Uitspraak 201400410/3/R2


Volledige tekst

201400410/3/R2
Datum uitspraak: 22 juli 2015

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

de vereniging Vereniging Handel & Nijverheid Winschoten, gevestigd te Winschoten, gemeente Oldambt (hierna: de vereniging),
appellante,

en

de raad van de gemeente Oldambt,
verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2013 heeft de raad het bestemmingsplan "De Wereldbazar" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft de vereniging beroep ingesteld.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

Bij uitspraak van 7 februari 2014 heeft de Afdeling het beroep van de vereniging niet-ontvankelijk verklaard.

De Afdeling heeft op de zitting van 15 oktober 2014 het beroep van de vereniging tegen het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Winschoten" behandeld. Tevens is op deze zitting het beroep van de stichting Stichting Outlet en Funshopping Carillonvereniging tegen het bestemmingsplan "De Wereldbazar" behandeld. Bij de behandeling van deze zaken is de uitspraak van 7 februari 2014 aan de orde gekomen, waarbij de Afdeling kenbaar heeft gemaakt dat zij zal bezien of deze uitspraak vervallen moet worden verklaard.

De Afdeling heeft beide zaken op een tweede zitting behandeld op 20 maart 2015.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) heeft het beroep van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.

Ingevolge het derde lid doet het bestuursorgaan onverwijld mededeling van het nieuwe besluit aan het orgaan waarbij het beroep aanhangig is.

2. Bij de in het procesverloop vermelde uitspraak heeft de Afdeling het beroep van de vereniging niet-ontvankelijk verklaard, omdat de vereniging niet binnen de gestelde termijn een zienswijze tegen het ontwerpplan naar voren heeft gebracht bij de raad en niet is gebleken dat haar niet kan worden verweten dat zij niet tijdig een zienswijze naar voren heeft gebracht.

3. De Afdeling is gebleken dat de raad voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan "De Wereldbazar" op 27 november 2013 bij zijn besluit van 26 juni 2013 het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Winschoten" heeft vastgesteld waartegen de vereniging beroep bij de Afdeling heeft ingesteld. Bij uitspraak van heden, in zaken nrs. 201309161/2/R3 en 201400410/1/R2, heeft de Afdeling geoordeeld dat het besluit van de raad van 27 november 2013 moet worden aangemerkt als een besluit tot gedeeltelijke vervanging van het besluit van de raad van 26 juni 2013 waarop artikel 6:19 van de Awb van toepassing is.

De raad heeft de Afdeling in strijd met artikel 6:19, derde lid, van de Awb geen mededeling gedaan van de vaststelling van het besluit van 27 november 2013. Bij binnenkomst van het beroep van de vereniging tegen het bestemmingsplan "De Wereldbazar" is niet onderkend dat dit besluit een besluit in de zin van artikel 6:19 van de Awb is. Het beroep van de vereniging is gelet daarop in eerste instantie aangemerkt als een zelfstandig beroep tegen dat besluit.

De Afdeling heeft in bedoelde uitspraak van heden vastgesteld dat met het besluit van 27 november 2013 niet is tegemoet gekomen aan het beroep van de vereniging tegen het besluit van 26 juni 2013, zodat het beroep van de vereniging van rechtswege mede is gericht tegen het besluit van 27 november 2013. Gelet op het vorenstaande zal de brief van 11 januari 2014 van de vereniging daarom niet worden aangemerkt als een zelfstandig beroep tegen het besluit van 27 november 2013, maar als een aanvulling van de gronden van het beroep van rechtswege tegen dat besluit.

4. Nu ten behoeve van de vereniging een beroep van rechtswege is ontstaan, is niet vereist dat zij een zienswijze tegen het ontwerp van het bestemmingsplan "De Wereldbazar" heeft ingediend, maar is van belang of zij (tijdig) een zienswijze heeft ingediend tegen het ontwerp van het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Winschoten". Niet in geschil is dat de vereniging een dergelijke zienswijze tijdig naar voren heeft gebracht bij de raad.

Het beroep van de vereniging tegen het besluit van 27 november 2013 is gelet op het voorgaande ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. De Afdeling ziet hierin aanleiding om de uitspraak van 7 februari 2014 ambtshalve vervallen te verklaren en opnieuw uitspraak te doen op het van rechtswege ontstane beroep. Bij bedoelde uitspraak van heden heeft de Afdeling hierop beslist.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 7 februari 2014 in zaak nr. 201400410/3/R2 vervallen.

Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, voorzitter, en mr. J. Kramer en mr. J.W. van de Gronden, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.F.N. Pikart-Van den Berg, griffier.

w.g. Scholten-Hinloopen w.g. Pikart-van den Berg
voorzitter griffier

Uitgesproken in het openbaar op 22 juli 2015

45-758.