Uitspraak 200104153/1


Volledige tekst

200104153/1.
Datum uitspraak: 1 mei 2002

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging "Vereniging Milieudefensie", gevestigd te Amsterdam,
en anderen,
appellanten,

en

burgemeester en wethouders van Hardenberg,
verweerders.

1. Procesverloop

Bij besluit van 4 juli 2001, kenmerk 00-27, hebben verweerders krachtens de Wet milieubeheer aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het oprichten en in werking hebben van een melkrundveehouderij op het perceel [locatie] te [plaats]. Dit aangehechte besluit is op 11 juli 2001 ter inzage gelegd.

Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 8 augustus 2001, bij de Raad van State ingekomen op 21 augustus 2001, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 19 september 2001. Deze brieven zijn aangehecht.

Bij brief van 17 oktober 2001 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.

De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 11 januari 2002. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 4 april 2002, waar appellanten, vertegenwoordigd door ing. M.H. Middelkamp, gemachtigde, en verweerders, vertegenwoordigd door L. Brondijk en P. Hermans, ambtenaren van de gemeente, zijn verschenen.
Voorts is als partij gehoord vergunninghouder, in persoon en bijgestaan door mr. J. van Groningen, advocaat te Middelharnis.

2. Overwegingen

2.1. Bij het bestreden besluit hebben verweerders een oprichtingsvergunning verleend voor het houden van 117 melk- en kalfkoeien ouder dan 2 jaar, 92 stuks vrouwelijk jongvee tot 2 jaar en 9 paarden ouder dan 3 jaar.

2.2. Appellanten betogen dat vergunningverlening in strijd is met de Interimwet ammoniak en veehouderij (hierna te noemen: de Interimwet), omdat onvoldoende rechten zijn aangekocht in het kader van de saldering ten behoeve van de inrichting.

2.2.1. Ingevolge artikel 4 van de Interimwet, zoals die wet gold ten tijde van het nemen van het bestreden besluit, geldt voor een veehouderij als waarde voor de ammoniakdepositie ten hoogste 15 mol, behoudens in gevallen, als aangegeven in de artikelen 5 tot en met 8.

Krachtens artikel 8, eerste lid, van de Interimwet kan de raad van een gemeente dan wel kunnen de raden van twee of meer gemeenten een plan vaststellen ter beperking van de ammoniakdepositie op voor verzuring gevoelige gebieden en van de ammoniakemissies, die door veehouderijen in zijn onderscheidenlijk hun gemeenten worden veroorzaakt.

Ingevolge het vierde lid van dit artikel kan in het plan worden bepaald dat voor veehouderijen een daarbij aangegeven hogere waarde geldt dan ingevolge de artikelen 4 tot en met 6 van de wet is toegestaan, indien in onmiddellijke samenhang daarmee de ammoniakdepositie die wordt veroorzaakt door een andere veehouderij, door intrekking of wijziging van de vergunning voor die veehouderij met het oog op het geheel of gedeeltelijk buiten werking stellen daarvan op verzoek van degene die die veehouderij drijft, zodanig vermindert dat de totale ammoniakdepositie op de in de betrokken gemeenten gelegen voor verzuring gevoelige gebieden afneemt en de totale ammoniakemissie van de veehouderijen in de betrokken gemeenten daalt.

2.2.2. Uit het bestreden besluit blijkt dat het vergunde veebestand een ammoniakemissie van 1.433,4 kg en een ammoniakdepositie van 39,4 mol potentieel zuur per hectare per jaar veroorzaakt en dat door vergunninghouder in verband met de toepassing van artikel 8, vierde lid, van de Interimwet rechten zijn aangekocht ter grootte van 933,5 kg NH3 van [derde] te [plaats].

Verweerders stellen zich op het standpunt dat de aangekochte rechten toereikend zijn om te voldoen aan hetgeen is bepaald in de Interimwet. Aangezien de inrichting is gelegen in een niet-mestoverschotgebied, is de depositie tot 15 mol, hetgeen in dit geval gelijk staat aan 545,5 kg NH3, volgens hen vrij opvulbaar en hoeft hierover geen saldering plaats te vinden. De totale hoeveelheid aan te kopen productierechten bedraagt dan 925,9 kg NH3, zo stellen zij. Aangezien 933,5 kg NH3 is aangekocht, verzet de Interimwet zich niet tegen vergunningverlening, aldus verweerders.

2.2.3. Naar het oordeel van de Afdeling kan artikel 8, vierde lid, van de Interimwet niet zo worden toegepast als is gedaan door verweerders. In dat geval zou vergunningverlening kunnen leiden tot een stijging van de totale ammoniakemissie en een toename van de totale ammoniakdepositie in de betrokken gemeenten, waartegen genoemd artikellid zich verzet. Aangezien in het onderhavige geval vergunningverlening leidt tot een stijging van de ammoniakemissie met 1.433,4 kg – 933,5 kg = 499,9 kg NH3, is het bestreden besluit in strijd met artikel 8, vierde lid, van de Interimwet.

2.3. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Gelet hierop behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.

2.4. Verweerders dienen op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.

3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart het beroep gegrond;

II. vernietigt het besluit van burgemeester en wethouders van Hardenberg van 4 juli 2001, kenmerk 00-27;

III. veroordeelt burgemeester en wethouders van Hardenberg in de door appellanten in verband met de behandeling van het beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 644,00, welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de gemeente Hardenberg te worden betaald aan appellanten;

IV. gelast dat de gemeente Hardenberg aan appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht (€ 204,20) vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. J.G.C. Wiebenga, Leden, in tegenwoordigheid van mr. J.H. van Breda, ambtenaar van Staat.

w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Van Breda
Voorzitter ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 1 mei 2002

310.