Uitspraak 201409493/2/R2


Volledige tekst

201409493/2/R2.
Datum uitspraak: 7 september 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1. [appellant sub 1], wonend te Nieuwvliet, gemeente Sluis,
2. [appellant sub 2], wonend te Nieuwvliet, gemeente Sluis,
3. [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B], beiden wonend te [woonplaats],
appellanten,

en

de raad van de gemeente Sluis,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 25 september 2014 heeft de raad het bestemmingsplan "Camping International" vastgesteld en besloten geen exploitatieplan vast te stellen.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] beroep ingesteld.

[appellant sub 2] en de vennootschap onder firma VOF Camping International hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 2 september 2015, waar [appellant sub 1], [appellant sub 2], bijgestaan door mr. K.M. Moeliker, advocaat te Middelburg, en [gemachtigde], [appellant sub 3A], en de raad, vertegenwoordigd door [gemachtigde], en G. Naeije, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn ter zitting Camping Internationaal, vertegenwoordigd door [gemachtigden], eigenaren/exploitanten, bijgestaan door [persoon], gehoord.

Bij de uitspraak van 3 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:251 heeft de Afdeling de raad naar aanleiding van de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] opgedragen om binnen 26 weken na de verzending daarvan de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit van 25 september 2014 te herstellen. Deze tussenuitspraak is aangehecht.

[appellant sub 2] en [appellant sub 3A] hebben nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft bepaald dat een tweede onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder overwegingen 10.5 en 10.6 overwogen dat het bestreden besluit is genomen in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) voor zover het plan in strijd met de bedoeling van de raad een substantiële en onbepaalde uitbreiding van het aantal verblijfsrecreatieve eenheden en bij kampeermiddelen behorende onderkomens als bijzettenten mogelijk maakt.

De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder overweging 20.3 overwogen dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb omdat de raad heeft erkend dat in het Akoestisch rapport van Vliex is uitgegaan van onjuiste toetspunten aan de perceelgrenzen en dat de getrokken conclusies voor wat betreft de geluidsniveaus in de tuinen, waaronder de tuin van [appellant sub 2], niet juist zijn.

De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder overweging 22.4 overwogen dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb voor zover de raad ter zitting heeft erkend dat gelet op de ligging van de woning van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] bij de vaststelling van het plan abusievelijk niet is bezien of in de planregels een differentiatie moet worden aangebracht voor de hoogte van de grondwal met groenvoorziening aan de zijde van de Sint Bavodijk waarbij rekening wordt gehouden met de hoogte van de dijk en dat dit alsnog moet worden bezien.

De Afdeling heeft in de tussenuitspraak onder overweging 23 overwogen dat het bestreden besluit is genomen in strijd met artikel 3:2 van de Awb voor zover de raad zich op het standpunt stelt dat het oprichten van de aarden wal noodzakelijk is om vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening tot een aanvaardbaar geluidniveau te komen maar de plaatsing en instandhouding van bedoelde grondwal met groenblijvende beplanting ten onrechte niet als voorwaardelijke verplichting in het plan is opgenomen. Gelet hierop is niet verzekerd dat deze er komt en blijft zodat niet is verzekerd dat sprake is van een aanvaardbaar geluidniveau, aldus de Afdeling.

2. De Afdeling heeft de raad in de tussenuitspraak opgedragen binnen 26 weken na verzending van de tussenuitspraak met inachtneming van voormelde overwegingen de gebreken te herstellen door het plan zodanig aan te passen dat daarin op ondubbelzinnige wijze tot uitdrukking wordt gebracht dat in het plangebied maximaal 267 verblijfsrecreatieve eenheden bestaande uit kampeermiddelen, stacaravans en recreatiewoningen zijn toegestaan. Tevens dient op ondubbelzinnige wijze tot uitdrukking te worden gebracht het maximale aantal - en/of het maximum oppervlak voor - bijbehorende ondergeschikte onderkomens, zoals bijzettenten, dat per standplaats mag worden geplaatst. De Afdeling heeft de raad voorts opgedragen een nader onderzoek in te stellen, waarbij wordt uitgegaan van juiste aannames voor de toetspunten aan de perceelgrenzen, en het plan aan de hand van de uitkomsten van dat nader onderzoek zonodig aan te passen. De Afdeling heeft de raad ook opgedragen te onderzoeken of het gelet op de ligging van de woning van [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk is te voorzien in een hogere grondwal en het plan aan de hand van de uitkomsten van dat onderzoek zonodig aan te passen. Ten slotte heeft de Afdeling de raad ook opgedragen om een voorwaardelijke verplichting in het plan op te nemen gericht op het aanleggen en in stand houden van de grondwal met groenblijvende beplanting.

3. De tussenuitspraak verplicht, gelet op artikel 8:51a, tweede lid, van de Awb, de gebreken te herstellen binnen de daartoe gestelde termijn. De in de tussenuitspraak opgenomen hersteltermijn is evenwel ongebruikt verstreken, zodat niet is voldaan aan de door de Afdeling in de tussenuitspraak gegeven opdrachten. De in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken in het besluit van 25 september 2014 zijn derhalve niet hersteld.

4. Gezien overwegingen 10.5, 10.6, 20.3, 22.4 en 23 van de tussenuitspraak ziet de Afdeling in hetgeen [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] hebben aangevoerd aanleiding voor het oordeel dat het besluit van de raad waarbij het plan is vastgesteld niet is genomen met de bij het voorbereiden van een besluit te betrachten zorgvuldigheid en voor wat betreft hetgeen in overwegingen 10.5 en 10.6 is overwogen tevens niet met het rechtszekerheidsbeginsel.

5. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] gericht tegen het besluit van 25 september 2014, voor zover daarbij het bestemmingsplan "Camping International" is vastgesteld, zijn gegrond. Dit besluit dient in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb en het rechtszekerheidsbeginsel te worden vernietigd.

Besluit om geen exploitatieplan vast te stellen

6. De Afdeling heeft in de tussenuitspraak in overweging 33.3 overwogen dat van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] niet als belanghebbenden bij het niet vaststellen van een exploitatieplan worden aangemerkt. De beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] tegen het niet vaststellen van een exploitatieplan zijn derhalve niet-ontvankelijk.

Opdracht

7. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb, de raad op te dragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw bestemmingsplan vast te stellen en zal daartoe een termijn stellen.

Proceskosten

8. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten van [appellant sub 2] te worden veroordeeld. Wat betreft de kosten die zijn gemaakt voor de uitgebrachte deskundigenrapporten, overweegt de Afdeling dat het inroepen van de deskundigen van Akoestisch Adviesbureau Van Lienden en GO Consult redelijk was en het door die deskundigen daarvoor bestede aantal uren. Voor de vergoeding van de kosten van het opstellen van een deskundigenrapport hanteert de Afdeling een forfaitair bedrag van € 75,00 per uur. Blijkens de stukken zijn aan het opstellen van de geluidsrapporten respectievelijk 28 en 11,75 uren besteed. De te vergoeden bedragen voor het opstellen van de deskundigenrapporten bedragen derhalve € 2100,00 en € 881,25. Voorts worden de (verlet)kosten van de deskundige voor het bijwonen van de zitting vastgesteld op basis van vier uur, hetgeen overeenkomt met een te vergoeden bedrag van € 300,00. Van proceskosten van Til-Prins, [appellant sub 3A] en [appellant sub 3B] die voor vergoeding in aanmerking komen, is niet gebleken.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en C. [appellant sub 3B] voor zover gericht tegen het besluit om geen exploitatieplan vast te stellen niet-ontvankelijk;

II. verklaart de beroepen van [appellant sub 1], [appellant sub 2] en [appellant sub 3A] en C. [appellant sub 3B] gericht tegen het besluit van de raad van de gemeente Sluis van 25 september 2014 voor zover daarbij het bestemmingsplan "Camping International" is vastgesteld gegrond;

III. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Sluis van 25 september 2014 voor zover daarbij het bestemmingsplan "Camping International" is vastgesteld;

IV. draagt de raad van de gemeente Sluis op om binnen 16 weken na verzending van deze uitspraak met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen een nieuw besluit te nemen en dit op de wettelijke voorgeschreven wijze bekend te maken;

V. veroordeelt de raad van de gemeente Sluis tot vergoeding van bij [appellant sub 2] in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 4322,55 (zegge: vierduizenddriehonderd tweeëntwintig euro vijfenvijftig), waarvan € 992 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI. gelast dat de raad van de gemeente Sluis aan [appellant sub 1] het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro), aan [appellant sub 2] het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro) en aan [appellant sub 3A] en C. [appellant sub 3B] het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 165,00 (zegge: honderdvijfenzestig euro), met dien verstande dat betaling aan een van hen bevrijdend werkt ten opzichte van de ander, vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. B.J. van Ettekoven, voorzitter, en mr. J. Hoekstra en mr. B.P.M. van Ravels, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Ouwehand, griffier.

w.g. Van Ettekoven w.g. Ouwehand
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 september 2016

224.