Uitspraak 201508445/2/R3


Volledige tekst

201508445/2/R3.
Datum uitspraak: 4 februari 2016

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer:

[verzoeker], wonend te Raamsdonksveer, gemeente Geertruidenberg,

en

het college van burgemeester en wethouders van Geertruidenberg,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 29 september 2015 heeft het college het wijzigingsplan "Keizersdijk 30-34, Raamsdonksveer" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft onder meer [verzoeker] beroep ingesteld.
[verzoeker] heeft de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.

Het college heeft nadere stukken ingediend.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 25 januari 2016, waar [verzoeker], bijgestaan door mr. J.W. Verhoeven, advocaat te Breda, en het college, vertegenwoordigd door W. Lemoine, werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen. Verder is ter zitting [belanghebbende] gehoord.

Overwegingen

1. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure.

2. Het plan voorziet in de bouw van een bibliotheek in combinatie met detailhandel of woningen in het centrum van Raamsdonksveer. Met het plan wordt beoogd om drie bestaande bibliotheekvoorzieningen onder te brengen in één bibliotheek. [verzoeker] woont aan de [locatie 1] en exploiteert de snackbar aan de [locatie 2]. Zijn percelen grenzen aan het plangebied. [verzoeker] vreest met name voor concurrentie en een aantasting van zijn woon- en leefklimaat. [verzoeker] beoogt met zijn verzoek inwerkingtreding van het wijzigingsplan te voorkomen zodat aan [belanghebbende] op basis hiervan geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen kan worden verleend.

3. [verzoeker] betoogt dat het college geen gebruik mocht maken van de wijzigingsbevoegdheid in het bestemmingsplan "Centrum Raamsdonksveer", omdat deze bevoegdheid onvoldoende objectief is begrensd en daarmee in strijd is met artikel 3.6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wro. Daartoe voert hij onder meer aan dat geen maximale afmetingen zijn opgenomen voor het te wijzigen bouwvlak. [verzoeker] stelt verder dat in de wijzigingsregels ten onrechte niet staat op welke bouwlaag detailhandel is toegestaan.

3.1. Ingevolge artikel 22, lid 22.3, van de planregels bij het bestemmingsplan is het college bevoegd voor het gebied ter plaatse van de aanduiding "wro-zone - wijzigingsgebied 3" het bestemmingsplan te wijzigen en de bestemmingen te wijzigen in de bestemming "Gemengd - 1", al dan niet in combinatie met de toevoeging van de aanduiding "detailhandel" voor het toestaan van nieuwe detailhandel en het aanpassen van het bouwvlak, met dien verstande dat:

a. de goothoogte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 7 m en de bouwhoogte van de bebouwing niet meer bedraagt dan 10 m;

b. dienstverlening, maatschappelijke en culturele voorzieningen zijn toegestaan op de begane grond;

c. de vestiging van een bibliotheek is toegestaan zowel op de begane grond als op de verdieping;

d. wonen op de verdieping is toegestaan, waarbij het aantal woningen niet meer mag bedragen dan 6;

e. de oppervlakte van nieuwe detailhandel niet meer mag bedragen dan 300 m2 per eenheid;

f. de wijziging inpasbaar is vanuit stedenbouwkundig-ruimtelijk oogpunt;

g. er geen sprake is van milieuhygiënische belemmeringen;

h. rekening wordt gehouden met de gevolgen voor de waterhuishouding (waterkwaliteit en -kwantiteit);

i. voordat aan deze wijzigingsbevoegdheid toepassing wordt gegeven, middels een vooronderzoek inzicht in de archeologische waarden van het gebied dient te zijn gegeven;

j. voldaan wordt aan de parkeernormen zoals opgenomen in de CROW.

3.2. Aan het grootste deel van het wijzigingsplangebied is de bestemming "Gemengd - 1" toegekend.

Ingevolge artikel 2 van de regels van het wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan "Centrum Raamsdonksveer" van overeenkomstige toepassing op dit plan, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van gemengd - 1" tevens een bibliotheek is toegestaan, alsmede detailhandel op de verdieping tot maximaal 300 m2 per eenheid of maximaal 6 appartementen op de verdieping.

3.3. Het plangebied is het enige gebied in het bestemmingsplan waaraan de aanduiding "Wro-zone - wijzigingsgebied 3" is toegekend. Dit gebied heeft een oppervlakte van ongeveer 1185 m2. Gelet op genoemde aanduiding en op artikel 22, lid 22.3, van de planregels van het bestemmingsplan, mag het bouwvlak het hele gebied waaraan deze aanduiding is toegekend beslaan, met dien verstande dat de bouwregels voor de bestemming "Gemengd - 1" in acht worden genomen. Dat in artikel 22, lid 22.3, niet staat op welke verdieping detailhandel is toegestaan, maakt niet dat deze bepaling onvoldoende objectief is begrensd. Gelet op het voorgaande geeft het aangevoerde geen aanleiding voor het voorlopig oordeel dat de wijzigingsbevoegdheid in artikel 22, lid 22.3, onvoldoende objectief is begrensd.

4. [verzoeker] betoogt dat onvoldoende is gemotiveerd dat wordt voldaan aan artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Besluit ruimtelijke ordening (hierna: Bro). Hij voert hiertoe aan dat het toestaan van detailhandelvoorzieningen in strijd is met de "Visie Detailhandel 2013-2018" van de gemeente Geertruidenberg, nu hierin staat dat als aanvulling op het boodschappenaanbod in beperkte mate ruimte is voor winkels in andere branches en thans sprake is van leegstand in de detailhandelsector in Raamsdonksveer. Ter zitting heeft hij voorts gesteld dat niet duidelijk is of behoefte bestaat aan de voorziene woningen. Verder voert [verzoeker] aan dat het plan leidt tot leegstand ter plaatse van de oude bibliotheekvoorzieningen. Nu niet duidelijk is of detailhandel of woningen worden gerealiseerd, is het plan volgens [verzoeker] voorts niet uitvoerbaar.

4.1. Wat betreft de voorziene detailhandel overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Volgens de Nota van toelichting bij artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro (Stb. 2012, 388, p. 50) dient bij de beoordeling of sprake is van een actuele regionale behoefte, de behoefte te worden afgewogen tegen het bestaande aanbod en dit betekent voor detailhandel dat wordt gemotiveerd dat rekening is gehouden met het voorkomen van winkelleegstand. De behoefte aan de beoogde ontwikkeling dient, met het oog op het voorkomen van structurele winkelleegstand, te worden afgewogen tegen het bestaande aanbod. Inzichtelijk moet zijn gemaakt dat het plan geen zodanige leegstand tot gevolg zal hebben dat dit tot een uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening onaanvaardbare situatie in de betrokken regio zal leiden.

In de plantoelichting staat beschreven dat de ontwikkeling past binnen de regionale afspraken omtrent detailhandelsontwikkeling. Daarbij zorgt de totale ontwikkeling die met het plan mogelijk wordt gemaakt voor het oplossen van langdurige leegstand in het plangebied, waarmee per saldo een positieve bijdrage wordt geleverd aan het woon-, leef- en ondernemersklimaat van de gemeente. Het voorgaande bevat louter een kwalitatieve beoordeling van de behoefte aan de detailhandel. In de plantoelichting staat daarnaast dat de omvang van de commerciële ruimte(n) in de beoogde ontwikkeling beperkt is, waardoor de eventuele invulling ervan geen onaanvaardbare gevolgen heeft voor de leegstand in de gemeente. Dit acht de voorzieningenrechter, gelet op de maximale omvang van 300 m2, aannemelijk. [verzoeker] heeft het voorgaande in zijn beroepschrift en ter zitting onvoldoende weerlegd.

In de plantoelichting staat verder omschreven dat de zes woningen die met het plan worden mogelijk gemaakt passen in het gemeentelijke woningbouwprogramma. Voorts heeft het college ter zitting toegelicht dat deze passen in gemaakte afspraken met het provinciebestuur over het realiseren van 30 appartementen in het centrum. Wat betreft de oude bibliotheekvoorzieningen heeft het college ter zitting toegelicht dat een onherroepelijk bestemmingsplan ter plaatse van de belangrijkste locatie voorziet in woningbouw en de overige locaties zijn gevestigd in culturele centra. Het aangevoerde geeft geen aanleiding voor het oordeel dat voor leegstand ter plaatse van de oude bibliotheekvoorzieningen hoeft te worden gevreesd.

Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter in hetgeen is aangevoerd op voorhand geen aanleiding voor het oordeel dat het bestemmingsplan is vastgesteld in strijd met artikel 3.1.6, tweede lid, aanhef en onder a, van het Bro. De voorzieningenrechter hecht eraan op te merken dat hiermee geen inhoudelijk oordeel is gegeven over de vraag of artikel 3.1.6, tweede lid, van het Bro hier van toepassing is en of de voorziene bibliotheek, woningen en detailhandel in dat kader als afzonderlijke ontwikkelingen dienen te worden beoordeeld.

4.2. Voorts maakt de enkele omstandigheid dat niet duidelijk is of woningen of detailhandel zullen worden gerealiseerd niet dat het plan niet uitvoerbaar is. Gelet op hetgeen onder 4.1 is overwogen ziet de voorzieningenrechter in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd op voorhand geen aanleiding om aan de uitvoerbaarheid te twijfelen.

5. [verzoeker] vreest dat het plan leidt tot een aantasting van zijn woon- en leefklimaat, waaronder zijn privacy, en tot een toename van concurrentie voor zijn snackbar.

5.1. Niet kan worden uitgesloten dat de voorziene ontwikkeling zal leiden tot enige aantasting van het woon- en leefklimaat van [verzoeker], nu een maximale bouwhoogte van 10 m is opgenomen in het plan en het bouwvlak deels grenst aan het perceel van [verzoeker]. Deze maximale bouwhoogte is evenwel in overeenstemming met de overige planologisch toegestane bouwhoogten in de omgeving. Voorts grensde de inmiddels ten behoeve van het plan gesloopte bebouwing ook aan zijn percelen. Gelet hierop en in aanmerking genomen dat de woning van [verzoeker] staat in de bebouwde kom heeft het college niet hoeven uitgaan van een zodanig ernstige aantasting dat hij het bestreden besluit niet in redelijkheid heeft kunnen vaststellen. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft het college in redelijkheid meer gewicht kunnen toekennen aan het belang bij het realiseren van de bibliotheek en detailhandelvoorzieningen of woningen dan aan het belang van [verzoeker] bij het behoud van zijn huidige woon- en leefklimaat.

Voor zover [verzoeker] vreest voor een toename van concurrentie, overweegt de voorzieningenrechter dat de Wet ruimtelijke ordening er niet toe strekt bedrijven tegen de vestiging van concurrerende bedrijven in hun verzorgingsgebied te beschermen. Concurrentieverhoudingen vormen immers bij een planologische belangenafweging geen in aanmerking te nemen belang, zodat er uit dien hoofde geen aanleiding bestaat in het kader van een goede ruimtelijke ordening ter zake regulerend op te treden. In het enkele gegeven dat het toestaan van detailhandel wellicht ten koste zal gaan van het bezoek aan een reeds gevestigde snackbar en de omzet daarvan, behoefde het college dan ook geen aanleiding te zien om tot een andere wijze van bestemmen te komen. Voor zover [verzoeker] ter zitting heeft gesteld dat een goede ruimtelijke ordening ook strekt ter bescherming van een goed ondernemersklimaat heeft hij niet aannemelijk gemaakt dat het plan leidt tot een onaanvaardbare aantasting hiervan.

6. Gelet op het voorgaande en ook overigens ziet de voorzieningenrechter in hetgeen [verzoeker] heeft aangevoerd en de betrokken belangen geen aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen.

7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

wijst het verzoek af.

Aldus vastgesteld door mr. R. Uylenburg, als voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vletter, griffier.

w.g. Uylenburg w.g. Vletter
voorzieningenrechter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 4 februari 2016

653.