Uitspraak 201600818/1/R2


Volledige tekst

201600818/1/R2.
Datum uitspraak: 10 augustus 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hanic Holding B.V., gevestigd te Veldhoven,
appellante,

en

de raad van de gemeente Eersel,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 17 november 2015 heeft de raad besloten het bestemmingsplan "Scherpenering 23-31, Wintelre" niet vast te stellen.

Tegen dit besluit heeft Hanic beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

Hanic heeft nadere stukken ingediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 juli 2016, waar Hanic, vertegenwoordigd door J.J.M. Bierings en H.J.L. van Berkel, bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis, en [persoon], en de raad, vertegenwoordigd door ing. P. Kieboom, zijn verschenen.

Overwegingen

1. Bij het besluit omtrent de vaststelling van een bestemmingsplan komt de raad beleidsvrijheid toe. De Afdeling toetst dit besluit terughoudend. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of de raad in redelijkheid heeft kunnen afzien van de vaststelling van het plan en voorts of bij het nemen van dat besluit anderszins niet is gehandeld in strijd met het recht.

2. Hanic exploiteert een bedrijf dat zich richt op het composteren en bewerken van groenafval en de op- en overslag van grond (biomassaproducten) aan de Scherpenering 23 te Wintelre in het buitengebied van de gemeente Eersel. Zij heeft de raad bij brief van 28 februari 2011 verzocht om vaststelling van een bestemmingsplan dat uitbreiding van het bedrijf op het perceel Scherpenering 31, gelegen ten zuidwesten van het perceel Scherpenering 23 te Wintelre mogelijk maakt. Het plangebied van het ontwerp van het plan omvat deze beide percelen. Het plangebied ligt ten westen op een afstand van ongeveer 300 m van de start- en landingsbaan en ongeveer 50 meter van het daaromheen liggende terrein van het vliegveld Eindhoven Airport. De dichtstbijzijnde woningen liggen ten zuidwesten van het plangebied aan de Biemeren 9 en 11 op afstanden van respectievelijk ongeveer 225 en 410 m van de gronden waaraan in het ontwerp van het plan de bestemming "Bedrijf" is toegekend en waar de uitbreiding van het bedrijf was voorzien. De dichtstbijzijnde woningen in de kern van Wintelre liggen op een afstand van ongeveer 800 m daarvan af. Het college van burgemeester en wethouders heeft de raad voorgesteld een bestemmingsplan als verzocht vast te stellen. De raad heeft besloten dit bestemmingsplan niet vast te stellen.

3. Aan het besluit om het plan niet vast te stellen heeft de raad ten grondslag gelegd dat:

- hij veel waarde hecht aan het behoud van groen en ingrepen in het agrarisch gebied een zorgvuldige afweging verlangen;

- de uitbreiding van het bedrijf qua omvang en aard van de bedrijvigheid zoals aanvrager voor ogen staat een verdere aantasting van het agrarisch gebied betekent;

- naar de huidige opvattingen bedrijfsactiviteiten zoals door de aanvrager worden verricht op een industrieterrein thuishoren;

- voor de aanleg van industrieterreinen al veel groen verloren is gegaan in het buitengebied;

- hij veel waarde hecht aan beperkingen van de overlast voor de omgeving in de vorm van geur-, geluids- en verkeersoverlast;

- reeds bij de huidige omvang en bedrijfsvoering van het bedrijf te veel overlast en verstoring van de leefomgeving worden ervaren door omwonenden en het dorp Wintelre;

- stijging van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de uitbreiding van het bedrijf onaanvaardbaar is;

- deze overlast op dit moment, ook vanwege de cumulerende effecten van de nabijgelegen hondenkennel, herriesportterrein en Eindhoven Airport buitensporig is;

- de gemeente hierop nauwelijks of geen invloed heeft omdat die activiteiten in buurgemeenten plaatsvinden;

- de gemeente haar bevoegdheden kan en mag gebruiken om verdere stijging van hinder te voorkomen;

- de gevraagde uitbreiding en verruiming van de huidige activiteiten van het bedrijf de ervaren hinder en overlast zullen vergroten;

- hieraan niet door het stellen van voorwaarden kan worden tegemoet gekomen.

4. Hanic betoogt dat het besluit onvoldoende deugdelijk is gemotiveerd en de raad haar belangen bij de vaststelling van het plan ten onrechte niet bij het besluit heeft betrokken. In dit verband voert zij aan dat in het voorstel van het college van burgemeester en wethouders om het bestemmingsplan vast te stellen en in de bij het ontwerp van het plan behorende ruimtelijke onderbouwing wordt ingegaan op de relevante ruimtelijke aspecten van het plan. Daarin wordt geconcludeerd dat de ten gevolge van de in het ontwerp van het plan voorziene uitbreiding van het bedrijf voorziene toename van verkeer geen significante nadelige invloed op de omgeving van het bedrijf heeft en de uitbreiding past binnen de geldende wettelijke normen voor geur-, stof- en geluidhinder. Voorts staat daarin dat het plan landschappelijke inpassing van het bedrijf verzekert, dat het plan bijdraagt aan duurzaamheidsdoelstellingen, dat uitbreiding of vestiging van haar bedrijf op een bedrijventerrein geen reële of gewenste optie is en dat overleg tussen Hanic en omwonenden heeft geleid tot aanpassingen van het ontwerp van het plan. Daaruit volgt volgens Hanic dat het aan de raad ter vaststelling voorgelegde ontwerp van het plan strekt ten behoeve van een goede ruimtelijke ordening en de raad dit ten onrechte niet heeft vastgesteld, aldus Hanic.

4.1. Dat betoog slaagt. Daartoe overweegt de Afdeling dat in de toelichting van het ontwerp van het plan gemotiveerd is onderbouwd dat voor onaanvaardbare geur- en geluid- en verkeershinder niet behoeft te worden gevreesd. De raad heeft zijn stellingen dat reeds bij de huidige omvang en bedrijfsvoering van het bedrijf te veel overlast en verstoring van de leefomgeving worden ervaren door omwonenden en het dorp Wintelre, dat stijging van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de uitbreiding van het bedrijf onaanvaardbaar is, dat deze overlast op dit moment, ook vanwege de cumulerende effecten van de nabijgelegen hondenkennel, herriesportterrein en Eindhoven Airport buitensporig is en dat de gevraagde uitbreiding en verruiming van de huidige activiteiten van het bedrijf de ervaren hinder en overlast zullen vergroten niet onderbouwd. Met name heeft de raad in dit verband niet onderbouwd waarom de conclusies in de toelichting van het ontwerp van het plan dat voor onaanvaardbare geur-, geluid- en verkeersoverlast niet behoeft te worden gevreesd onjuist zouden zijn. Evenmin heeft de raad onderzocht in welke mate thans geur-, geluid- en verkeershinder van het bedrijf wordt ondervonden en in hoeverre daarvan met de verwezenlijking van het plan een toename te verwachten valt. Ook de stelling dat de overlast thans vanwege cumulerende effecten van de nabijgelegen hondenkennel, herriesportterrein en Eindhoven Airport buitensporig zou zijn, heeft de raad niet onderbouwd. Evenmin heeft de raad in de door hem gegeven motivering voor het niet vaststellen van het plan kenbaar gemaakt welke mate van hinder hij nog aanvaardbaar acht. Verder heeft de raad zijn stelling dat aan mogelijk ten gevolge van de uitbreiding van het bedrijf toenemende hinder niet door het stellen van voorwaarden kan tegemoet gekomen, niet nader toegelicht.

Wat betreft de door de raad aan het besluit ten grondslag gelegde stelling dat hij veel waarde hecht aan het behoud van groen en ingrepen in het agrarisch gebied volgens hem een zorgvuldige afweging verlangen, dat de uitbreiding leidt tot een verdere aantasting van het agrarisch gebied, dat voor de aanleg van industrieterreinen al veel groen verloren is gegaan in het buitengebied en dat naar zijn huidige opvattingen de bedrijfsactiviteiten met het oog waarop Hanic de vaststelling van het bestemmingsplan heeft gevraagd thuishoren op een industrieterrein, overweegt de Afdeling als volgt. De raad heeft daarmee slechts belangen genoemd waaraan hij bij het nemen van het besluit tot weigering van het plan waarde heeft toegekend, maar niet is gebleken dat hij heeft onderzocht of en in hoeverre de desbetreffende belangen in dit geval door de vaststelling van het plan worden geraakt. Voorts is niet gebleken dat de raad de nodige kennis heeft vergaard omtrent de belangen van Hanic bij vaststelling van het plan en is evenmin gebleken dat en op welke wijze deze belangen zijn gewogen ten opzichte van de voormelde door de raad in het besluit vermelde belangen.

4.2. In hetgeen Hanic heeft aangevoerd ziet de Afdeling aanleiding voor het oordeel dat het besluit van de raad, waarbij is geweigerd het bestemmingsplan vast te stellen in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht is genomen. Het beroep is gegrond. Het besluit van de raad van 17 november 2015 dient te worden vernietigd.

5. De Afdeling ziet aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vierde lid, aanhef en onder b, van de Awb de raad op te dragen om met inachtneming van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen omtrent de vaststelling van het bestemmingsplan en zal daartoe een termijn stellen. Het door de raad te nemen nieuwe besluit behoeft niet overeenkomstig Afdeling 3.4 van de Awb te worden voorbereid.

6. De raad dient op na te melden wijze tot vergoeding van de proceskosten te worden veroordeeld.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Eersel van 17 november 2015 waarbij hij heeft besloten het bestemmingsplan "Scherpenering 23-31, Wintelre" niet vast te stellen;

III. draagt de raad van de gemeente Eersel op om binnen 26 weken na verzending van deze uitspraak, met inachtneming van hetgeen daarin is overwogen, een nieuw besluit te nemen over de vaststelling van het bestemmingsplan "Scherpenering 23-31, Wintelre" en dit op de wettelijk voorgeschreven wijze bekend te maken en mede te delen;

IV. veroordeelt de raad van de gemeente Eersel tot vergoeding van bij de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hanic Holding B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 992,00 (zegge: negenhonderdtweeënnegentig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V. gelast dat de raad van de gemeente Eersel aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Hanic Holding B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 334,00 (zegge: driehonderdvierendertig euro) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. Th.C. van Sloten, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. C. Taal, griffier.

w.g. Van Sloten w.g. Taal
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 10 augustus 2016

325-829.