt het berekende, gemiddelde geluidniveau ten hoogste 46 dB(A). Verder blijkt uit het rapport van 25 augustus 2014 dat de locatie van de taxiopstelstrook waarin het plan voorziet, voor het gemiddelde geluidniveau per etmaal ter hoogte van gebouw "Byzantium" iets gunstiger is dan de oude locatie was: de geluidbelasting daalt van 55 dB(A) naar 54 dB(A).

6.3. In het deskundigenbericht staat dat het hanteren van de Handreiking als toetsingskader voor de situatie van directe hinder als logisch kan worden beschouwd, nu in vergelijkbare situaties dezelfde beoordelingsmethode wordt gebruikt. Verder wordt in het deskundigenbericht gesteld dat nabij gebouw "Byzantium" weliswaar de aanbevolen grenswaarde voor de gemiddelde geluidbelasting wordt overschreden, maar niet de aanbevolen grenswaarde voor het maximale niveau. Mede gelet op het beperkte aantal extra verkeersbewegingen op de Stadhouderskade als gevolg van het plan, bestaat volgens het deskundigenbericht geen reden om nader op de akoestische situatie ter plaatse van gebouw "Byzantium" in te gaan.

Voorts staat in het deskundigenbericht dat de akoestische situatie in de Roemer Visscherstraat niet is beoordeeld in de akoestische onderzoeken die zijn verricht. In de nachtperiode zouden de geluidgevolgen van verkeersbewegingen aldaar als hinderlijk kunnen worden ervaren, maar volgens het deskundigenbericht is dat niet louter toe te rekenen aan de taxiopstelstrook waarin het plan voorziet. Opgemerkt wordt dat plaatsing van een vezip in de Tesselschadestraat kan voorkomen dat sluipverkeer tot extra verkeerslawaai in de Roemer Visscherstraat leidt.

6.4. De Afdeling is van oordeel dat de raad voor het bepalen van de geluidbelasting in de omgeving van het plangebied als gevolg van het plan per etmaal en in de nachtperiode, in redelijkheid aansluiting heeft kunnen zoeken bij de grenswaarde voor het gemiddelde geluidniveau die de Handreiking in dit verband aanbeveelt voor een drukke woonwijk in het stadscentrum. Verder heeft de raad er naar het oordeel van de Afdeling bij de vaststelling van het plan rekening mee mogen houden dat het plangebied aan een drukke weg in een sterk stedelijke omgeving ligt, waardoor de geluidbelasting op de omgeving zich noodzakelijkerwijs in de hogere regionen van het toelaatbare spectrum bevindt. De conclusie uit de beide rapporten dat een maximale gemiddelde geluidbelasting van 35 dB(A) in geluidgevoelige ruimten kan worden gewaarborgd, hebben V.v.E. Byzantium en De Hereeniging niet gemotiveerd betwist. In zoverre heeft de raad zich naar het oordeel van de Afdeling in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in de weg staat aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ter hoogte van gebouw "Byzantium" en de Roemer Visscherstraat.

Voor zover appellanten betogen dat taxichauffeurs regelmatig onnodig en niet-reglementair claxonneren en dat daarmee in het akoestisch onderzoek ten onrechte geen rekening is gehouden, overweegt de Afdeling dat dit, gelet op artikel 28 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, een aspect van handhaving van de verkeersvoorschriften betreft dat in deze procedure niet aan de orde kan komen.

Het betoog faalt.

Luchtkwaliteit

7. V.v.E. Byzantium en De Hereeniging betogen voorts dat als gevolg van het plan de grenswaarde voor stikstofdioxide als gesteld in de EU Richtlijn 2008/50/EG (hierna: de Richtlijn Luchtkwaliteit) zal worden overschreden. Zij verwijzen hiertoe naar het rapport "Wat ademen wij" van Milieudefensie van 11 mei 2016 en naar het rapport "Luchtverontreiniging Amsterdam 2015" van de GGD Amsterdam van 31 mei 2016. Uit beide rapporten blijkt volgens V.v.E. Byzantium dat de grenswaarde die voor stikstofdioxide in de Richtlijn Luchtkwaliteit is genoemd - namelijk 40 µg/m³ - vóór de vaststelling van het plan ter hoogte van het plangebied aan de Stadhouderskade, reeds werd overschreden. V.v.E. Byzantium en De Hereeniging betogen dat de raad ten onrechte slechts heeft onderzocht of het plan in betekenende mate bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse en niet of de grenswaarde voor stikstofdioxide die in de Richtlijn Luchtkwaliteit is genoemd, ten tijde van de vaststelling van het plan reeds werd overschreden. De raad had hiertoe volgens V.v.E. Byzantium en De Hereeniging wel moeten overgaan, nu het uitstel dat de Europese Commissie aan Nederland heeft verleend om aan de luchtkwaliteitsnormen in de Richtlijn te voldoen, ten tijde van de vaststelling van het plan reeds was verlopen. Subsidiair betogen V.v.E. Byzantium en De Hereeniging dat het plan is vastgesteld in strijd met artikel 12 van de Richtlijn, waarin staat dat lidstaten ernaar streven het niveau van - onder meer - stikstofdioxide beneden de grenswaarde te houden als het niveau beneden die grenswaarde ligt. Nu dit plan bijdraagt aan een verslechtering van de luchtkwaliteit ter hoogte van het plangebied, heeft de raad volgens V.v.E. Byzantium en De Hereeniging in strijd met dit artikel gehandeld door de vaststelling ervan.

Voorts betogen V.v.E. Byzantium en De Hereeniging dat de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit in de Roemer Visscherstraat ten onrechte niet apart zijn onderzocht. De stelling van de raad dat de toename van verkeer als gevolg van het plan in de Roemer Visscherstraat gering zal zijn, kan hiervoor niet als reden dienen, nu evenmin is onderzocht in hoeverre het plan een toename van het verkeer aldaar tot gevolg heeft. Daarnaast is ook het busverkeer dat als gevolg van de herinrichting van het Leidseplein over de Stadhouderskade zal moeten rijden, ten onrechte niet in het onderzoek betrokken.

7.1. In zijn nadere stuk van 5 augustus 2016 heeft de raad gesteld dat de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide over 2015 volgens de Monitoringstool NSL ter hoogte van het Leidsebosje op 34,27 µg/m³ lag. Binnen het bredere wegtracé Leidsebrug - Hobbemastraat lag deze concentratie op 34,38 µg/m³. In deze cijfers is ook het busverkeer betrokken. Dat betekent dat de grenswaarde van 40 µg/m³ die is gesteld in de Richtlijn Luchtkwaliteit, zowel voor de vaststelling van het plan als na de inwerkingtreding daarvan, volgens de raad niet wordt overschreden. Over de rapporten van Milieudefensie en de GGD Amsterdam stelt de raad dat hierin gebruik is gemaakt van een meetmethodiek die niet wettelijk is geaccrediteerd, zodat van de hoeveelheid µg/m³ aan stikstofdioxide die daarin is vermeld, in dit verband niet kan worden uitgegaan. Voorts heeft de raad te kennen gegeven dat een aanvullende beoordeling van de gevolgen van het plan voor de luchtkwaliteit niet nodig was, omdat de taxistandplaats en -opstelstrook - vanwege de grote afstand tot de Roemer Visscherstraat - geen tot weinig effect hebben op de luchtkwaliteit aldaar.

7.2. In het rapport "Effecten van plan herinrichting Leidseplein op de luchtkwaliteit" van 17 oktober 2013 is voor het onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit van de totale herinrichting van het Leidseplein, eveneens gebruikgemaakt van de resultaten uit het al eerder aangehaalde rapport van DIVV van 11 januari 2013. In dit rapport wordt het onderzoek naar de verwachte gevolgen van de herinrichting voor de verkeersintensiteiten op de wegen nabij het Leidseplein beschreven. Omdat de verkeersintensiteit als gevolg van de beoogde herinrichting niet toeneemt, wordt geconcludeerd dat de herinrichting per saldo niet leidt tot verslechtering van de luchtkwaliteit in het plangebied en de omgeving daarvan. Niettemin is op bepaalde locaties een kleine verslechtering waarneembaar. Zo bedraagt de toename van de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide op twee toetspunten aan de Stadhouderskade 0,4 µg/m³. Dit effect ligt echter beneden de norm van 1,2 µg/m³ die op grond van de Wet milieubeheer als grens wordt gehanteerd voor het "in betekenende mate" bijdragen van een initiatief aan luchtverontreiniging. De specifieke invloed van de taxistandplaats en -opstelstrook op de luchtkwaliteit was niet onderzocht en is alsnog berekend. Op basis van het uitgangspunt dat dagelijks gemiddeld 824 taxi’s van de taxistandplaats vertrekken, bedraagt het aandeel aan de uitstoot van stikstofdioxide van de taxistandplaats en -opstelstrook maximaal 0,77 µg/m³. De taxistandplaats en -opstelstrook dragen volgens het nader onderzoek dus evenmin in betekenende mate bij aan verslechtering van de luchtkwaliteit ter plaatse.

7.3. In het deskundigenbericht worden de conclusies van het rapport over de luchtkwaliteit onderschreven. Voorts wordt erin opgemerkt dat de luchtkwaliteit in de Roemer Visscherstraat ten behoeve van het plan niet apart hoefde te worden onderzocht.

7.4. De Afdeling overweegt dat de raad in zijn nadere stuk van 5 augustus 2016 te kennen heeft gegeven dat de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide in de directe omgeving van het plangebied, ten tijde van de vaststelling van het plan op 34,27 µg/m³ lag. Deze concentratie is berekend met de Monitoringstool NSL, die ingevolge artikel 71 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007 als standaardrekenmethode kan worden gekwalificeerd.

In de rapporten van Milieudefensie en de GGD Amsterdam die V.v.E. Byzantium en De Hereeniging hebben overgelegd, is de luchtkwaliteit op diverse plekken in Amsterdam gedurende het jaar 2015 gemeten door middel van Palmesbuisjes. Dit zijn buisjes waarin een laagje gel is aangebracht waaraan stikstofdioxide uit de lucht zich hecht. Aan de hand van de meetresultaten is de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide berekend. De Afdeling stelt vast dat deze zogenoemde Palmesbuisjesmethode afwijkt van de standaardrekenmethoden die in artikel 71 van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit zijn voorgeschreven en in de daarbij behorende bijlagen worden toegelicht. Voor het gebruik van de Palmesbuisjemethode is voorts geen goedkeuring verleend door de minister als bedoeld in artikel 71, tweede lid, gelezen in samenhang met artikel 72, eerste lid, van de Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007. Om deze reden kan de jaargemiddelde concentratie stikstofdioxide die in de rapporten wordt genoemd, geen grond vormen voor de veronderstelling dat de gegevens die de raad tot uitgangspunt heeft genomen, niet juist zijn. De resultaten die door de raad zijn verkregen met behulp van de Monitoringstool NSL acht de Afdeling in dit verband derhalve leidend.

Nu uit deze resultaten blijkt dat in het plangebied ten tijde van de vaststelling van het plan de grenswaarde die voor stikstofdioxide in de Richtlijn Luchtkwaliteit is genoemd, niet werd overschreden en dat de ontwikkeling die het plan mogelijk maakt ook niet zal leiden tot overschrijding van deze grenswaarde, ziet de Afdeling - nog daargelaten of in de onderhavige procedure een rechtstreeks beroep op de Richtlijn Luchtkwaliteit kan worden gedaan - in zoverre geen aanleiding voor het oordeel dat het plan niet mocht worden vastgesteld.

Het betoog faalt in zoverre.

7.5. In hetgeen V.v.E. Byzantium en De Hereeniging hebben aangevoerd over het ontbreken van onderzoek naar de luchtkwaliteit in de Roemer Visscherstraat, is naar het oordeel van de Afdeling geen aanleiding gelegen voor het oordeel dat het luchtkwaliteitsonderzoek niet toereikend is. De raad heeft zich volgens het deskundigenbericht kunnen onthouden van het verrichten van onderzoek naar de luchtkwaliteit in deze straat. In hetgeen V.v.E. Byzantium en de Hereeniging hebben aangevoerd ziet de Afdeling geen grond voor twijfel aan de juistheid van de bevindingen in het deskundigenbericht hieromtrent.

Het betoog faalt.

Samenhang tussen het plan en andere besluiten in verband met de herinrichting van het Leidseplein

8. V.v.E. Byzantium en De Hereeniging betogen dat de aanvaardbaarheid van het plan door de raad ten onrechte op zichzelf is beschouwd en niet is bezien in de context van de herinrichting van het Leidseplein als geheel. Volgens de verenigingen knipt de raad de besluitvorming over deze herinrichting op, zodat de diverse besluiten en plannen die hierop betrekking hebben, ten onrechte niet integraal worden beoordeeld. Appellanten worden door deze handelwijze telkens geconfronteerd met verslechteringen van hun woon- en leefklimaat die op zichzelf beschouwd niet ernstig zijn, maar al met al tot een onaanvaardbare aantasting van dat woon- en leefklimaat leiden. V.v.E. Byzantium en De Hereeniging stellen dat de raad derhalve had moeten kiezen voor de vaststelling van een bestemmingsplan voor de gehele herinrichting van het Leidseplein, dan wel bij de vaststelling van dit plan meer gewicht had moeten toekennen aan de belangen van de bewoners van gebouw "Byzantium" en de Roemer Visscherstraat.

8.1. De raad stelt dat de meeste ingrepen die op en in de omgeving van het Leidseplein als gevolg van de voorgenomen herinrichting zullen plaatsvinden, in overeenstemming zijn met de ter plaatse geldende bestemmingsplannen. In deze ingrepen kan worden voorzien met verkeersbesluiten en omgevingsvergunningen. Het mogelijk maken van de taxistandplaats op de Leidsebrug - waarin het bestemmingsplan "Aanpassing verkeersareaal ten zuiden van de Leidsebrug", vastgesteld op 4 maart 2014, voorziet - vormt daarop een uitzondering. Dit geldt tevens voor het onderhavige bestemmingsplan, waarin wordt voorzien in de aansluitende taxiopstelstrook. Dat dit plan een eigen ruimtelijke afweging kent, betekent volgens de raad niet dat het niet in de (ruimtelijke) context van de herinrichting als geheel is bezien. De raad wijst er in dit verband onder meer op dat een integraal verkeersonderzoek heeft plaatsgevonden, waarin het gehele herinrichtingsgebied is betrokken. Voorts stelt de raad dat hij beleidsvrijheid heeft bij het vaststellen van de grenzen van een plangebied.

8.2. Ten aanzien van het betoog van V.v.E. Byzantium en De Hereeniging dat ten onrechte niet voor de gehele herinrichting van het Leidseplein een bestemmingsplan is vastgesteld, overweegt de Afdeling dat de raad, gelet op de systematiek van de Wet ruimtelijke ordening, beleidsvrijheid toekomt bij het bepalen van de begrenzingen van een bestemmingsplan. Deze vrijheid strekt echter niet zo ver dat de raad een begrenzing kan vaststellen die in strijd is met een goede ruimtelijke ordening of anderszins in strijd met het recht.

Nu de door de gemeente gewenste maatregelen in verband met de herinrichting van het Leidseplein, zoals weergegeven in het Definitief Ontwerp van 12 maart 2015, veelal kunnen plaatsvinden zonder dat daarvoor een wijziging van het ter plaatse geldende bestemmingsplan nodig is, was de raad naar het oordeel van de Afdeling niet gehouden om het plangebied om die reden te verruimen. Voorts bestaat op grond van hetgeen V.v.E. Byzantium en De Hereeniging hebben aangevoerd, geen aanleiding voor het oordeel dat de planbegrenzing anderszins in strijd is met het recht. De Afdeling overweegt hiertoe dat de raad - zoals in voorgaande rechtsoverwegingen reeds naar voren is gekomen - niet slechts onderzoek heeft gedaan naar de gevolgen van de taxiopstelstrook, maar tevens naar de gevolgen van de herinrichting van het Leidseplein als geheel voor het woon- en leefklimaat van omwonenden. Daarmee acht de Afdeling de belangen van de omwonenden voldoende bij het besluit betrokken.

De Afdeling merkt overigens nog op dat de verkeersbesluiten en omgevingsvergunningen waarmee in de maatregelen in verband met de herinrichting van het Leidseplein kan worden voorzien, in deze procedure niet aan de orde kunnen komen. Zij kunnen door belanghebbenden worden aangevochten door daartegen bezwaar te maken en/of beroep in te stellen.

Het betoog faalt.

Strijd met taxiregelgeving

9. V.v.E. Byzantium en De Hereeniging betogen verder dat het plan niet uitvoerbaar is wegens strijd met artikel 2.14, eerste lid, onder c, van de Taxiverordening Amsterdam 2012 (hierna: Taxiverordening). Deze bepaling impliceert volgens de verenigingen dat klanten zelf een taxi moeten kunnen kiezen. De wijze waarop de taxiopstelstrook in het plan is vormgegeven, staat hieraan echter in de weg: alleen de voorste drie taxi’s kunnen uit de rij wegrijden. V.v.E. Byzantium en De Hereeniging stellen dat keuzevrijheid van klanten - onder wie ook appellanten zelf - op deze manier ten onrechte wordt beperkt, omdat zij geen gebruik kunnen maken van de andere taxi’s in de rij.

9.1. De Afdeling overweegt dat uit de tekst van en de toelichting bij de Taxiverordening is af te leiden dat de zinsnede "acceptatie van ritten en keuzevrijheid" - zoals opgenomen in de artikelen 2.5, derde lid, onder b, en 2.14, eerste lid, onder c, van de Taxiverordening - verplichtingen voor de chauffeur in het leven roept. Het gaat daarbij onder meer om de vervoersplicht, het niet maken van vervoersafspraken, het niet hinderen van de consument bij het kiezen van een taxi en het niet actief werven van consumenten. Naar het oordeel van de Afdeling staat het plan er niet aan in de weg dat taxichauffeurs deze verplichtingen nakomen. De stelling van V.v.E. Byzantium en De Hereeniging dat de Taxiverordening in de weg staat aan de uitvoering van het plan, berust daarom op een onjuiste uitleg van de verordeningsbepalingen.

Het betoog faalt.

Strijd met erfpachtovereenkomst

10. V.v.E. Byzantium betoogt dat het plan is vastgesteld in strijd met de afspraken die tussen de bewoners van gebouw "Byzantium" en de gemeente zijn gemaakt en die zijn neergelegd in de desbetreffende erfpachtovereenkomst. De gemeente heeft in dit verband de verplichting op zich genomen tot het treffen en instandhouden van maatregelen en voorzieningen om een goede verkeersregulering in de omgeving van Byzantium te bevorderen. Volgens V.v.E. Byzantium staat het plan haaks op deze verplichting, nu het plan de doorstroming van het verkeer en de bereikbaarheid van de woningen en de parkeergarage negatief beïnvloedt, terwijl geen concrete maatregelen worden beschreven en verzekerd om deze gevolgen teniet te doen.

10.1. De raad stelt zich op het standpunt dat het plan geen negatieve gevolgen heeft voor de bereikbaarheid van de woningen en de parkeergarage in gebouw "Byzantium". Het plan staat volgens de raad dan ook niet in de weg aan het nakomen van de privaatrechtelijke afspraken tussen de bewoners van gebouw "Byzantium" en de gemeente. Voorts geeft de raad te kennen dat de erfpachtovereenkomst niet kan worden beschouwd als een privaatrechtelijke belemmering met een evident karakter die aan de uitvoering van het plan in de weg staat.

10.2. De Afdeling overweegt dat voor het oordeel dat een erfpachtovereenkomst aan de vaststelling van een bestemmingsplan in de weg staat, slechts aanleiding bestaat, indien op voorhand duidelijk is dat de overeenkomst aan de verwezenlijking van de in het plan geschapen mogelijkheden in de weg staat. Nu uit de al eerder aangehaalde verkeersonderzoeken niet volgt dat het plan negatieve gevolgen heeft voor de doorstroming van het verkeer en de bereikbaarheid van gebouw "Byzantium", staat de erfpachtovereenkomst naar het oordeel van de Afdeling op zichzelf niet in de weg aan de realisering van de taxiopstelstrook. De raad heeft zich derhalve terecht op het standpunt gesteld dat geen sprake is van een evidente privaatrechtelijke belemmering die aan de verwezenlijking van het plan in de weg staat.

Het betoog faalt.

Zienswijzen

11. Voor het overige hebben V.v.E. Byzantium en De Hereeniging zich in hun beroepschrift beperkt tot het verwijzen naar de inhoud van hun zienswijze. In de nota van zienswijzen behorende bij het bestreden besluit is ingegaan op deze zienswijzen. V.v.E. Byzantium en De Hereeniging hebben in hun beroepschrift, noch ter zitting redenen aangevoerd waarom de weerlegging van de desbetreffende zienswijzen in het bestreden besluit onjuist zou zijn.

Conclusie

12. De beroepen zijn ongegrond.

13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. W.D.M. van Diepenbeek, voorzitter, en mr. B.J. Schueler en mr. P.J.J. van Buuren, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.C. Groen, griffier.

w.g. Van Diepenbeek w.g. Groen
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 23 november 2016

831.