Uitspraak 201504747/1/A2


Volledige tekst

201504747/1/A2.
Datum uitspraak: 25 november 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

[appellant], wonend te [woonplaats],

tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland van 24 april 2015 in zaak nr. 15/491 in het geding tussen:

[appellant]

en

de Belastingdienst/Toeslagen.

Procesverloop

Bij besluit van 2 april 2013 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het aan [appellant] over het jaar 2011 toegekende voorschot kinderopvangtoeslag herzien en op nihil gesteld.

Bij besluit van 7 januari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen het door [appellant] daartegen gemaakte bezwaar, voor zover thans van belang, opnieuw ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 24 april 2015 heeft de rechtbank het door [appellant] daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft [appellant] hoger beroep ingesteld.

De Belastingdienst/Toeslagen heeft een verweerschrift ingediend.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Met toestemming van partijen is afgezien van behandeling van de zaak ter zitting.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 1.5, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen (hierna: de Wko), zoals deze wet luidde ten tijde van belang, heeft een ouder aanspraak op een kinderopvangtoeslag in de door hem of zijn partner te betalen kosten jegens het Rijk indien het betreft gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang, die plaatsvindt door tussenkomst van een geregistreerd gastouderbureau.

Ingevolge artikel 1.49, derde lid, aanhef en onder b, draagt een houder van een gastouderbureau zorg voor een verantwoorde uitvoering van de werkzaamheden van het bureau, waaronder wordt verstaan het doorgeleiden van de betalingen van ouders aan gastouders (de zogeheten kassiersfunctie).

2. Aan het besluit van 7 januari 2015 heeft de Belastingdienst/Toeslagen ten grondslag gelegd dat [appellant] geen recht heeft op kinderopvangtoeslag over 2011 omdat hij niet alle kosten van gastouderopvang via het gastouderbureau aan de gastouder heeft betaald, waardoor niet is voldaan aan de kassiersfunctie van het gastouderbureau.

De rechtbank heeft geoordeeld dat de Belastingdienst/Toeslagen zich terecht op dit standpunt heeft gesteld.

3. [appellant] betoogt dat de rechtbank heeft miskend dat hem niet kan worden verweten dat niet is voldaan aan de kassiersfunctie, nu hij er door de Belastingdienst/Toeslagen noch het gastouderbureau van op de hoogte is gesteld dat de Wko op dat punt is gewijzigd. Het is onterecht dat hij verantwoordelijk wordt gehouden voor de tekortkomingen van instanties waarvan hij afhankelijk is gemaakt, aldus [appellant].

3.1. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen (zie de uitspraak van 21 oktober 2015 in zaak nr. 201500509/1/A2) is het de verantwoordelijkheid van de aanvrager van de kinderopvangtoeslag om steeds aan de daarvoor geldende voorwaarden te voldoen. Hieruit vloeit voort dat op de aanvrager de verplichting rust om na te gaan welke voorwaarden aan het recht op kinderopvangtoeslag zijn gesteld en of die voorwaarden zijn gewijzigd. Dat [appellant] erop vertrouwde dat hij over die voorwaarden, en eventuele wijziging daarvan, zou worden voorgelicht door het gastouderbureau of de Belastingdienst/Toeslagen, dient dan ook voor zijn rekening en risico te blijven.

Het betoog faalt.

4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.

5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. A.W.M. Bijloos, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. I.S. Ouwehand, griffier.

w.g. Bijloos w.g. Ouwehand
lid van de enkelvoudige kamer griffier

Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2015

752.