Uitspraak 200105409/1


Volledige tekst

200105409/1.
Datum uitspraak: 8 mei 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak op het hoger beroep van:

de Staatssecretaris van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,
appellant,

tegen de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 8 oktober 2001 in het geding tussen:

[verzoeker 1], wonend te [woonplaats], en 31 anderen

en

appellant.

1. Procesverloop

Bij besluiten van 2 maart 2001 heeft namens appellant de directeur visserij de publiekrechtelijke vergunning voor de uitoefening van de IJsselmeervisserij van [verzoeker 1] en anderen (hierna: [verzoeker 1] ingetrokken voor een periode van
2 weken.

Bij besluiten van respectievelijk 23, 24, 26 en 27 april 2001 en 1 mei 2001 heeft namens appellant de teamleider rechtsbescherming het daartegen door [verzoeker] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Het aan [verzoeker] gerichte besluit van 23 april 2001 is aangehecht.

Bij uitspraak van 8 oktober 2001, verzonden op dezelfde dag, heeft de arrondissementsrechtbank te Alkmaar (hierna: de rechtbank) de daartegen door [verzoeker] ingestelde beroepen gegrond verklaard, de bestreden beslissingen op bezwaar vernietigd en bepaald dat appellant nieuwe beslissingen op bezwaar neemt. Deze uitspraak is aangehecht.

Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 november 2001, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.

Bij brief van 16 januari 2002 hebben [verzoeker] van antwoord gediend.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 maart 2002, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. J.C. Bootsma en T. IJlstra, beiden ambtenaar ten departemente, en [verzoeker], vertegenwoordigd door
mr.ing. J.A. Hoekstra, advocaat te Amsterdam, bijgestaan door
[gemachtigde], zijn verschenen.

2. Overwegingen

2.1. De rechtbank heeft overwogen dat de besluiten op bezwaar op hoofdlijnen inhoudelijk overeenkomen met die in de zaak van [verzoeker 2] . Zij heeft in hetgeen partijen hebben aangevoerd geen aanleiding gezien voor een andersluidend oordeel dan dat van de president in die zaak en heeft daarom volstaan met te verwijzen naar hetgeen in de uitspraak van

7 mei 2001 in die zaak is overwogen. In navolging van die uitspraak heeft zij het beroep gegrond verklaard en de besluiten op bezwaar vernietigd. Zij heeft zich niet bevoegd geacht te oordelen over de in het verweerschrift aangevoerde argumenten van appellant, gericht tegen voornoemde uitspraak van de president.

2.2. Appellant betoogt terecht dat de motivering van de aangevallen uitspraak ondeugdelijk is voor zover daarin niet wordt ingegaan op appellants nadere betoog naar aanleiding van de uitspraak in de zaak [verzoeker 2] . Er is geen grond voor het oordeel dat in dit nieuwe geding de rechtbank naar aanleiding van nader ingenomen standpunten de motivering van de eerder gedane uitspraak, waarnaar zij heeft verwezen, niet had kunnen aanvullen. Aan beantwoording van de vraag of dit motiveringsgebrek voldoende zwaarwegend is om vernietiging van de aangevallen uitspraak te rechtvaardigen komt de Afdeling echter niet toe, nu die uitspraak reeds om andere redenen niet in stand kan blijven. Verwezen wordt naar de uitspraak van de Afdeling van heden in de zaak [verzoeker 2] , no. 200103055/1 (aangehecht), waarvan de overwegingen als hier herhaald en ingelast moeten worden beschouwd, met dien verstande dat, waar gesproken wordt van [verzoeker 2] , [verzoeker 1] dient te worden gelezen.

2.3. Om dezelfde redenen als zijn genoemd in die uitspraak moet worden geoordeeld dat de vernietiging van de beslissingen op bezwaar niet kan worden gedragen door de daaraan ten grondslag gelegde motivering. Het hoger beroep is in zoverre gegrond. De aangevallen uitspraak komt voor vernietiging in aanmerking.

Nu ook in deze zaak de rechtbank overigens aan een oordeel over de intrekkingsbesluiten, zoals in bezwaar gehandhaafd, en een aantal daartegen door [verzoeker] in beroep aangevoerde gronden niet is toegekomen, zal de Afdeling ook deze zaak ter verdere behandeling terugwijzen naar de rechtbank.

2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. vernietigt de uitspraak van de arrondissementsrechtbank te Alkmaar van 8 oktober 2001, AWB 01/902 BESLU;

II. wijst de zaak naar de rechtbank terug.

Aldus vastgesteld door mr. P. van Dijk, Voorzitter, en mr. H.G. Lubberdink en mr. T.M.A. Claessens, Leden, in tegenwoordigheid van mr. W.M. Haverkamp, ambtenaar van Staat.

w.g. Van Dijk w.g. Haverkamp

Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 8 mei 2002

306.